• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/80

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

80 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Het parkinsonspectrum betreft eengroep progressieve neurodegeneratieve aandoeningen waarbij sprake is van
een aantal motorische verschijnselen die samen parkinsonisme worden genoemd, ofwel een hypokinetisch rigide syndroom.




Naast de motorische symptomen, die van oudsher op de voorgrond staan, dragen
niet-motorische symptomen zoals cognitieve en affectieve stoornissen ook bij aan een vermindering van de kwaliteit van leven.



De ziekte van Parkinson is de meest voorkomende vorm van parkinsonisme en werd in 1817 voor het eerst beschreven.

In het parkinsonisme is een onderscheid te maken tussen verschillende parkinsonistische aandoeningen:


• Ziekte van Parkinson.



-Familiaire vorm.


-Ideopathische vorm.




• A-typische parkinsonismen.


-Vasculair parkinsonisme.


-Multiple-systeematrofie.


-Medicamenteus parkinsonisme.


-Corticobasale degeneratie.


-Dementie met lewy-lichaampjes


-Progressieve supranucleaire verlamming.

• Ziekte van Parkinson.
-Familiaire vorm.

-Ideopathische vorm.

• A-typische parkinsonismen.
-Vasculair parkinsonisme -Multiple-systeematrofie -Medicamenteus parkinsonisme -Corticobasale degeneratie -Dementie met lewy-lichaampjes -Progressieve supranucleaire verlamming
hypokinetisch rigide syndroom
Klinisch beeld



Motorische symptomen




Het hypokinetischrigide syndroom heeft vier kenmerken:

• Bewegingsarmoede of traagheid.

-Akinesie. Een beweging kan niet direct begonnen worden nadat daar opdracht toe gegeven is.


-Hypokinese. Verminderd bewegen wat zich uit in weinig mimiek, speekselvloed en verlies aan automatisch meebewegen.


-Bradykinesie. Langzame uitvoering van een beweging, waarschijnlijk het meest basale symptoom


-Freezing. Plotseling verstarren van een beweging, is een laat symptoom.


-Snelle vermoeibaarheid. Opvallend snelle vermoeibaarheid, met name bij herhalen van bewegingen.




• Rigiditeit.


Wordt ervaren als strakheid en spierpijn. Beweging verloopt stroef en schokkerig door het tegelijkertijd aanspannen van agonistische en antagonistische spieren, ook wel tandradfenomeen genoemd.




• Rusttremor.


Treedt op in zowel de hand, het been of het hoofd en is alleen aanwezig als het lichaamsdeel niet beweegt. Het beven heeft grote invloed op het dagelijks leven omdat het duidelijk zichtbaar is en niet of nauwelijks te onderdrukken.




• Houdingsinstabiliteit.


Patiënt heeft vaak een opvallend gebogen houding die samen met een vertraagde beweging kan leiden tot vallen. Komt vaak later in het beloop voor en speelt meestal geen grote rol in de diagnostiek.

• Bewegingsarmoede of traagheid.
-Akinesie. Een beweging kan niet direct begonnen worden nadat daar opdracht toe gegeven is.

-Hypokinese. Verminderd bewegen wat zich uit in weinig mimiek, speekselvloed en verlies aan automatisch meebewegen.


-Bradykinesie. Langzame uitvoering van een beweging, waarschijnlijk het meest basale symptoom


-Freezing. Plotseling verstarren van een beweging, is een laat symptoom.


-Snelle vermoeibaarheid. Opvallend snelle vermoeibaarheid, met name bij herhalen van bewegingen.

• Rigiditeit.
Wordt ervaren als strakheid en spierpijn.



Beweging verloopt stroef en schokkerig door het tegelijkertijd aanspannen van agonistische en antagonistische spieren, ook wel tandradfenomeen genoemd.

• Rusttremor.
Treedt op in zowel de hand, het been of het hoofd en is alleen aanwezig als het lichaamsdeel niet beweegt.



Het beven heeft grote invloed op het dagelijks leven omdat het duidelijk zichtbaar is en niet of nauwelijks te onderdrukken.

• Houdingsinstabiliteit.
Patiënt heeft vaak een opvallend gebogen houding die samen met een vertraagde beweging kan leiden tot vallen.



Komt vaak later in het beloop voor en speelt meestal geen grote rol in de diagnostiek.

Niet-motorische symptomen



Het merendeel van de symptomenvan parkinson is niet-motorisch van aard, maar deze worden vaak niet onderkend.




