• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/15

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

15 Cards in this Set

  • Front
  • Back
De laatste decennia zijn diverse psychosociale modellen over werkstress ontwikkeld. Een bekend model is het Person-Environment Fit Model (French, Rogers & Cobb, 1981).
Beschrijf hoe volgens het Person-Environment Fit Model werkstress gedefinieerd wordt en geef een voorbeeld van een ‘positieve misfit’ en van een ‘negatieve misfit’. (max. aantal te behalen punten: 6)
Volgens het Person-Environment Fit Model wordt werkstress gedefineerd als een ‘misfit’ tussen de persoonlijke behoeften en de hulpbronnen in de (werk)omgeving, danwel een ‘misfit’ tussen de persoonlijke mogelijkheden en de eisen vanuit de (werk)omgeving.
Positieve misfit = Een medewerker heeft meer persoonlijke mogelijkheden dan de omgeving vereist.
Negatieve misfit = Bijvoorbeeld de persoon heeft minder mogelijkheden dan de omgeving vereist.
Schaufeli & Bakker, blz. 27-28.
De laatste decennia zijn diverse psychosociale modellen over werkstress ontwikkeld. Een bekend model is het Demand-Control Model (Karasek & Theorell, 1990).
Noem en beschrijf de twee dimensies van dit model. (max. aantal te behalen punten: 6)
De twee dimensies zijn: psychologische taakeisen en regelmogelijkheden.
Psychologische taakeisen = Psychologische stressoren aanwezig in de werkomgeving (bijvoorbeeld grote tijdsdruk, hoog werktempo, moeilijk en geestelijk inspannend werk). Het gaat hierbij dus niet alleen om de hoeveelheid werk, maar ook om de complexiteit ervan.
Regelmogelijkheden = De controle die een werknemer heeft over zijn taken en zijn gedrag: hoe hij of zij het werk uitvoert, in welk tempo en in welke volgorde. Deze controle kan tevens beschouwd worden als het zelfregulerende vermogen van een werknemer om de aanwezige stressoren te beïnvloeden, zodat zij binnen aanvaardbare grenzen blijven. Schaufeli & Bakker, blz. 29-30.
Mentale inspanning is een gecompliceerd verschijnsel, waarop verschillende aspecten van de taak en de omstandigheden waaronder die moet worden uitgevoerd van invloed zijn. In een experiment door Zijlstra & Meijman (1989) is de invloed onderzocht van een aantal factoren op de inspanning die de uitvoering van de taak vraagt. De onderzochte factoren waren de taaklast, de vermoeidheidstoestand van de taakuitvoerder en de regelmogelijkheden in de taaksituatie. Geef aan wat het resultaat van dit experiment was ten aanzien van de factor ‘regelmogelijkheden’. (max. aantal te behalen punten: 6)
Als de taakuitvoerder regelmogelijkheden heeft (oftewel het eigen tempo kan bepalen) blijkt de mentale inspanning constanter en draaglijker. Dit is dus een buitengewoon belangrijk principe in de preventie van overbelasting. Schaufeli & Bakker, blz. 53-56.
Stress brengt een aantal fysiologische reacties met zich mee. Het gebruik van fysiologische maten om vast te stellen of er sprake is van stress op individueel niveau is lastig. Geef aan waarom het gebruik van fysiologische maten ten behoeve van individuele diagnostiek slechts een beperkte waarde heeft en geef aan bij wat voor soort onderzoeken dergelijke fysiologische metingen een stuk waardevoller zijn.
(max. aantal te behalen punten: 6)
Bij individuen blijkt er slechts een geringe mate van overeenstemming tussen ervaren werkstress en fysiologische maten. Op grond van bijvoorbeeld bloeddruk is het moeilijk betrouwbaar vast te stellen of het iemand is die wel of geen werkstress ervaart. Het feit dat fysiologische maten bij een willekeurig individu zo weinig diagnostische waarde hebben voor het vaststellen van werkstress, is bijvoorbeeld dat deze fysiologische maten door veel andere factoren worden bepaald dan door ervaren werkstress (bijvoorbeeld erfelijkheid).
