Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
73 Cards in this Set
- Front
- Back
H12 Actie enmotoriek
Zonder bewegingis er geen gedrag waarneembaar. Kennis van motorieken de daarbij voorkomende stoornissen is belangrijk voor de juisteinterpretatie van gedrag en resultaten. Daarnaast is het maken van bewegingenook een |
cognitief proces, denk hierbij aan het plannen van bewegingen of het inbeelden van bewegingen die niet werkelijk worden uitgevoerd (motor imagery).
|
|
12.2Organisatie van het motorischsysteem
Het motorisch systeem heeft een hiërarchischeindeling: F N |
Functionele indeling:
Reflexen (laagste niveau) à geautomatiseerde bewegingen (houding & basale aspecten van lopen) à willekeurige bewegingen (hoogste niveau). Neuroanatomische indeling: Activatie van spieren door neuronen in ruggenmerg (laagste niveau) à deze neuronen worden beïnvloed door hersenstamkernen àdeze worden beïnvloed door motorische gebieden in de cerebrale cortex (Ruggenmerg à hersenstam à motorische cortex à cerebellum à basale ganglia). Veel processen lopen ook parallel aan elkaar (meerdere hersenstamneuronen die ruggenmergneuronen beïnvloeden). |
|
Functionele indeling:
|
Reflexen (laagste niveau) à geautomatiseerde bewegingen (houding & basale aspecten van lopen) à willekeurige bewegingen (hoogste niveau).
|
|
Neuroanatomische indeling:
|
Activatie van spieren door neuronen in ruggenmerg (laagste niveau) à deze neuronen worden beïnvloed door hersenstamkernen
- deze worden beïnvloed door motorische gebieden in de cerebrale cortex (Ruggenmerg - hersenstam à motorische cortex à cerebellum à basale ganglia). Veel processen lopen ook parallel aan elkaar (meerdere hersenstamneuronen die ruggenmergneuronen beïnvloeden). |
|
Spieren:
|
Bewegingen ontstaan door activatie van spieren. Geactiveerde spieren trekken samen (contractie), hierdoor rekt een andere spier passief uit.
Dit komt door de agonist – antagonist samenwerking van spieren. |
|
Ruggenmerg:
|
Motorneuronen (in ventrale deel ruggenmerg) geven signalen door aan spieren. Deze neuronen worden beïnvloed door verschillende zaken:
* Via spierspoeltjes wordt sensorische informatie over de contractietoestand van de spier naar de motorneuron gestuurd. Ook onderdeel van reflexbeweging. * Motorneuronen ontvangen informatie van andere motorneuronen in ruggenmerg * Motorneuronen ontvangen ook informatie van zenuwkernen in hersenstam & cerebrale cortex |
|
Hersenstam:
|
Projecties via de reticulospinale, tectospinale en vestibulospinale banen. Projecties zijn indirect en lopen via inter-neuronen.
|
|
Corticaleprojecties:
|
De corticale zenuwbanen sturen de spieren aan en projecteren direct naar het ruggenmerg en hersenstamkernen.
De meeste corticale projecties zijn afkomstig uit de primaire schors (belangrijk bij projecties) waar een representatie van het lichaam is vastgelegd (homunculus). Lippen, handen en vingers beslaan een groot gebied. 2 soorten Corticale projecties: * Zenuwbanen die net als projecties vanuit hersenstam op interneuronen in ruggenmerg eindigen * Projecties vanuit de motorcortex die direct eindigen op motorneuronen. Hierdoor kunnen vingers onafhankelijk van elkaar bewegen. |
|
De meeste corticale projecties zijn afkomstig uit
|
de primaire schors (belangrijk bij projecties) waar een representatie van het lichaam is vastgelegd (homunculus). Lippen, handen en vingers beslaan een groot gebied.
|
|
2 soorten Corticale projecties:
|
* Zenuwbanen die net als projecties vanuit hersenstam op interneuronen in ruggenmerg eindigen
* Projecties vanuit de motorcortex die direct eindigen op motorneuronen. Hierdoor kunnen vingers onafhankelijk van elkaar bewegen. |
|
Representatie van bewegingen
Bewegingen moeten in het centraalzenuwstelsel zijnvastgelegd zodat ze meerderekeren kunnen worden gemaakt. Daarnaast hebben wesensorische informatie nodig zodat we |
feedback krijgen over de beweging die we maken en informatie over externe voorwerpen waarop de beweging gericht is.
