Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
60 Cards in this Set
- Front
- Back
Iedere klinisch neuropsycholoog komt vroeger of later in aanraking met een patiënt die een spraak- of taalstoornis heeft.
Cerebrovasculaire accidenten (CVA’s), die meestal op latere leeftijd voorkomen, worden in Nederland ruim veertigduizend maal per jaar geregistreerd:
|
in 20 % van deze gevallen treden taal- of spraakstoornissen op. Gezien de vergrijzing zullen de aantallen oplopen. |
|
Taal, spraak, communicatie
|
het systematische en conventioneel gebruik van klanken, tekens, of geschreven symbolen voor communicatie en zelfexpressie in een samenleving.
|
|
|
|
|
Taal als cognitie
|
een cognitief systeem, dat verankerd is in de hersenen. |
|
Het mentale lexicon
|
de woorden die we (her)kennen en gebruiken zijn opgeslagen.
Soort van woordenboek in ons hoofd. Een enigszins ontwikkelde taalgebruiker herkent en begrijpt algauw zestigduizend woorden (in de moedertaal).
Elk van die zestigduizend woorden heeft een representatie of ingang in het mentale lexicon, en elk van die ingangen omvat drie typen van informatie: |
|
Elk van die zestigduizend woorden heeft een representatie of ingang in het mentale lexicon, en elk van die ingangen omvat drie typen van informatie:
1. b
|
1. betekeniseigenschappen, |
|
1. betekeniseigenschappen, |
1. Betekeniseigenschappen: ieder woord is verbonden met een concept, dat de definiërende en kenmerkende eigenschappen van de betreffende klasse van dingen, wezens of gebeurtenissen behelst. Dat concepten georganiseerd zijn in netwerken op basis van kenmerkovereenkomsten.
2. Grammaticale eigenschappen: woorden worden samengevoegd tot woordgroepen en zinnen volgens grammaticale regels. De representatie van de grammaticale eigenschappen van een woord wordt vaak ‘lemma’ genoemd.
3. Vormeigenschappen: woordvormen (in gesproken taal) zijn in het lexicon gerepresenteerd door middel van abstracte klankeenheden die we fonemen noemen. Fonemen zijn abstract in de zin dat ze allerlei variatie in de fysische realisatie. Een willekeurige taal heeft doorgaans 40 tot 45 fonemen. Foneemrepresentaties, net als concepten, vormen een netwerk. |
|
1. Betekeniseigenschappen: |
ieder woord is verbonden met een concept, dat de definiërende en kenmerkende eigenschappen van de betreffende klasse van dingen, wezens of gebeurtenissen behelst. Dat concepten georganiseerd zijn in netwerken op basis van kenmerkovereenkomsten.
2. Grammaticale eigenschappen: woorden worden samengevoegd tot woordgroepen en zinnen volgens grammaticale regels. De representatie van de grammaticale eigenschappen van een woord wordt vaak ‘lemma’ genoemd.
3. Vormeigenschappen: woordvormen (in gesproken taal) zijn in het lexicon gerepresenteerd door middel van abstracte klankeenheden die we fonemen noemen. Fonemen zijn abstract in de zin dat ze allerlei variatie in de fysische realisatie. Een willekeurige taal heeft doorgaans 40 tot 45 fonemen. Foneemrepresentaties, net als concepten, vormen een netwerk. |
|
2. Grammaticale eigenschappen: woorden worden samengevoegd tot |
woordgroepen en zinnen volgens grammaticale regels. De representatie van de grammaticale eigenschappen van een woord wordt vaak ‘lemma’ genoemd.
3. Vormeigenschappen: woordvormen (in gesproken taal) zijn in het lexicon gerepresenteerd door middel van abstracte klankeenheden die we fonemen noemen. Fonemen zijn abstract in de zin dat ze allerlei variatie in de fysische realisatie. Een willekeurige taal heeft doorgaans 40 tot 45 fonemen. Foneemrepresentaties, net als concepten, vormen een netwerk. |
|
3. Vormeigenschappen: woordvormen (in gesproken taal) zijn in het lexicon gerepresenteerd door middel van |
abstracte klankeenheden die we fonemen noemen.
