• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/16

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

16 Cards in this Set

  • Front
  • Back

8.1 Inleiding



Terwijl de sensorische systemen instaan voor een interne perceptuele voorstelling van de buitenwereld, staat het motorisch systeem in voor de bewegingscontrole waarbij deze interne voorstelling al een soort ruimtelijke kaart functioneert waarin de bewegingen plaatsgrijpen.



Op deze manier stelt het motorisch systeem ons in staat om

ons evenwicht te houden, een bepaalde lichaamshouding aan te nemen, om hoofd, ogen, romp en ledematen te bewegen, en om te commu niceren via spraak en gebaren.



Terwijl de sensorische systemen fysieke energie omzetten in neuronale impulsen, zet het motorisch systeem neuronale impulsen om in fysieke energie, namelijk de samentrekkingskracht van de spieren zodat bewegingen mogelijk worden.

Terwijl de sensorische systemen fysieke energie omzetten in neuronale impulsen, zet het motorisch systeem neuronale impulsen om in

fysieke energie, namelijk de samentrekkingskracht van de spieren zodat bewegingen mogelijk worden.

Bewegingen kunnen worden onderverdeeld in drie brede overlappende categorieën (Ghez


& Gordon, 1995 ; Bradshaw & Mattingley, 1995) die van elkaar verschillen in complexi­teit en mate van willekeurige controle :



r


a


w





• Reflexen (bv. knie-peesreflex, terugtrekken van de hand van een heet oppervlak, slikken)
• Automatismen (bv. lopen, kauwen)
• Willekeurige bewegingen (bv. tanden poet en, autorijden, typen)

• Reflexen (bv. knie-peesreflex, terugtrekken van de hand van een heet oppervlak, slikken) :




dit zijn de meest eenvoudige bewegingen die het minst door de wil beïnvloed worden.



Reflexen zijn snelle, onvrijwillige, onwilJekeurige, stereotiepe bewegingen en worden min of meer bepaald door de uitlokkende stimulus. Veel zogenaamde 'primitieve' (infantiele, subcorticale) reflexen (bv. Babinski-reflex) verdwijnen door een groeiende corticale inhiberende controle en kunnen opnieuw verschijnen na bepaalde hersenletsels (bv. na een herseninfarct).



• Automatismen (bv. lopen, kauwen) :

deze grotendeel ritmische bewegingen geven eens ze gestart zijn, aanleiding tot stereotiepe, repetitieve automatische bewegingsse­quensen en vormen in feite een combinatie van zowel gewilde als reflexbewegingen.



Typerend is dat enkel het starten en het stoppen van de bewegingsreeks willekeurig gebeuren. Eens gestart kan de sequens van stereotiepe, repetitieve bewegingen auto­matisch blijven doorgaan op een reflexachtige manier.

• Willekeurige bewegingen (bv. tanden poet en, autorijden, typen) :

dergelijke bewegin­gen worden gekenmerkt door het feit dat ze doelgericht zijn en grotendeels berusten op leerprocessen.



Willekeurige bewegi ngen kunnen intentioneel, gepland of zelf­ geïnduceerd zijn (bv. reiken naar een object), of een antwoord op een extern signaal zijn (bv. zich omdraaien naar een stem).



Hoe meer deze aangeleerde bewegingen geoefend worden, hoe minder bewuste controle ze vragen (bv. eens men heeft leren autorijden, hoeft men niet meer na te denken bij het schakelen of remmen), zodat ze kunnen overgaan in snelle vloeiende onbewuste automatismen.

Bradshaw en Mattingly (1995) onderscheiden nog een vierde categorie:

de semi- wille­ keurige bewegingen die zich tussen de automatismen en de willekeurige bewegingen situeren.



Voorbeelden van dergelijke bewegingen zijn onder meer de neiging om te geeuwen of zich uit te strekken, tics, dwangmatig aanraken. Deze beantwoorden aan een zogenaamde 'onweerstaan bare' interne sensatie of dwang.

Elke beweging is het resultaat van een samentrekken en ontspannen van spieren. De meeste bewegingen gebeuren ter hoogte van de gewrichten en aangezien contractie de enige mogelijke actieve respons is van een spier, zijn er steeds twee tegengestelde spiergroepen nodig, één aan elke kant van het gewricht.



De agonisten zijn …...



