• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/11

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

11 Cards in this Set

  • Front
  • Back

7.5 Taal- en spraakstoornissen bij kinderen


7.5.1 Verworven kinderafasie



Taal- en spraakstoornissen bij kinderen worden verdeeld in ontwikkelingsstoornissen enerzijds en verworven stoornissen anderzijds.



VerWorven kinderafasie (acquired child­hood aphasia) is het gevolg van een

cerebraal letsel dat opgelopen wordt gedurende het taalverwervingsproces.



Voor men van een verworven taalstoornis kan spreken, dient de taalontwikkeling derhalve reeds gestart te zijn.


Voor men van een verworven taalstoornis kan spreken, dient de taalontwikkeling derhalve reeds gestart te zijn.



Gezien het begin van de taalverwerving op de leeftijd van één jaar wordt gesitueerd (Aram, 1991), is verworven kinderafasie voor deze leeftijd

zo goed als onwaarschijnlijk.



Als bovengrens van het taalverwervingsproces wordt de adolescentie gehanteerd.

De oorzaken van verworven taalstoornissen kunnen liggen bij hersentraumata, hersen­ tumoren, cerebrovasculaire accidenten, infecties en epilepsie.



In de meest klassieke gevallen kenden deze kinderen een normale taalontwikkeling voor het optreden van het hersenletsel.
De verworven kinderafasie is lange tijd als een speciale vorm van afasie behandeld.



Men spreekt in dit verband van


de 'standaarddoctrine' van de kinderafasie die dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw (Paquier, 1996).

De hoofdkenmerken van deze standaarddoctrine zijn dat

(a) de verworven kinderafasie vrijwel steeds van het niet-vloei­ende type is (motorische afasie),


(b) dat het herstel bij kinderen veel sneller en completer is dan bij volwassenen (gunstige prognose) en


(c) dat bij jonge kinderen de rechterhemis­feer de taalfuncties van de beschadigde linkerhemisfeer kan overnemen.



Volgens de standaarddoctrine kan verworven kinderafasie zelden onder één van de volwassen afa­siesyndromen worden ondergebracht.

Klinisch kenmerkt de kinderafasie zich meestal door een

-initieel mutisme gevolgd door


-een periode van weinig spraakinitiatief met een niet-vloeiende output,


-eenvoudige syntaxis (telegramstijl),


-een zwak auditief taalbegrip (vooral in de acute fase),


-benoemingsstoornissen,


-articulatie-, lees- en schrijfstoornissen.



Logorroe en jargon komen niet voor (Brown & Hécaen, 1976).

Recenter wordt de standaarddoctrine ernstig belaagd door nieuwe observaties die de oude slogans nuanceren (Woods & Teuber, 1978).



Eerst en vooral blijken er steeds meer meldingen te worden gemaakt van

vloeiende afasietypes (o.a. zelfs jargonafasie) bij kinderen.



Ook beelden van transcorticale, amnestische en conductieve afasietypes werden beschreven.

De diversiteit in de klinische beelden van verworven kinderafasie noodzaakt een herziening van de traditionele opvattingen.



Ook qua laesionering, die dankzij de moderne beeldvormingstechnieken (CT-scan, MRI-scan) uiterst precies in de levende patiënt gelokaliseerd kan worden, toont de verworven kinderafasie

veel gelijkenis met de volwassen afasievormen.



Linkshemisfe­risch anterieure letsels geven aanleiding tot niet-vloeiende afasievormen, linkshemisfe­ risch posterieure laesies tonen vooral vloeiende afasiebeelden.

Linkshemisfe­risch anterieure letsels geven aanleiding tot

niet-vloeiende afasievormen,

linkshemisfe­risch posterieure laesies tonen vooral

vloeiende afasiebeelden.

Ook het duidelijk optimistisch beeld rond herstel en prognose van de standaarddoctrine wordt door de huidige inzichten genuanceerd, hoewel de prognose van afatische stoor­nissen bij kinderen gunstiger blijft dan voor volwassenen.



De grotere plasticiteit van het onvolwassen brein wordt dikwijls


als verklaring genoemd, waarbij de onbeschadigde delen van de linkerhersenhelft en/of de intacte rechterhemisfeer de getroffen taalfuncties nog kunnen compenseren.

Het afatisch beeld klaart vlugger op en meestal spreekt men van een 'volledig klinisch herstel', hoewel meer gedetailleerd onderzoek vaak nog subtiele persisterende taal stoornissen na kinderafasie kan aantonen.



Factoren die het herstel beïnvloeden , zijn onder meer

-de leeftijd waarop het letsel werd verworven (voorlopig nog het onderwerp van de huidige discussie, de andere beïnvloedende factoren zouden belangrijker zijn),



-de uitgebreidheid en locatie van de cerebrale laesie (grotere, bilaterale en anterieure laesies hebben een minder gunstige prognose), de afasievorm (de aanwezigheid van begripsstoornissen biedt een slechtere prognose) en de etiologie (kinderen met hersentraumata herstellen schijnbaar (wegens het diffusere karakter van deze laesies) beter dan kinderen met cerebrovasculaire aandoenjngen (Paquier, 1996 ; Satz & Bullard-Bates, 1981).