Niet-motorische symptomen zijn:




v


h


a


s




a


a


c




i


p


h



• Vermoeidheid.

• Hyposmia.


• Autonome stoornissen.


• Slaapstoornissen.


• Affectieve stoornissen.


• Apathie.


• Cognitieve stoornissen.


• Impulscontrolestoornissen.


• Psychoses.


• Hallucinaties.




De niet-motorische symptomen komen relatief veel voor bij de atypische primaire parkinsonismen.

De niet-motorische symptomen komen relatief veel voor bij
de atypische primaire parkinsonismen.
De helft van de patiëntenmet de ziekte van Parkinsonkampt met
vermoeidheid en ongeveer twee derde van de patiënten klaagt over pijn die het gevolg kan zijn van spierkrampen of dystonie.



De pijn vermindert vaak als de antiparkinsonmedicatie wordt genomen.

Autonome stoornissen



bij de ziekte van Parkinson betreffen bloeddrukschommelingen, overmatigtranspireren, obstipatie,blaasproblemen enseksuele stoornissen.




Bij 60% tot 80% van de patiënten komen slaapstoornissen voor.




Hiervoor zijn verschillende oorzakenmogelijk:




m


m


n

• Medicatie.

• Motorische symptomen.


• Niet-motorische symptomen.

De stoornissenbetreffen problemen met inslapenen daarnaast frequenten langdurig wakker liggen.



Patiëntendie wel voldoende slapenhebben overdagook last van overdadige slaapbehoefte.




Er is ook eengroep patiënten die lijdt aan een gestoorde remslaap,dezogenaamde

REM Sleeping Behavior Disorder (RSBD), waarbij de motorische onderdrukking tijdens de remslaap ontbreekt.



RSBD gaat vaak samen met cognitieve functiestoornissen en of hyposmia en kan zich manifesteren voor de motorische symptomen.

RSBD gaat vaak samen met
cognitieve functiestoornissen en of hyposmia en kan zich manifesteren voor de motorische symptomen.
Diagnostische criteria ziektevan Parkinson



De eerste klachtenvan patiënten met de ziekte van Parkinson zijn veelal zeer aspecifiek.




Het beloop vande symptomen vormt daarom

een belangrijk onderdeel van de diagnose.


In het begin is het vaak onmogelijke een onderscheid te maken tussen de ziekte van Parkinson en de atypische parkinsonismen.



Zekerheid kan pas bij

obductie worden verkregen.


Beeldvormend onderzoek door middel van MRI heeft alleen waarde in een vergevorderd stadium, maar wordt wel gedaan om
andere oorzaken uit te sluiten.
Een SPECT-scan of PET-scan kunnen niet differentiëren tussen de ziekte van Parkinson en de atypische parkinsonismen.



De ziekte van Parkinson wordt vastgesteld als er sprake is van

bradykinesie met een van de volgende symptomen:



rigiditeit,


rusttremor en of


houdingsinstabiliteit.





Ondersteunende factoren bij de diagnose zijn een eenzijdig gelateraliseerd begin, toename van de symptomen en een goede verbetering van de motorische symptomen na inname van antiparkinsonmedicatie.



Wanneer er voorafgaand aan of in het eerste jaar van het ontstaan van motorische symptomen ook sprake is van visuele hallucinaties en een dementiesyndroom wordt de diagnose van de ziekte van Parkinson

onwaarschijnlijk en word dementie met lewy-lichaampjes overwogen.
Wanneer er al vroeg ernstige balansstoornissen of oogbewegingsstoornissen optreden of als er ernstige autonome stoornissen zijn zal er
aan andere atypische parkinsonismen worden gedacht.
En ook als de motorische stoornissen niet verbeteren na gebruik van medicatie wordt de diagnose ziekte van Parkinson
minder waarschijnlijk.
Typerend voor multiple systeematrofie zijn naast een relatief snelle progressie, ernstige spraak- en slikstoornissen, koude en blauwe verkleurde handen en voeten, een
verminderde rompbalans en een sterk voorovergebogen houding waardoor patiënten relatief snel afhankelijk zijn van een rolstoel.



Bij patiënten met progressieve supranucleaire verlamming is de houding juist rechtop of zelfs iets naar achteren gestrekt.