Fysiologische maten zijn een stuk waardevoller wanneer er naar veranderingen (bij een individu of een bepaalde groep) wordt gekeken.
Schaufeli & Bakker, blz. 73-75.
Werk speelt een centrale rol in het leven van veel mensen. Bij onderzoek naar arbeidssatisfactie en werk-thuis interferentie wordt ook de term spill-over gebruikt. Beschrijf de betekenis van de term spill-over. (max. aantal te behalen punten: 6)
Spill-over houdt in dat de statisfactie die in het ene domein ervaren wordt, ook voor satisfactie in andere levensdomeinen zorgt. Meer in het algemeen kan spill-over gedefinieerd worden als het proces waarbij de effecten van werk naar privé in elkaar overlopen. Werknemers nemen emoties, attitudes, vaardigheden en gedragingen die ze op het werk hebben ontwikkeld mee naar huis en vice versa.
Schaufeli & Bakker, blz. 301-302.
Mark werkt nu een jaar binnen een bepaalde organisatie en heeft het over het algemeen erg goed naar zijn zijn. Hij legde al meteen in het begin makkelijk contact met de collega’s, vertelt anderen zonder problemen wat hem persoonlijk bezighoudt, hij is attent en heel precies in alles wat hij doet. Hij staat open voor nieuwe dingen en is geïnteresseerd in mogelijke nieuwe werkwijzen. Mark raakt niet snel in de war van veranderingen.
Noem de vijf persoonlijkheidsfactoren van de Big Five en geef per factor een beschrijving van Mark.
(max. aantal te behalen punten: 10)
Big Five:
1) Extraversie – Mark is zeer extravert: legt makkelijk contact met anderen en vertelt wat hem bezighoudt.
2) Vriendelijkheid – Mark is zeer vriendelijk: attent!
3) Consciëntieusheid – Mark is consciëntieus, want hij is heel precies in wat hij doet.
4) Emotionele stabiliteit – Mark is emotioneel stabiel, want hij raakt niet snel in de war van veranderingen.
5) Intellect/autonomie – Mark staat open voor nieuwe dingen en werkwijzen en is nieuwsgierig, dus hij geeft blijk van intellect/autonomie.
Schaufeli & Bakker, blz. 324.
Als Mark bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden merkt dat er zaken misgelopen zijn, gaat hij nauwgezet na wat hijzelf een volgende keer anders kan doen. Mark verwacht dat zijn analyse en inzet problemen in de toekomst kunnen voorkomen. Hoe noemen we een dergelijke attibutiestijl? (max. aantal te behalen punten: 5)
Interne beheersingsoriëntatie (of interne locus of control). Schaufeli & Bakker, blz. 321.
Brunout wordt doorgaans gemeten door middelen van de Maslach Burnout Inventory (MBI). De omschrijving van burnout is hieruit voortgekomen en is een driedimensionaal construct. Noem deze drie dimensies en licht ze alledrie kort toe. (max. aantal te behalen punten: 9)
Burnout:
1. Emotionele uitputting: het gevoel helemaal ‘op’ te zijn.
2. Depersonalisatie: een cynische, onverschillige en afstandelijke houding ten opzichte van de mensen waarmee men werkt (deze worden niet als persoon maar als object gezien).
3. Verminderde persoonlijke bekwaamheid: twijfel aan de eigen competentie in het werken met andere mensen.
Schaufeli & Bakker, blz. 342.
Er zijn ook mensen die ondanks een hoge werkdruk, lange werkdagen en het spenderen van buitengewoon veel inspanning niet opbranden. Bevlogen medewerkers zijn proactief en worden gekenmerkt door het nemen van initiatief wanneer ze vast dreigen te lopen op hun werk. Beschrijf waarin bevlogenheid en werkverslaving van elkaar verschillen. (max. aantal te behalen punten: 6)
Hoewel bevlogen werknemers net als werkverslaafden hard werken, verschilt hun onderliggende motivatie. Bevolgen medewerkers werken vooral zo hard en toegewijd omdat ze er veel plezier aan beleven, maar hebben ook een leven naast hun werk waarvan ze kunnen genieten. Werkverslaafden daarentegen werken hard en verbeten omdat ze niet anders kunnen; ze worden gedreven door een onweerstaanbare innerlijke drang om te werken en wanneer ze dat niet doen, voelen ze zich schuldig.