Propriocepsis zorgt voor verkrijgen van informatie door receptoren in ons lichaam. Noodzakelijk! |
|
Propriocepsis zorgt voor
|
het verkrijgen van informatie door receptoren in ons lichaam. Noodzakelijk!
|
|
Spiegelneuronen:
|
Cellen die reageren bij doelgerichte bewegingen, niet alleen bij jezelf maar ook als je de beweging ziet bij een ander. Wordt gezien als een vocabulaire van bewegingsrepresentaties.
|
|
Forward models:
|
Een voorspelling van consequenties van een actie op basis van een intern model (motorisch systeem).
Voorspellen wat de volgende stap is in een beweging (motorisch) en waar op moet letten (sensorisch) bijv. rustig bewegen met een kop koffie, anders komt het over je hand. |
|
Efference copy:
|
Kopie van het motorprogramma.
|
|
Motorische planning:
|
Voorbereiden op een motorische actie met inachtneming van de uitkomst van die actie. Startpunt ligt bij de beweging zelf.
|
|
End-state comfort:
|
Eerst het einde van een beweging plannen, daarna pas het pad ernaartoe. Startpunt van de beweging ligt dan bij het eind.
|
|
Fitt’s law:
|
Bewegingen nemen meer tijd in beslag als het doel kleiner is, kleinere cirkel aanwijzen duurt langer dan een grote. Heeft met herkenning en inbeelding te maken.
|
|
Representatie van (bewegings)doelen
E I |
Externe representatie
Interne representatie |
|
Externe representatie
Interne representatie |
Externe representatie:
Effectief met de omgeving omgaan door bewegingen. Daarvoor moet sensorische informatie worden gekoppeld aan het motorisch systeem. Visueel systeem is hierbij belangrijk. De ‘waar’ route is belangrijk bij visueel gestuurde bewegingen. Visuele informatie wordt echter eerst retinotopisch gerepresenteerd, daarna moet er nog een representatie van de beweging worden gemaakt. Interne representatie: De ‘wat’ route is hierbij belangrijk, deze controleert bewegingen wanneer informatie over het doel onthouden moet worden en niet zichtbaar is. Daarnaast zorgt deze route voor semantische informatie over doelvoorwerp. |
|
StoornissenCerebrale parese(CP):
|
Overkoepelend begrip waarmee chronische, niet-progressieve stoornissen in de motoriek en spiercoördinatie worden aangeduid die lijden tot beperkingen in het dagelijks functioneren.
Deze stoornis is het gevolg van schade aan motorische gebieden tussen de foetale fase en het eerste levensjaar. |
|
Stoornissen Cerebrale parese (CP):
S D A |
* Spastische CP
* Diskinetische CP * Atactische CP |
|
Stoornissen Cerebrale parese (CP): * Diskinetische CP * Atactische CP |
* Spastische CP:
Unilateraal (eenzijdige aandoening; hemiparese) en bilateraal (tweezijdige aandoening; armen en benen aangedaan). Bilaterale diplegie zijn benen aangedaan, tetraparese zijn armen en benen aangedaan. * Diskinetische CP: Constant bewegen door continue veranderingen in spierspanning * Atactische CP: Onregelmatige bewegingen |
|
Developmental Coordination Disorder (DCD):
|
Motorische onhandigheid zonder dat er een aantoonbare neurologische afwijking voor is (zoals bij CP).
|
|
Apraxie:
|
Onvermogen om doelgericht gedrag uit te voeren in afwezigheid van parese of paralyse. Moeite met uitvoeren van bewegingen op commando, imiteren bewegingen, gebruik van voorwerpen en plannen en uitvoeren verschillende handelingen achter elkaar. Vaak bij linkerhersenbeschadiging.