Fonemen zijn abstract in de zin dat ze allerlei variatie in de fysische realisatie. Een willekeurige taal heeft doorgaans 40 tot 45 fonemen. Foneemrepresentaties, net als concepten, vormen een netwerk. |
|
Fonemen zijn abstract in de zin dat ze allerlei variatie in de fysische realisatie. Een willekeurige taal heeft doorgaans |
40 tot 45 fonemen.
Foneemrepresentaties, net als concepten, vormen een netwerk. |
|
Het begrijpen van gesproken taal
Spraak bestaat uit |
geluid, dat weergegeven kan worden als een golfbeweging.
Om spraak te begrijpen moet daarom eerst het spraakgeluid geanalyseerd worden in termen van de verdeling van energie in het akoestisch spectrum en de fluctuaties daarvan in de tijd. Aan de hand daarvan worden de spraakklanken (fonemen) geïdentificeerd. |
|
Om spraak te begrijpen moet daarom eerst |
het spraakgeluid geanalyseerd worden in termen van de verdeling van energie in het akoestisch spectrum en de fluctuaties daarvan in de tijd.
Aan de hand daarvan worden de spraakklanken (fonemen) geïdentificeerd. |
|
Op basis van een herkende foneemreeks wordt in het mentale lexicon gezocht naar woordvormen die bij deze reeks passen.
Woorden waarvan de fonologische vorm overeenkomsten heeft met de reeks van waargenomen spraakklanken, worden geactiveerd. Dat kunnen er erg veel zijn.
|
de kandidaat die het best overeenstemt met de input wint deze competitie en dan is er sprake van woordherkenning.
De grammaticale en betekeniskenmerken van dit woord komen dan beschikbaar. |
|
Het produceren van taal
|
het kiezen van een te communiceren boodschap.
In het veel geciteerde model voor de taalproductie van Levelt, wordt het mechanisme dat hiervoor verantwoordelijk is de conceptualisator genoemd.
Het product dat deze aflevert is een nog niet in taal gegoten idee, dat voldoende informatie bevat om woorden in het lexicon te activeren, met hun grammaticale eigenschappen van de door de preverbale boodschap geactiveerde woorden om een grammaticaal welgevormde reeks te vormen (grammaticale codering). Vervolgens wordt deze reeks ‘aangekleed’ met klankinformatie (fonologische codering). |
|
Spreken begint met het kiezen van een te communiceren boodschap.
In het veel geciteerde model voor de taalproductie van Levelt, wordt het mechanisme dat hiervoor verantwoordelijk is de …………... genoemd.
|
conceptualisator genoemd.
Het product dat deze aflevert is een nog niet in taal gegoten idee, dat voldoende informatie bevat om woorden in het lexicon te activeren, met hun grammaticale eigenschappen van de door de preverbale boodschap geactiveerde woorden om een grammaticaal welgevormde reeks te vormen (grammaticale codering). Vervolgens wordt deze reeks ‘aangekleed’ met klankinformatie (fonologische codering). |
|
Het product dat deze conceptualisatie aflevert is een nog niet in taal gegoten idee, dat voldoende informatie bevat om woorden in het lexicon te activeren, met hun grammaticale eigenschappen van de door de preverbale boodschap geactiveerde woorden om een grammaticaal welgevormde reeks te vormen (grammaticale codering).
Vervolgens wordt deze reeks |
‘aangekleed’ met klankinformatie (fonologische codering). |
|
Ten slotte moet deze uit fonemen opgebouwde representatie vertaald worden naar bewegingsinstructies voor de articulatieorganen.
Dat is de taak van wat in Levelts model de …….heet. |
articulator |
|
Het taalproductiesysteem bevat, ten slotte, een zelfbewakingssysteem.
Deze monitor kan een gesproken uiting op allerlei aspecten controleren. De monitor maakt hierbij gebruik van de gerealiseerde, hoorbare spraak (uitwendige lus). Er is evidentie dat daarnaast ook het eindproduct van de |
formulator geïnspecteerd wordt (inwendige lus), voordat dit naar de articulator wordt doorgezonden. |
|
Het produceren van taal
articulator formulator |
In het veel geciteerde model voor de taalproductie van Levelt, wordt het mechanisme dat hiervoor verantwoordelijk is de conceptualisator genoemd. Het product dat deze aflevert is een nog niet in taal gegoten idee, dat voldoende informatie bevat om woorden in het lexicon te activeren, met hun grammaticale eigenschappen van de door de preverbale boodschap geactiveerde woorden om een grammaticaal welgevormde reeks te vormen (grammaticale codering). Vervolgens wordt deze reeks ‘aangekleed’ met klankinformatie (fonologische codering).
