• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/14

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

14 Cards in this Set

  • Front
  • Back


7.2 Cerebrale organisatie van taal en spraak


7.2.1 Historische schets van het taalonderzoek



In de evolutie van de neurowetenschappelijke inzichten die geleid hebben tot het huidig begrip over de cerebrale organisatie van de taalfunctie kunnen drie voorname periodes worden onderscheiden (voor een meer gedetailleerd overzicht, zie Goodglass, 1988).



L


H



-lokalisatorische benadering



Gall-frenologie


Brocca


Wernicke



-holistische benadering


Huglings-Jackson



-theoretische geschrif­ten


Norman Geschwind


-lokalisatorische benadering



Franz Joseph Gall (1758-1828), de grondlegger van de pseudowetenschappelijke frenologie (de interpretatie en situering van psychische functies aan de hand van schedel­ onderzoek) was een hevig voorstander van

de lokalisatie van mentale functies in diverse regio's van het brein .



Gall deelde het brein op in verschillende hokjes en elk van deze hokjes werd verantwoordelijk geacht voor diverse men elijke gedragingen gaande van agressiviteit tot vaderlandsliefde.



Deze lokalisatorische benadering vond aanvankelijk veel aanhang en wetenschappers zochten naar klinische bewijzen voor de lokalisatie van cognitieve functies.



De Parijse chirurg Paul Broca (1824-1880) leverde het anatomische bewijs voor de reeds eerder geformuleerde theorie dat de taalfunctie gelokaliseerd kon worden in de linkerhelft van de voorste hersenlobben (Broca, 1861).



Beschadiging van de anterieure taalzone of zone van Broca kenmerkte zich door

een stoornis in de motorische component van de spraakproductie (Figuur 7.5.).

Figuur 7.5. De klassieke anterieure en posterieure taalzones .

Broca was tot deze bevin­ding gekomen door één van zijn patiënten, een man die Leborgne heette, bijgenaamd 'Tan', die de laatste eenentwintig jaar van zijn leven had doorgebracht in het Franse hospitaal van Bicétre .



Tan verkeerde in goede gezondheid, bleek intelligent en begreep vrijwel alles wat tegen hem werd gezegd. Het enige probleem was dat hij (een arsenaal vloeken uitgezonderd) op alles antwoordde met "tan, tan". Aangevuld met een aantal gebaren van de linkerhand kon hij zich echter redelijk verstaanbaar maken. Ondanks deze opmerkelijke symptomen dacht niemand eraan om Tan naar de krankzinnigenafdeling over te plaatsen en achtte men hem volledig verantwoordelijk voor zijn daden.



Toen Tan op 51-jarige leeftijd na nieuwe neurologische complicaties overleed, wist Broca na autopsie het letsel dat de initiële spraakstoornis veroorzaakte, in de

linker frontale lob te lokaliseren. Broca presenteerde deze casus in 1861 voor de Société Anatomique te Parijs en besloot : "Nous parlons avec l 'hémisphère gauche."



Het moderne onderzoek naar de biologische grondslag van de taal was begonnen.

Kort na de bevindingen van Broca toonde Carl Wernicke aan dat een letsel in de linker temporopariëtale cortex andere taalstoornissen met zich meebracht dan die door Broca beschreven (Wernicke, 1874, 1881).



Laesies in deze posterieure taalzone of zone van Wernicke kenmerkten zich door stoornissen in het taalbegrip (Figuur 7.5.).

Wernicke suggereerde dat de anterieure zone van Broca het centrum was voor de taalproductie, terwijl de posterieure zone van Wernicke het centrum was voor

het taalbegrip.

De bevindingen van beide artsen werden tot het einde van de negentiende eeuw aangevuld met anatomische hersenmodellen die beschreven hoe laesies in de zones van Broca en Wernicke alsook in geassocieerde cortexgebieden met hun verschillende onderlinge connecties, specifieke …. veroorzaakten.

taalstoornissen veroorzaakten.



Vooral het werk van Lichtheim (1884), die het oorspronkelijk model van Wernicke op een wat al te mechanische, maar theoretisch bevattelijke manier uitwerkte, dient in dit kader te worden vermeld .

-Holistische benadering



De lokalisatorisch-theoretische modellen lokten echter bij vele clinici sterke reacties uit.



Veel patiënten vertoonden immers een symptomencomplex dat niet aan de theoreti­sche modellen voldeed, of hadden taal- en spraakproblemen die schijnbaar werden veroorzaakt door hersenlaesies buiten de klassieke taalzones.



Het groeiende scepticisme luidde het begin in van een nieuwe periode die een meer

holistische benadering van de psychische functies voorstond.

Zo poneerde HughJings-Jackson (1868) dat taal

een dynamisch proces is dat ontstaat uit het geïntegreerde functioneren van het gehele brein : "To locate the damage which destroys speech, and to localize speech, are two different thi ngs."

Hoewel hij de speciale rol van de linkerhemisfeer ten aanzien van de taalfunctie aanvaardde, argumenteerde hij dat ook de

rechterhemisfeer en bepaalde subcorticale structuren een belangrijke rol inde taalfunctie vervulden.



Deze holistische aanpak, vooral ook gepropageerd door Pierre Marie (1853-1940) die het bestaan van slechts één enkele linkshemisferische taalfunctie voorstond, kende een toenemende populariteit.

-de theoretische geschrif­ten van Norman Geschwind



Een derde periode in de hersen-taalrelatie werd ingeleid door de theoretische geschrif­ten van

Norman Geschwind (1926-1984).

Hij greep op een genuanceerde manier terug naar de originele publicaties van Broca en Wernicke en bracht de lokalisatie van specifieke taalfuncties in bepaalde delen van de hersenen opnieuw onder de aandacht (Geschwind, 1965).



Tevens introduceerde Geschwind het begrip

disconnectie waarmee hij aangaf dat een gedragsstoornis niet enkel kan optreden na de beschadiging van een kritische hersenzone, maar ook wanneer twee functionele regio's hun onderlinge connec­ties verliezen.



De opmerkelijke evolutie van de new-opsychologie sinds de jaren zestig enerzijds, en de revolutionaire vooruitgang van cerebrale beeldvormingstechnieken an­ derzijds, lieten voor het eerst

een meer nauwkeurige lokalisatie van de cerebralepatho­ logie toe bij levende subjecten waarvan het taalgedrag door middel van gesofisticeerde taaltesten in kaart kon worden gebracht.