Twee vormen ontworpen door Hugo Liepmann (1863 – 1925): * Ideomotorische apraxie: Representatie beweging is intact, maar kan de premotor en primaire motorgebieden niet meer bereiken. Niet imiteren. Ze kunnen een concept vormen en gereedschap herkennen maar niet op de juiste manier gebruiken. * Ideationele apraxie: Stoornis in conceptuele representatie van beweging. Uitvoeren van betekenisvolle bewegingen en gebruik van gereedschap is lastig. |
|
Apraxie:
Twee vormen: I I |
* Ideomotorische apraxie: Representatie beweging is intact, maar kan de premotor en primaire motorgebieden niet meer bereiken. Niet imiteren. Ze kunnen een concept vormen en gereedschap herkennen maar niet op de juiste manier gebruiken.
* Ideationele apraxie: Stoornis in conceptuele representatie van beweging. Uitvoeren van betekenisvolle bewegingen en gebruik van gereedschap is lastig. |
|
Type Apraxie,op basis van.. Beschrijving Type bewegingen
· Ideomotorischeapraxie · Ideationeleapraxie · Conceptueleapraxie · Conductie apraxie · Pantomimeagnosie · Limb-kinetische apraxie · Construciteveapraxie |
Ideomotorische apraxie
Problemen met het maken van bewegingen op basis van verbale instructie of imitatie, meestal gekarakteriseerd door spatiele en temporele fouten in de uitvoering van bewegingen Ideationele apraxie Stoornis in het maken van bewegingssequenties. Conceptuele apraxie Een bewegingsstoornis waarbij het concept van de beweging verloren is. Problemen met het gebruik van gereedschap en het begrijpen van gebaren. Conductie apraxie Problemen met imiteren van bewegingen, terwijl het uitbeelden van de beweging relatief intact is. Pantomimeagnosie Stoornis in visueel onderscheiden en begrijpen van gebaren, waarbij imitatie van gebaren intact is. Herkennen van voorwerpen is niet verstoord. Limb-kinetische apraxie Traagheid en stijfheid van bewegingen met verlies van fijne en precieze bewegingen. Construciteve apraxie Stoornis in het vermogen om verschillende onderdelen te assembleren tot een geheel. |
|
Lichaamsdeel (ledematen, gezicht) Apraxie.
Limbapraxie Buccofaciale apraxie Orofaciale apraxie Optische apraxie Spraakapraxie |
Limbapraxie
Ideomotorischeapraxie van de ledematen. Gestoorde bewegingen van handen en vingers. Buccofacialeapraxie Stoornis in het makenvan mond- en gezichtsbewegingenopcommando of na imitatie. Orofaciale apraxie Stoornis in het makenvan mond- en gezichtbewegingenop basisvan verbale instructie of imitatie. Optische apraxie Problemen met het maken vansnelle oogbewegingen op basis van verbale instructies. Spraakapraxie Selectievestoornis in het vermogenop spraakklanken te produceren |
|
Apraxie op basis van Sensorische modaliteit (visueel, tactiel)
Tactiele apraxie Disconnectieapraxie |
Unimodaleapraxie
Actiesbinnen één modaliteit zijngestoord, bijv. apraxie opbasis van visuelemaar niet auditieve input etc. Tactieleapraxie Problemenmethet maken van handbewegingentijdens tactiele interactie met een voorwerp.Gebaren kunnen wel goedworden uitgevoerd. Disconnectieapraxie Disconnectie tussen een specifieke input en motorrepresentaties. Zowel verbaal (niet op commando bewegen), visueel (gereedschap) of tactiel. |
|
Alienhand syndrome:
|
Het gevoel hebben je eigen hand niet te besturen. Patiënt maakt onvrijwillige schijnbaar autonome bewegingen die tegen de intentie van ingaan (verbaal controleren).
|
|
Anarchic hand syndrome:
|
Wanneer de patiënt zich bewust is van zijn ‘alien hand’.
|
|
Tot besluitMotoriek is complex:
* Representaties vanacties zijn niet alleenvan belang bij bewegen maarook bij socialecognitie, taal en aandacht. * Motorische representatieskunnen geactiveerd worden zonder dat ze uitgevoerdworden, maar door te observeren à Spiegelneuronen. * Motoriek wordt beïnvloed door meerdere representatiesdie flexibel gecombineerd kunnenworden, afhankelijk van de motorischetaak: ~ Dorsodorsale route: Representeert structuur vanvoorwerpen ~ Lichaamsschema: Positievan de lichaamsdelen ~ Ventrodorsale route: Kennis van voorwerpen |
* Representaties van acties zijn niet alleen van belang bij bewegen maar ook bij sociale cognitie, taal en aandacht.