Ten slotte moet deze uit fonemen opgebouwde representatie vertaald worden naar bewegingsinstructies voor de articulatieorganen. Dat is de taak van wat in Levelts model de articulator heet.
Het taalproductiesysteem bevat, ten slotte, een zelfbewakingssysteem. Deze monitor kan een gesproken uiting op allerlei aspecten controleren. De monitor maakt hierbij gebruik van de gerealiseerde, hoorbare spraak (uitwendige lus). Er is evidentie dat daarnaast ook het eindproduct van de formulator geïnspecteerd wordt (inwendige lus), voordat dit naar de articulator wordt doorgezonden. |
|
Taal Stoornissen
Afasie
Afasie • Afasie van B |
• Afasie van Broca • Transcorticale afasieën |
|
Afasie (letterlijk: niet spreken): is een verzamelnaam voor verworven taalstoornissen, die doorgaans tot uiting komen in alle modaliteiten (luisteren, spreken, lezen en schrijven).
De meest voorkomende oorzaak van afasie is |
een beroerte.
Andere oorzaken van afasie zijn bijvoorbeeld een traumatisch hersenletsel of een tumor.
Gemeenschappelijk aan deze oorzaken is dat ze een min of meer focaal, gelokaliseerd trauma opleveren. Afasie moet worden onderscheiden van taalstoornissen die worden veroorzaakt door diffuse schade of weefselschade (bijvoorbeeld bij Parkinson en alzheimer). Ook moet afasie onderscheden worden van spraakstoornissen. Als de taalfuncties van jongs af aan niet goed ontwikkeld worden, spreekt men van een specific language impairment (SLI). Afasie is echter per definitie een verworven stoornis! |
|
Gemeenschappelijk aan deze oorzaken is dat ze een min of meer focaal, gelokaliseerd trauma opleveren.
Afasie moet worden onderscheiden van taalstoornissen die worden veroorzaakt door |
diffuse schade of weefselschade (bijvoorbeeld bij Parkinson en alzheimer).
Ook moet afasie onderscheden worden van spraakstoornissen. Als de taalfuncties van jongs af aan niet goed ontwikkeld worden, spreekt men van een specific language impairment (SLI).
Afasie is echter per definitie een verworven stoornis! |
|
Stoornissen in de taalproductie
Woordvindingsproblemen: |
-soms wordt het gezochte woord helemaal weggelaten (omissie), -in andere gevallen wordt het vervangen door een ander woord (substitutie).
Woordvindingsproblemen kunnen op verschillende niveaus ontstaan: bij het activeren van de lemma, of bij het realiseren van de fonologische vorm. Het soort substituties dat de patiënt maakt (parafasieën) kan worden onderverdeeld in verschillende klassen:
Als veel van de klanken gesubstitueerd of weggelaten worden, en het daardoor onmogelijk is te begrijpen welk woord de patiënt bedoelde, dan spreekt men van een neologisme. Produceert een patiënt veel neologismen, dan noemen we dat een jargon. |
|
Woordvindingsproblemen kunnen op verschillende niveaus ontstaan: |
bij het activeren van de lemma, of bij het realiseren van de fonologische vorm.
Het soort substituties dat de patiënt maakt (parafasieën) kan worden onderverdeeld in verschillende klassen:
Als veel van de klanken gesubstitueerd of weggelaten worden, en het daardoor onmogelijk is te begrijpen welk woord de patiënt bedoelde, dan spreekt men van een neologisme. Produceert een patiënt veel neologismen, dan noemen we dat een jargon. |
|
Het soort substituties dat de patiënt maakt (parafasieën) kan worden onderverdeeld in verschillende klassen:
|
Als veel van de klanken gesubstitueerd of weggelaten worden, en het daardoor onmogelijk is te begrijpen welk woord de patiënt bedoelde, dan spreekt men van een neologisme. Produceert een patiënt veel neologismen, dan noemen we dat een jargon. |
|
-Als veel van de klanken gesubstitueerd of weggelaten worden, en het daardoor onmogelijk is te begrijpen welk woord de patiënt bedoelde, dan spreekt men van een …...
-Produceert een patiënt veel neologismen, dan noemen we dat een ……. |
-neologisme.