Typische symptomen in de vroege fase zijn stoornissen in de oogbewegingen, ontremming en emotionele instabiliteit. Corticobasale degeneratie is een ziekte die zowel tot cognitieve problemen, zoals apraxie en afasie, als sterk asymmetrisch parkinsonisme leidt.

Bij patiënten met progressieve supranucleaire verlamming is de houding juist
rechtop of zelfs iets naar achteren gestrekt.



Typische symptomen in de vroege fase zijn stoornissen in de oogbewegingen, ontremming en emotionele instabiliteit. Corticobasale degeneratie is een ziekte die zowel tot cognitieve problemen, zoals apraxie en afasie, als sterk asymmetrisch parkinsonisme leidt.

Typische symptomen in de vroege fase zijn
stoornissen in de oogbewegingen, ontremming en emotionele instabiliteit.



Corticobasale degeneratie is een ziekte die zowel tot cognitieve problemen, zoals apraxie en afasie, als sterk asymmetrisch parkinsonisme leidt.

Corticobasale degeneratie is een ziekte die
zowel tot cognitieve problemen, zoals apraxie en afasie, als sterk asymmetrisch parkinsonisme leidt.
Binnen de ziekte van Parkinson worden verschillende subtypes onderscheiden:



t


h


t

• Tremordominante type.

• Hypokinetisch-rigide type.


• Type met balansproblemen.




Het onderscheid van subtypes is van belang omdat ze
elk een ander beloop en een andere behandeling kennen.
Bij tremordominante subtype zijn er
vooral niet-motorische verschijnselen, zoals cognitieve stoornissen.



Er zijn aanwijzingen dat patiënten met een debuut aan de linkerzijde, en dus in de rechterhemisfeer, meer cognitieve problemen ervaren dan patiënten met een rechterzijde debuut.

Er zijn aanwijzingen dat patiënten met een debuut aan de linkerzijde, en dus in de rechterhemisfeer, meer
cognitieve problemen ervaren dan patiënten met een rechterzijde debuut.
Epidemiologie en ernst van de ziekte van Parkinson



De prevalentie van de ziekte van Parkinson of een parkinsonisme in Nederland wordt geschat op ongeveer

2,38 per 1000 inwoners.
Vrouwen zijn iets vaker aangedaan dan mannen en vanwege de vergrijzing wordt verwacht dat het aantal patiënten de komende jaren
flink zal stijgen.
Elk jaar krijgen ongeveer 8000 patiënten de diagnose ziekte van Parkinson.



De incidentie neemt sterk toe met de leeftijd, maar er zijn ook jonge mensen die de ziekte van parkinson kunnen krijgen, de

zogenaamde Young Parkinson.




Voor het vaststellen van de ernst van Parkinson wordt de
Unified Parkinson Disease Rating Scale (UPDRS) gebruikt.



Dit is een multidimensionale schaal bestaande uit zes secties waarbij de derde en vijfde sectie worden gebruikt om heel specifiek de ernst aan te geven:




• Sectie drie. Omvat de motorische verschijnselen.


• Sectie vijf. Omvat 5 stadia van ernst, weergeven met de Hoehn & Yahr-schaal.




De UPDRS is de meest gebruikte schaal voor evalueren van de klinische status van parkinsonpatiënten en de effecten van de therapeutische interventies. De verschillende secties van de UPDRS kunnen afzonderlijk worden gebruikt.


Voor het vaststellen van de ernst van Parkinsonwordt de Unified Parkinson Disease Rating Scale (UPDRS) gebruikt.



Dit is een multidimensionale schaal bestaande uit zes secties waarbijdederde en vijfde sectie worden gebruikt om heel specifiekdeernst aan te geven:

• Sectie drie. Omvat de motorische verschijnselen.

• Sectie vijf. Omvat 5 stadia van ernst, weergeven met de Hoehn & Yahr-schaal.




De UPDRS is de meest gebruikte schaal voor evalueren van de klinische status van parkinsonpatiënten en de effecten van de therapeutische interventies. De verschillende secties van de UPDRS kunnen afzonderlijk worden gebruikt.

De UPDRS is
de meest gebruikte schaal voor evalueren van de klinische status van parkinsonpatiënten en de effecten van de therapeutische interventies.



De verschillende secties van de UPDRS kunnen afzonderlijk worden gebruikt.

Etiologie en neuropathologie van het parkinsonspectrum



Parkinsonisme wordt veroorzaakt door

verlies van pigmentatie ofwel degeneratie van dopamineproducerende neuronen in het deel van de substantia nigra dat pars compacta wordt genoemd en deel uitmaakt van de basale ganglia.