* Motorische representaties kunnen geactiveerd worden zonder dat ze uitgevoerd worden, maar door te observeren à Spiegelneuronen. * Motoriek wordt beïnvloed door meerdere representaties die flexibel gecombineerd kunnen worden, afhankelijk van de motorische taak: ~ Dorsodorsale route: Representeert structuur van voorwerpen ~ Lichaamsschema: Positie van de lichaamsdelen ~ Ventrodorsale route: Kennis van voorwerpen |
|
* Representaties van acties zijn niet alleen van belang bij bewegen maar ook bij
|
sociale cognitie, taal en aandacht.
|
|
* Motorische representaties kunnen geactiveerd worden
|
zonder dat ze uitgevoerd worden, maar door te observeren à Spiegelneuronen.
|
|
* Motoriek wordt beïnvloed door meerdere representaties die flexibel gecombineerd kunnen worden, afhankelijk van de motorische taak:
|
~ Dorsodorsale route: Representeert structuur van voorwerpen
~ Lichaamsschema: Positie van de lichaamsdelen ~ Ventrodorsale route: Kennis van voorwerpen |
|
~ Dorsodorsale route:
|
Representeert structuur van voorwerpen
|
|
~ Lichaamsschema:
|
Positie van de lichaamsdelen
|
|
~ Ventrodorsale route:
|
Kennis van voorwerpen
|
|
Hoofdstuk 12: Actie en motoriek
Motoriekis een functie die vaak niet automatisch door psychologen geassocieerd wordt met neuropsychologie. Toch zijn er goede redenen om aandacht aan het motorisch functioneren te besteden binnen een boek over de klinischeneuropsychologie. Allereerst, zonder beweging is |
geen waarneembaar gedrag mogelijk.
Motoriek is ook intrinsiek voor de neuropsycholoog, aangezien het maken van bewegingen ook een cognitief proces is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het plannen van opeenvolgende bewegingen of het inbeelden van een beweging die niet daadwerkelijk wordt uitgevoerd, motor imagery. |
|
Motoriek is ook intrinsiek voor de neuropsycholoog, aangezien
|
het maken van bewegingen ook een cognitief proces is.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan het plannen van opeenvolgende bewegingen of het inbeelden van een beweging die niet daadwerkelijk wordt uitgevoerd, motor imagery. |
|
Organisatie van het motorisch systeem
Het motorisch systeem wordt zowel functioneel als neuroanatomisch gekenmerkt door |
een hiërarchische organisatie.
Functioneel gezien staan op het laagste niveau de reflexen. Daarboven staan geautomatiseerde bewegingen, zoals de houding en basale aspecten van het lopen. Het hoogste niveau zijn de willekeurige bewegingen. |
|
Neuroanatomisch kunnen ook drie niveaus onderscheiden worden.
|
-Op het laagste niveau vindt er activatie van de spieren plaats door neuronen.
-De activiteit van deze neuronen wordt beïnvloed door hersenstamkernen. -Tot slot worden deze weer beïnvloed door motorische gebieden in de cerebrale cortex. |
|
Spieren
Bewegingen worden uitgevoerd door middel van activatie van de spieren. Wanneer spieren geactiveerd worden, trekken deze samen (contractie). Een spier kan alleen passief uitgerektworden als gevolg van |
het samentrekken van een andere spier, of door passief rekken van buitenaf.
Spieren werken meestal in paren, waarbij samentrekking van de ene spier de andere spier uitrekt. |
|
Ruggenmerg
Spierenontvangen signalen via motorneuronen in het ventrale(aan de buikkant gelegen) deel van het ruggenmerg. De activiteit van deze neuronen kan door neuronen op verschillende niveaus binnen het centraalzenuwstelsel beïnvloed worden. |
Allereerst ontvangen de motorneuronen sensorische informatie over de contractietoestand van bepaalde spieren via spierspoeltjes die zich in diezelfde spieren bevinden.