De antagonisten bewegen ……..



De agonisten zijn de zogenaamde 'prime movers' die het lidmaat in een bepaalde richting doen bewegen.



De antagonisten bewegen het lidmaat in de tegenovergestelde richting en breken de door de agonisten geproduceerde beweging .


Een dergelijke agonist-antagonisttegenstelling ziet men bij­ voorbeeld in het biceps- en tricepssysteem van de bovenarm waardoor buigen (flexie) en strekken (extensie) van de arm mogelijk worden.



Normaal gezien wordt een beweging gekenmerkt door een trifasisch patroon van

1 -een initiële agonistwerking , gevolgd door


2 -antagonist- en ten slotte weer


3 -agonistactiviteit (Bradshaw & Mattingley, 1995 ; Ghez & Gordon, 1995a).-

Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen fasische en tonische spiercontrole.




-Bij fasische controle worden ….



-Bij tonische controle wordt een zekere …..

-Bij fasische controle worden spieren tijdelijk geactiveerd, bijvoorbeeld bij het reiken naar een voorwerp, het induwen van een knop, het weggooien van een bal.



-Bij tonische controle wordt een zekere spiercontractie gedurende langere tijd aangehouden om het gewricht te stabiliseren, bijvoorbeeld bij het aanhouden van een bepaalde lichaamshou­ ding of bet vasthouden van een pen bij bet schrijven (Ghez & Gordon , 1995a).

-Bij fasische controle worden spieren tijdelijk

geactiveerd, bijvoorbeeld bij het reiken naar een voorwerp, het induwen van een knop, het weggooien van een bal.



-Bij tonische controle wordt een zekere spiercontractie gedurende langere tijd

aangehouden om het gewricht te stabiliseren, bijvoorbeeld bij het aanhouden van een bepaalde lichaamshou­ ding of bet vasthouden van een pen bij het schrijven (Ghez & Gordon , 1995a).

Afgezien van de controle over de contractie van individuele spieren, heeft het motorisch systeem nog drie andere taken.



-Ten eerste zijn meestal meerdere gewrichten betrokken bij het realiseren van zelfs de meest eenvoudige beweging (bv. bij het reiken en grijpen is zowel de schouder, de elleboog, de pols als de vingers betrokken). Het motorisch systeem moet dus instaan voor een getimede en accurate activatie van meerdere spier­ groepen tegelijk (bewegingsynergieën).



-Ten tweede moet het motorisch systeem altijd rekening houden met de verdeling van het lichaamsgewicht en de lichaamshouding aanpassen tijdens bepaalde bewegingen. Wanneer we bijvoorbeeld rechtop staan, moeten de beenspieren samentrekken wanneer we onze arm opheffen , anders zou ons zwaarte­ punt veranderen met evenwichtsverlies tot gevolg.



-Ten slotte moet het motorisch systeem ook rekening houden met de mechanische verhoudingen tussen spieren, beenderen en gewrichten. Bij elke beweging moet het motorisch systeem zijn impulsen aanpassen ter compensatie voor de inertie van de ledematen en de mechaniek van de spieren, beenderen en gewrichten (Ghez & Gordon, 1995a).

-Ten eerste zijn meestal meerdere gewrichten betrokken bij het realiseren van zelfs de meest eenvoudige beweging (bv. bij het reiken en grijpen is zowel de schouder, de elleboog, de pols als de vingers betrokken). Het motorisch systeem moet dus instaan voor

een getimede en accurate activatie van meerdere spier­ groepen tegelijk (bewegingsynergieën).



-Ten tweede moet het motorisch systeem altijd rekening houden met de verdeling van het lichaamsgewicht en de lichaamshouding aanpassen tijdens bepaalde bewegingen. Wanneer we bijvoorbeeld rechtop staan, moeten de beenspieren samentrekken wanneer we onze arm opheffen , anders zou

ons zwaarte­ punt veranderen met evenwichtsverlies tot gevolg.



-Ten slotte moet het motorisch systeem ook rekening houden met de mechanische verhoudingen tussen spieren, beenderen en gewrichten.



Bij elke beweging moet het motorisch systeem zijn impulsen

aanpassen ter compensatie voor de inertie van de ledematen en de mechaniek van de spieren, beenderen en gewrichten (Ghez & Gordon, 1995a).