Schaufeli & Bakker, blz. 355.
Ziekteverzuim wordt doorgaans uitgedrukt in drie centrale verzuimgrootheden. Noem deze drie grootheden. (max. aantal te behalen punten: 6)
De drie grootheden zijn:
1. Ziekteverzuimpercentage;
2. Meldingsfrequentie;
3. Gemiddelde verzuimduur.
Schaufeli & Bakker, blz. 394-395.
Bij onderzoek naar het verband tussen werktijden en ziekteverzuim wordt vertroebeld door het ‘healthy worker’-effect. Geef aan wat het ‘healthy worker’-effect inhoudt. (max. aantal te behalen punten: 8)
Er wordt nogal eens een negatief verband gevonden tussen overwerk, onregelmatig werk en ploegendienst enerzijds en verzuim anderzijds. Oftewel anders geformuleerd: hoe meer overwerk, onregelmatig werk en ploegendienst hoe minder verzuim! Dit duidt er echter niet op dat deze werktijdregelingen een gunstig gezonheidseffect hebben, maar dat deze belastende regelingen vermoedelijk vooral zijn weggelegd voor de meest gezonde medewerkers.
Schaufeli & Bakker, blz. 403.
Het werken in het onderwijs blijkt belastend te zijn. Noem twee factoren die de werkdruk in het onderwijs zo hoog maken. (maximaal aantal te behalen punten: 6)
Hier zijn diverse antwoorden goed te rekenen, ook uiteraard als ze correct zijn en niet direct letterlijk in het boek terug te vinden zijn. In Schaufeli & Bakker worden blz. 413 in ieder geval genoemd:
• Vele beleidswijzigingen die elkaar is snel tempo opvolgen;
• Devaluering van het werken binnen het onderwijs.
Bij de manier waarop het combineren van werk en zorgtaken thuis wordt ervaren, spelen diverse factoren een rol. Ook de persoon zelf is in het geding bij de vraag of het combineren van werk en zorg een goede gezondheid en welbevinden oplevert of juist niet. Noem een dergelijke factor en licht deze toe.
(maximaal aantal te behalen punten: 8)
Belangrijk bij het noemen van een dergelijke factor is allereerst dat het inderdaad een factor is ‘binnen de persoon’ zelf. Denk dus aan attitudes en persoonlijke vaardigheden.
In Schaufeli & Bakker worden blz. 420 in ieder geval genoemd:
• Attitudes tegenover werk en tegenover zorg;
• Moeder- of vaderschapsopvattingen;
• Mate van persoonlijke flexibilteit om verschillende taken en sferen te kunnen afwisselen;
• Vaardigheid in het omgaan met problemen die het combineren nu eenmaal met zich mee kan brengen.
Eén van de bedreigingen van het functioneren en welbevinden van oudere medewerkers is de stereotypering van oudere medewerkers. Licht toe wat er met ‘stereoypering van oudere medewerkers’ wordt bedoeld. (maximaal aantal te behalen punten: 8)
Ouder worden is in de westerse wereld omgeven met stereotypen en vooroordelen. Ondanks de grote individuele verschillen tussen oudere medewerkers leidt dit ertoe dat oudere medewerkers worden gezien als een min of meer uniforme groep, gekenmerkt door geringe flexibiliteit en productiviteit, alsook door conservatisme, bitterheid, afhankelijkheid en passiviteit. Een en andere beschadigt oudere medewerkers.
Schaufeli & Bakker, blz. 429.
Noem twee factoren met betrekking tot groepsdynamiek die bij het effectief leiding geven aan multiculturele groepen extra aandacht vragen (maximaal aantal te behalen punten: 4)
In multiculturele groepen kan de groepsdynamiek ingewikkelder en anders zijn dan in monoculturele groepen. Factoren die hierbij extra aandacht vragen zijn bijvoorbeeld: uitsluiting, stereotypering, discriminatie, macht. Schaufeli & Bakker, blz. 446.