Ten tweede ontvangen de motorneuronen informatie uit andere motorneuronen in het ruggenmerg, waardoor coördinatie van spieractiviteit deels al op het niveau van het ruggenmerg plaats vindt. Tot slot ontvangen motorneuronen, zoals al eerder vermeld, input van zenuwkernen in de hersenstam en de cerebrale cortex. |
|
Hersenstam
De voornaamste projecties vanuit de hersenstam naar het ruggenmerg zijn |
de reticulospinale,
tectospinale en vestibulospinale banen. |
|
Deze banen ontstaan respectievelijk in de reticulaire formatie, het rectum en de vestibulaire kernen.
Deze banen projecteren bilateraal naar het ruggenmerg en innerveren dus motorneuronen die spieren |
in beide lichaamshelften activeren.
Deze zenuwbanen zijn vooral betrokken bij de houdingsregulatie en activatie van proximale arm- en beenspieren. Projecties zijn meestal niet direct, maar lopen via interneuronen die vervolgens naar de motorneuronen projecteren. |
|
Corticale projecties
Verschillende corticale gebieden zijn betrokken bij de motoriek. Het belangrijkst is |
de primaire motorische schors.
Daarnaast zijn de premotore cortex en de supplementaire motorgebieden in de frontaalkwab van belang, en ten slotte de pariëtale cortex. |
|
Er zijn twee soorten corticospinale projecties.
|
Allereerst zijn er zenuwbanen die net als de projecties vanuit de hersenstam op interneuronen in het ruggenmerg eindigen. Deze zenuwbanen houden zich voornamelijk bezig met de aansturing van spieren van de romp, schouder en bovenarm en de gehele hand.
Daarnaast zijn er, voornamelijk contralaterale, projecties vanuit de motor cortex die direct eindigen op de motorneuronen. Deze corticomotoneuronale zenuwbanen zijn waarschijnlijk verantwoordelijk voor het vermogen van apen en mensen om individuele vingerbewegingen te maken. |
|
Representatie van bewegingen
Tot nu toe is besprokenhoe het neurale apparaatspieren activeert. Echter, deze activatie moet ergens door gestuurd worden. Hierbij zijn twee aspectenvan belang. |
-om bewegingen keer op keer betrouwbaar te kunnen reproduceren, dienen bewegingen in het centraal zenuwstelsel gerepresenteerd zijn.
-Ten tweede wordt sensorische informatie gebruikt tijdens het maken van bewegingen om ons te informeren over de beweging zelf, maar ook over externe voorwerpen waarop de beweging gericht is. |
|
Spiegelneuronen
Hoe bewegingsrepresentaties werken, eruitzien en in de hersenen zijn opgeslagen, vinden we in het onderzoeknaar spiegelneuronen. Begin jaren negentigontdekte een groep Italiaanse neurofysiologen dat bepaalde cellen in de premotorcortex niet alleen actief zijn tijdens het uitvoerenvan visueel gestuurde grijpbewegingen, maar ook wanneer |
hetzelfde type beweging geobserveerd wordt bij een ander.
Deze cellen noemt men spiegelneuronen en deze neuronen reageren alleen tijdens doelgerichte bewegingen. Ze zijn dus niet actief wanneer een hand die grijpbeweging nadoet zonder voorwerp, of wanneer het voorwerp alleen in zicht is. |
|
Forward models
De centrale gedachte is dat een voorspelling van de consequenties van een actie gedaan wordt op basis van |
een intern model van het motorisch systeem.
Dit kan een voorspelling zijn over wat het ‘volgende stadium’ van het motorsysteem is (bijvoorbeeld hoe snel de beweging verder moet verlopen; denk aan het oppakken van een kopje en je hand met een kopje naar je mond brengen), maar ook de sensorische consequentie van een actie kan voorspeld worden (er kan bijvoorbeeld hete thee op je hand komen als je te snel beweegt). Dit laatste kan van belang zijn om een onderscheid te kunnen maken tussen sensorische consequenties die het gevolg zijn van zelfgemaakte bewegingen enerzijds en extern gestuurde bewegingen anderzijds. |
|
Motorische planning
Zoals in de voorgaande paragraaf is besproken, kan door middel van een forward model een voorspelling worden gemaakt van de (sensorische) consequenties van een actie. In feite gaat het hier om motorische planning. Ruim gedefinieerd kan motorische planning omschreven worden als |
het voorbereiden van een motorische actie, waarbij rekening wordt gehouden met de uitkomst van deze actie.