De basale ganglia staan in interactie met
de thalamus en de cortex en zijn betrokken bij de controle van de motoriek en bij cognitieve en motivationele processen.


Daling van dopamine verstoort de balans in het zogenaamde corticobasale ganglia-thalamo-coticale circuit, waarin de
nucleus subthalamicus overactief wordt en via de thalamus leidt tot een verminderde activatie van de motor cortex.


Als ongeveer 50% van de dopaminerge neuronen zijn afgebroken krijgen patiënten last van
de parkinsonistische verschijnselen.



Naast degeneratie van het dopaminerge systeem zijn er ook veranderingen in noradrenerge, serotoninerge en cholinerge systemen.




Tenslotte kunnen er ook Lewy-lichaampjes aanwezig zijn. Dit zijn abnormale inkapselingen van eiwithoudend materiaal die zich in zowel de substantia nigra als corticaal kunnen ontwikkelen.

Naast degeneratie van het dopaminerge systeem zijn er ook veranderingen in noradrenerge, serotoninerge en cholinerge systemen.



Tenslotte kunnen er ook

Lewy-lichaampjes aanwezig zijn.
Dit zijn abnormale inkapselingen van eiwithoudend materiaal die zich in zowel de substantia nigra als corticaal kunnen ontwikkelen.
Neuropathologisch is het inzichtelijk om een onderscheid te maken in parkinsonisme
zonder en met alpha-synucleïnepathologie, het belangrijkste eiwit waaruit Lewy-lichaampjes bestaan.



• Synucleïnopathieën.


- Ziekte van Parkinson.


- Dementie met lewy-lichaampjes


- Multiple systeematrofie.




• Tau-opathieën.


-Progressieve supranucleaire verlamming.


-Corticobasale degeneratie.

• Synucleïnopathieën.
- Ziekte van Parkinson.

- Dementie met lewy-lichaampjes


- Multiple systeematrofie.

• Tau-opathieën.


-Progressieve supranucleaire verlamming.

-Corticobasale degeneratie.

Behandeling



De ziekte van Parkinsonis momenteel niet te genezen en de achteruitgangniet te vertragen.




Debehandeling is daarom gericht op het onderdrukken van de symptomen enbestaat uit:




m


n


p

• Medicatie.

• Neurochirurgie.


• Paramedische zorg.

Antiparkinsonmedicatie bestaat voornamelijk uit
levodopa en dopamineagonisten.



Daarnaast is er nog een aantal middelen die een rol kunnen spelen omdat ze direct of indirect het dopaminemetabolisme optimaliseren. Voor niet-motorische symptomen kunnen ook medicijnen worden voorgeschreven zoals spierverslappers en pijnmedicatie.

Daarnaast is er nog een aantal middelen die een rol kunnen spelen omdat ze direct of indirect het dopaminemetabolisme optimaliseren.



Voor niet-motorische symptomen kunnen ook medicijnen worden voorgeschreven zoals

spierverslappers en pijnmedicatie.
Antiparkinsonmedicatie kan leiden tot
slaapaanvallen, verwardheid, visuele hallucinaties, paranoïde wanen en zelfs een psychose.



Met name dopamineagonisten, maar ook levodopa, worden geassocieerd met stoornissen in de impulsbeheersing.




Na veel tijd krijgen patiënten ook te maken met motorische bijwerkingen van antiparkinsonmedicatie.

Met name dopamineagonisten, maar ook levodopa, worden geassocieerd met stoornissen in
de impulsbeheersing.



Na veel tijd krijgen patiënten ook te maken met motorische bijwerkingen van antiparkinsonmedicatie.



Na veel tijd krijgen patiënten ook te maken met motorische bijwerkingen van antiparkinsonmedicatie.



Ten eerste treedt er

tolerantie op waardoor de medicatie sneller is uitgewerkt en of het langer duurt voor de medicatie werkt.



Langdurig levodopagebruik leidt vaak tot overbeweeglijkheid, ook wel dyskinesieën genoemd, met name op de momenten dat de hoeveelheid levodopa in het bloed het hoogst is.

Langduriger gebruik kan leiden tot een onvoorspelbare werking van levodopa waarbij onvoorspelbare responsfluctuaties optreden, ook wel
on/off-fluctuaties genoemd.
Geleidelijke toediening wordt daarom met het vorderen van de ziekte erg belangrijk.