-jargon. |
|
Niet-propositionele spraak: bij zeer ernstige afasie is betekenisvolle taak vaak (bijna) geheel afwezig. Als de patiënt nog spreekt, zien we vaak een of meerdere van de volgende vormen van ‘automatische spraak’:
|
|
|
|
het veelvuldig gebruik van uitdrukking die weinig betekenis dragen en die in de communicatie irrelevant zijn, zoals ‘ik weet het niet’ of ‘hoe zeg je dat?’
|
|
|
de patiënt produceert een of een beperkt aantal uitingen (klanken, woorden of zinnen) in allerlei (ongepaste situaties)
|
|
|
de patiënt kan nog veelgebruikte, goed gememoriseerde rijtjes afmaken.
|
|
|
de patiënt herhaalt wat de gesprekspartner zegt
|
|
|
de patiënt herhaalt ongewild een woord of zinsdeel. |
|
Problemen in de zinsbouw: mensen met afasie hebben ook vaak problemen met de zinsbouw.
2. P
|
|
|
1. Agrammatisme: |
betekent letterlijk ‘zonder grammatica’ en impliceert dat patiënten met deze problematiek geen grammatica kunnen gebruiken. Er wordt ook wel van telegramstijl gesproken.
|
|
|
zijn de zinnen lang en complex. Door het grote aantal parafasieën alsmede foutief gebruik van vervoegingen, verbuigingen en functiewoorden, zijn de zinnen zeer lastig te begrijpen. |
|
Stoornissen in het taalbegrip
• Problemen op klank- en woordniveau: |
• Problemen op klank- en woordniveau: er zijn patiënten die moeite hebben met het onderscheiden van spraakklanken (fonemen). Op het niveau van woordbetekenis kan de toegang tot gedetailleerde informatie verstoord zijn.
|
|
• Problemen op klank- en woordniveau: |
er zijn patiënten die moeite hebben met het onderscheiden van spraakklanken (fonemen). Op het niveau van woordbetekenis kan de toegang tot gedetailleerde informatie verstoord zijn.
|
|
|
zinnen die alleen op basis van de grammaticale structuur goed begrepen kunnen worden, zijn vaak lastig voor patiënten met afasie. Ze moeten naar de betekenis raden. Dit wordt wel ‘agrammaticaal begrip’ genoemd. |
|
Classificatie van afasieën
A A C
T G A |
Afasie van Broca Afasie van Wernicke Conductieafasie Transcorticale afasieën Globale afasie Amnestische afasie |
|
Afasie van Broca Afasie van Wernicke Conductieafasie Transcorticale afasieën Globale afasie Amnestische afasie |
Classificatie van afasieën
• Afasie van Broca
• Afasie van Wernicke
• Conductieafasie
• Transcorticale afasieën
• Globale afasie
• Amnestische afasie |
|
• Amnestische afasie
Deze vorm van afasie kan ook optreden als een restvorm: |
allerlei stoornissen kunnen soms min of meer herstellen, en dan blijven woordvindingsproblemen als rest over.
Vanuit de cognitieve neuropsychologie wordt er sinds de jaren tachtig een ander model gebruikt om de symptomen van afasiepatiënten te beschrijven. Dit komt voort uit het werk van Ellis en Young (1988) en vormt de basis van een veelomvattende testbatterij: Psycholinguistic Assessment of Language Processing in Aphasia. Dit PALPA-model schetst het taalsysteem als een verzameling hooggespecialiseerde verwerkingsmodules, die ieder afzonderlijk kunnen wegvallen (dissociatie), met een ondubbelzinnig symptoom als resultaat. |
|
Vanuit de cognitieve neuropsychologie wordt er sinds de jaren tachtig een ander model gebruikt om de symptomen van afasiepatiënten te beschrijven.
Dit komt voort uit het werk van Ellis en Young (1988) en vormt de basis van een veelomvattende testbatterij: |
Psycholinguistic Assessment of Language Processing in Aphasia.
Dit PALPA-model schetst het taalsysteem als een verzameling hooggespecialiseerde verwerkingsmodules, die ieder afzonderlijk kunnen wegvallen (dissociatie), met een ondubbelzinnig symptoom als resultaat. |
|
Spraakstoornissen
We beschrijven in dit hoofdstuk twee van deze stoornissen, namelijk:
D D
|
-dyspraxie en -dysartrie.