Een manier om te achterhalen wat de inhoud van de motorische plannen zijn, is het zoeken naar invarianten in de bewegingsuitvoering. Er worden dan manipulaties (varianten) aangebracht in de taak, bijvoorbeeld in de afstand waarover moet worden gereikt of in de grootte van het object dat moet worden gegrepen. Volgens het end-state comfort wordt eerst het eind van de beweging gepland, en daarna pas de beweging ernaartoe. |
|
Een manier om te achterhalen wat de inhoud van de motorische plannen zijn, is
|
het zoeken naar invarianten in de bewegingsuitvoering.
Er worden dan manipulaties (varianten) aangebracht in de taak, bijvoorbeeld in de afstand waarover moet worden gereikt of in de grootte van het object dat moet worden gegrepen. Volgens het end-state comfort wordt eerst het eind van de beweging gepland, en daarna pas de beweging ernaartoe. |
|
Motor imagery
Een derde lijn van onderzoek die inzicht verschaftin hoe bewegingen gerepresenteerd zijn in de hersenenheeft zich gericht op het |
inbeelden van bewegingen, ook wel motor imagery genoemd.
|
|
Over het algemeen kan gesteld worden dat het inbeelden van bewegingen
|
veel corticale gebieden activeert die ook bij de daadwerkelijke uitvoer van de beweging betrokken zijn, maar dat er tijdens het inbeelden ook specifieke activaties plaats vinden.
Deze laatste treden vooral op binnen de primaire somatosensorische en motorische gebieden en in het anterieure cerebellum. |
|
Representatie van (bewegings)doelen
Externe representatie van (bewegings)doelenWellichtde belangrijkste functie van bewegenis om effectiefmet de omgeving te kunnen interacteren. Zo zijn wij in staat om voorwerpen op te pakken en om door kamers te lopen met allerleiobstakels erin die we moeten vermijden. Deze effectieve interactie met de omgevingis alleen mogelijk als |
in onze hersenen sensorische informatie over onze omgeving gekoppeld kan worden het aan motorisch systeem.
Neuropsychologisch onderzoek suggereert dat de posterieure pariëtaalkwab hierbij een belangrijke rol speelt. Het belangrijkste zintuig voor het verschaffen van informatie over de omgeving is het visueel systeem. |
|
Neuropsychologisch onderzoek suggereert dat
|
de posterieure pariëtaalkwab hierbij een belangrijke rol speelt.
Het belangrijkste zintuig voor het verschaffen van informatie over de omgeving is het visueel systeem. |
|
Interne representatie van (bewegings)doelen
Alhoewelhet verwerken van visuele informatie in de posterieure pariëtaalkwab vooral geassocieerd wordt met motorische acties, betekent dit niet dat de ventraleroute niet van belang is voor de visuomotoriek. De ventrale route is vooral betrokken bij |
de controle van bewegingen wanneer informatie over het doel enige tijd onthouden moet worden en dus niet meer zichtbaar is.
Daarnaast speelt de ventrale route een rol wanneer semantische informatie over het doelvoorwerp van belang is, of wanneer alleen monoculaire diepte-informatie aanwezig is. |
|
Daarnaast speelt de ventrale route een rol wanneer
|
semantische informatie over het doelvoorwerp van belang is, of wanneer alleen monoculaire diepte-informatie aanwezig is.
|
|
Stoornissen
Cerebrale parese en hemiplegie Cerebraleparese is een overkoepelend begrip waarmee een groep van chronische, niet- progressieve stoornissen van de motorieken de spiercoördinatie wordt aangeduid die leiden tot beperkingen in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Deze stoornissen zijn het gevolg van |
schade aan de motorische gebieden van het brein die optreden tijdens de foetale ontwikkeling voor, tijdens of vlak na de geboorte, of tijdens het eerste levensjaar.