Levodopa kan met een pompje rechtstreeks in de darm gebracht worden of subcutaan toegediend worden. Wanneer medicatie niet goed meer helpt of met hinderlijke bijwerkingen gepaard gaat kan

een hersenoperatie overwogen worden.
Tegenwoordig wordt een elektrode geïmplanteerd voor continue stimulatie waarbij elektrische pulsen worden afgegeven aan de geselecteerde hersenkern.



Met een operatieve behandeling kunnen vaak grote motorische effecten worden bereikt, maar deze behandeling is niet geheel zonder risico's.




Met name bij

diepe hersenstimulatie van de nucleus subthalamicus kunnen cognitieve en affectieve bijwerkingen optreden.



Paramedische zorg is ten alle tijden van belang om beperkingen te compenseren en te zorgen dat de patiënt langer mobiel en onafhankelijk blijft.

Paramedische zorg is ten alle tijden van belang om beperkingen te compenseren en te zorgen dat de patiënt
langer mobiel en onafhankelijk blijft.
Cognitieve stoornissen



Cognitieve stoornissen komen veel vaker voorbij de ziekte van Parkinsondan aanvankelijk gedachtwerd. Vaak worden zeniet of onvoldoende onderkend door zowel de behandeld artsals de patiëntzelf.




24% van de patiëntendie net gediagnosticeerd zijn met de ziekte van Parkinsonheeft

al cognitieve stoornissen.
De cognitieve stoornissen kunnen zich gedurende het beloop van de ziekte geleidelijk ontwikkelen tot een
dementieel beeld, maar ook in milde vorm interfereren stoornissen vaak met het dagelijkse leven en het sociale verkeer omdat ze de zelfstandigheid aantasten.
Vanwege de onderliggende degeneratie van het frontostratiale circuit worden de cognitieve stoornissen bij de ziekte van Parkinson geassocieerd met
executieve tekorten.



Daarnaast zijn er echter ook stoornissen in de aandacht, mentale tempo, geheugen en later in het beloop zijn er ook visuospatiële tekorten.

Stoornissen in de verwerking van emotionele informatie op basis van gezichtsuitdrukkingen van negatieve emoties en prosodie zijn van invloed op
het vermogen een beeld te vormen van het perspectief van een ander en indirect ook van zichzelf, de theory of mind is verstoord.
Een van de meest fundamentele problemen bij de ziekte van Parkinson is
het intern genereren van automatismen. Patiënten moeten automatische handelingen doelbewust en in stappen uitvoeren.



Tevens zijn er stoornissen in de gecontroleerde processen en deze betreffen vooral de cognitieve flexibiliteit, het switchen tussen stimuli en oplossingen en het manipuleren van informatie in het werkgeheugen.





Deze tekorten kunnen samengaan met
verminderd initiatief, introversie en minder behoefte aan sensatie.
Het gebruik van levodopa kan gunstig werken op de cognitieve flexibiliteit, maar heeft weer een negatieve invloed op
het impliciet leren, leren aan de hand van feedback en het onderdrukken van ongewenst gedrag.
Lang is gedacht dat geheugenstoornissen secundair zijn aan de executieve stoornissen, maar ze kunnen ook op zichzelf staan.



Het leren van nieuwe vaardigheden is een probleem omdat

de omschakeling van gecontroleerd naar automatisch niet plaatsvindt.



Het geleerde blijft hangen op een bewust en gecontroleerd niveau.

Naast de problemen met impliciet leren zijn er ook problemen met het expliciet episodisch leren.



Deze betreffen vooral

tekorten in het uitgesteld actief opdiepen, terwijl de herkenning veelal ongestoord is.



Bij sommige patiënten is al in een vroeg stadium sprake van corticale geheugenstoornissen, welke wellicht samenhangen met de vroege aanwezigheid van corticale Lewy-lichaampjes. Parkinson is dus niet enkel subcorticaal.

Bij sommige patiënten is al in een vroeg stadium sprake van corticale geheugenstoornissen, welke wellicht samenhangen met de vroege aanwezigheid van corticale Lewy-lichaampjes.



Parkinson is dus niet enkel

subcorticaal.
Dementie



De meerderheid vande patiënten met de ziekte van Parkinson ontwikkelt uiteindelijkeendementieel beeld.