Deze stoornissen komen vaak samen voor met afasie, maar worden ook in isolatie gevonden. Ze zijn het gemakkelijkst te beschrijven door een uitbreiding van de route van de auditieve outputbuffer in het PALPA-model naar articulatie. |
|
• dyspraxie
|
de programmering van articulatiebewegingen. Voor patiënten met dyspraxie zijn lange woorden lastiger dan korte.
Clusters van medeklinkers zijn ook erg lastig. De articulatorische bewegingen zijn vaak onnauwkeurig en ongecoördineerd.
• dysartrie
Dysartrie is (in tegenstelling tot dyspraxie) geen stoornis op centraal niveau, maar op perifeer niveau. |
|
• dysartrie |
spraakstoornissen die veroorzaakt worden door een gebrekkige controle over de articulatiespieren als gevolg van schade in het (motorische deel van het) centrale, of in het perifere zenuwstelsel (hersenzenuwen).
Ook kan een letsel of stoornis van de spieren zelf oorzaak zijn van de articulatiestoornis. Dysartrie is (in tegenstelling tot dyspraxie) geen stoornis op centraal niveau, maar op perifeer niveau. |
|
Lees- en schrijfstoornissen
|
|
|
|
|
|
|
soms kunnen niet eens individuele letters benoemd worden, vooral niet als ze in combinatie met andere letters worden aangeboden.
|
|
|
sommige patiënten blijken vooral fouten te maken door voornamelijk letters van een bepaalde helft van een woord verkeerd te lezen.
|
|
|
als een patiënt bij het lezen van woorden veel semantische fouten maakt, door in plaats van het geschreven woord een semantisch gerelateerd woord te noemen.
|
|
|
wanneer een patiënt bestaande woorden wel, maar pseudowoorden (bv blaaf, mirs) niet kan lezen.
|
|
|
als pseudowoorden wel gelezen kunnen worden maar regelmatig gespelde woorden duidelijk veel beter gelezen worden dan onregelmatige. |
|
Wanneer pseudowoorden niet meer geschreven kunnen worden omdat de foneem- grafeemomzetting niet meer functioneert, spreken we over een |
fonologische dysgrafie.
Bij een surface- of oppervlaktedysgrafie worden regelmatig gespelde woorden duidelijk beter geschreven dan onregelmatige. Bij grafemische bufferdysgrafie is de woordvorm nog grotendeels intact, maar is de lettervolgorde verkeerd of worden letters vervangen door andere. |
|
Bij een surface- of oppervlaktedysgrafie worden regelmatig gespelde woorden |
duidelijk beter geschreven dan onregelmatige.
Bij grafemische bufferdysgrafie is de woordvorm nog grotendeels intact, maar is de lettervolgorde verkeerd of worden letters vervangen door andere. |
|
Bij grafemische bufferdysgrafie is de woordvorm nog |
grotendeels intact, maar is de lettervolgorde verkeerd of worden letters vervangen door andere. |
|
De neurocognitie van taal
Frontale schade leidt tot een belemmering van het spreken: afasie van Broca. Posterieure schade leidt volgens Wernicke tot ‘sensorische afasie’, later ‘afasie van Wernicke’ genoemd.
Het Wernicke- Lichtheim-schema ligt ten grondslag aan
|
de taxonomie van de afasiesyndromen die we hiervoor hebben beschreven.
Lokale schade aan elk van de componenten in dit model of aan de verbindingen daartussen resulteert in een specifiek syndroom. |
|
Het traditionele schema van Wernicke-Lichtheim Staat ter discussie. Het model moet genuanceerd worden op 3 gebieden: |
Uit beeldvormend onderzoek komen veel aanwijzingen dat het gebeid van Broca betrokken is bij diverse cognitieve processen, zowel verbal als non-verbaal.
De modern cognitieve neuropsychologie laat het strikte lokalisationisme los. Het gaat steeds meer, door beeldvormingstechnieken naar het in kaart brengen van netwerken. |
|
Uit beeldvormend onderzoek komen veel aanwijzingen dat het gebeid van Broca betrokken is bij diverse cognitieve processen, zowel verbal als non-verbaal.
De modern cognitieve neuropsychologie laat het strikte lokalisationisme los. Het gaat steeds meer |
door beeldvormingstechnieken naar het in kaart brengen van netwerken. |
|
Waarom wordt het lokalisationisme los gelaten?
|
|