|
|
Verreweg het grootste deel heeft spastische CP. Binnen de groep spastische CP wordt nog een onderscheid gemaakt tussen
|
unilateraal (eenzijdige aandoening) en bilateraal (tweezijdige aandoening; beide armen of benen zijn aangedaan).
|
|
Spasticiteit wordt gekenmerkt door
|
een verhoogde snelheidsafhankelijke weerstand van de spieren tegen passieve strekking.
|
|
Een andere veelvoorkomende motorische stoornis is
|
Developmental Coordination Disorder (DCD). Het kenmerk is een motorische onhandigheid, zonder dat daarvoor een aantoonbare neurologische afwijking is te vinden, zoals wel het geval is bij CP.
|
|
Apraxie
Apraxie kan gedefinieerd worden als |
het onvermogen om doelgericht gedrag uit te voeren in afwezigheid van een paralyse of parese.
|
|
Apraxie patiënten hebben problemen met
|
het uitvoeren van bewegingen op commando, het imiteren van bewegingen, het gebruik van voorwerpen zoals gereedschap, het maken van gebaren en het plannen en uitvoeren van verschillende bewegingen achter elkaar.
|
|
Apraxie wordt meestal geassocieerd met
|
laesies in de linker pariëtaalkwab, maar kan ok voorkomen na letsel aan de rechter pariëtale gebieden, de temporale en frontale cortex en zelfs na subcorticale laesies van de witte stof en de basale ganglia.
|
|
Bij ideationele apraxie is
|
het uitvoeren van bewegingssequenties en het gebruik van gereedschap verstoord, terwijl imitatie van bewegingen relatief intact is.
|
|
Bij conceptuele apraxie is
|
het concept van de apraxie verstoord.
|
|
Bij ideomotorische apraxie is de representatie van bewegingen intact, maar
|
kan deze de premotor- en primaire motorgebieden niet langer bereiken.
|
|
Optische ataxie
Later bekend als |
het Balintsyndroom
|
|
Alien hand syndrome
Deze stoorniswordt gekarakteriseerd door |
onvrijwillige schijnbaar autonome bewegingen van de aangedane hand, die tegen de verhaal gerapporteerde intentie van de patiënt ingaan, alsof deze door een externe kracht gecontroleerd wordt.
Verschillende symptomen kunnen onderscheiden worden, waaronder een grijpreflex, waarbij de AH automatisch voorwerpen in de omgeving vastpakt, intermanueel conflict (hierbij hebben de twee handen een conflict met elkaar), en spiegelbewegingen, waarbij beide handen onvrijwillig dezelfde bewegingen uitvoeren. Deze stoornis komt voor na letsel in zowel de linker- als rechterhemisfeer, met name als het corpus callosum ook aangedaan is. Er wordt onderscheid gemaakt anterieure frontale AHS en posterieure AHS. Frontaal AHS is vooral het gevolg van letsel aan de supplementary motor area (SMA). Hierbij staan de grijpreflex en dwangmatige exploratie op de voorgrond. De posterieure AHS wordt gekenmerkt door een gevoel van vervreemding, minder complexe bewegingen zoals levitatie, vijandige bewegingen en zelfstimulatie van de aangedane zijde. |
|
Deze stoornis komt voor na letsel in
|
zowel de linker- als rechterhemisfeer, met name als het corpus callosum ook aangedaan is.
Er wordt onderscheid gemaakt anterieure frontale AHS en posterieure AHS. Frontaal AHS is vooral het gevolg van letsel aan de supplementary motor area (SMA). Hierbij staan de grijpreflex en dwangmatige exploratie op de voorgrond. De posterieure AHS wordt gekenmerkt door een gevoel van vervreemding, minder complexe bewegingen zoals levitatie, vijandige bewegingen en zelfstimulatie van de aangedane zijde. |
|
Er wordt onderscheid gemaakt anterieure frontale AHS en posterieure AHS.
|
Frontaal AHS is vooral het gevolg van letsel aan de supplementary motor area (SMA). Hierbij staan de grijpreflex en dwangmatige exploratie op de voorgrond.
De posterieure AHS wordt gekenmerkt door een gevoel van vervreemding, minder complexe bewegingen zoals levitatie, vijandige bewegingen en zelfstimulatie van de aangedane zijde. |