Uit onderzoekis geblekendat er sprake is van een

globale cognitieve achteruitgang, vooral in de domeinen aandacht en psychomotorische snelheid.
In het neuropsychologisch profiel bij dementie staan executieve stoornissen op de voorgrond en is er interferentie in het dagelijkse functioneren.



De geheugenstoornissen bij een dementie in het kader van de ziekte van Parkinson kenmerken zich door

een stoornis in het actief opdiepen van eerder geleerde informatie met behoud van herkenning en een positief effect van externe cues.


Corticale stoornissen, zoals afasie, apraxie en agnosie, komen weinig voor bij een dementie in het kader van de ziekte van Parkinson, terwijl visuospatiële stoornissen juist vaak voorkomen in deze groep.



Taalstoornissen zijn

zeldzaam bij patiënten met de ziekte van Parkinson, al worden wel grammaticale problemen gerapporteerd, maar deze kunnen ook verklaard worden door executieve stoornissen.




Spraakstoornissen komen wel vaak voor maar vallen onder de categorie motorische symptomen.



Vergeleken met de ziekte van Alzheimer komen visuele hallucinaties relatief

vaak voor, ook zonder dopaminerge medicatie. De cognitieve en psychiatrische symptomen van een dementie bij de ziekte van Parkinson en dementie met Lewy-lichaampjes is nagenoeg gelijk, met de nadruk op fluctuaties in de cognitie en visuele hallucinaties.



De diagnose dementie met Lewy-lichaampjes wordt gesteld indien deze symptomen voorafgaand aan of binnen een jaar na het debuut van de motorische symptomen zijn ontstaan. Patiënten met de ziekte van Parkinson zijn gemiddeld jonger en het parkinsonisme is meer uitgesproken dan bij patiënten met dementie met Lewy-lichaampjes, terwijl deze laatste patiëntengroep meer cognitieve tekorten en psychiatrische symptomen vertonen. Risicofactoren voor een cognitieve achteruitgang in de latere fasen van Parkinson zijn onbekend of onvoldoende onderzocht. Wel zijn er aanwijzingen voor een verhoogde kans op cognitieve achteruitgang bij een debuut van ziekte op hogere leeftijd en bij axiale symptomen. Verder worden slaapstoornissen (RSBD) geassocieerd met ontwikkelen van dementie binnen het parkinsonspectrum.

Stoornissen in stemming en gedrag



Klachten van angst en depressie komen relatief veel voor bijpatiënten met de ziekte van Parkinson.




Depressieve klachten kenmerkenzich door

een gedrukte stemming en het onvermogen om plezier te ervaren, ook wel anhedonie genoemd.
De ernst van de depressie is veelal mild tot matig.



Dopamine speelt een grote rol bij

motivatie en beloning, een dopaminetekort kan daarom samenhangen met motivatieverlies.
Depressie en angst kunnen gerelateerd zijn aan
off-perioden of positief reageren op antiparkinsonmedicatie.
Depressieve symptomen bij de ziekte van Parkinson zijn vaak moeilijk te onderscheiden van apathie.



Apathie wordt doorgaans gedefinieerd als

een gebrek aan interesse, motivatie en emotie en een reductie in doelgericht gedrag.



Net als bij angst en depressie is er een relatie met de hoeveelheid dopamine in de hersenen.

Later in het beloop kan zich psychotisch gedrag ontwikkelen dat zich manifesteert met
wanen en voornamelijk visuele hallucinaties en illusies.
Psychoses komen relatief vaak voor bij patiënten met dementie, depressie en slaapstoornissen, bij wie sprake is van verlies van
cholinerge structuren.




Patiënten hebben aanvankelijk volledig inzicht in de hallucinaties en deze zijn meestal niet bedreigend en soms zelfs sympathiek.



Na verloop van tijd kunnen de psychotische symptomen echter ontaarden in

angstaanjagende beelden ontbreekt het inzicht.


Antiparkinsonmedicatie en diepe hersenstimulatie kunnen leiden tot verhoogde
impulsiviteit en perseveratief, stereotiep gedrag zoals impulscontrolestoornissen, intense fascinatie voor en bezig zijn met irrelevante activiteiten, ook wel punding genoemd, en levodopaverslaving.


De neuropsycholoog heeft binnen het parkinsonspectrum een belangrijke rol bij
de diagnostiek en evaluatie van interventies, maar ook bij de behandeling van cognitieve en psychosociale problematiek.
intense fascinatie voor en bezig zijn met irrelevante activiteiten, ook wel
punding