• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/52

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

52 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Ruimtelijke cognitie omvat verschillende vaardigheden, zoals

aandacht besteden aan verschillende locaties in de ruimte, het integreren van visuele informatie, en het manipuleren van objecten in de ruimte, zowel perceptueel als in het geheugen.





Ruimtelijke functies omvatten de waarneming, aandacht, het geheugen, en acties en handelingen. Marshall en Fink (2001) geven aan dat neurocognitieve processen die gespecialiseerd zijn in ruimtelijke cognitie de volgende ‘vragen’ moeten kunnen oplossen:
1. Waar ben ik, en wat is de oriëntatie van mijn lichaamsdelen?
2. A. waar zijn belangrijke voorwerpen in de omgeving in relatie tot mijzelf?
B. waar bevinden deze voorwerpen zich in relatie tot elkaar?
3. A. wat moet ik met deze voorwerpen doen?
B. hoe moet ik dit doen?


Ruimtelijke functies omvatten

de waarneming, aandacht, het geheugen, en acties en handelingen.



Marshall en Fink (2001) geven aan dat neurocognitieve processen die gespecialiseerd zijn in ruimtelijke cognitie de volgende ‘vragen’ moeten kunnen oplossen:




1. Waar ben ik, en wat is de oriëntatie van mijn lichaamsdelen?
2. A. waar zijn belangrijke voorwerpen in de omgeving in relatie tot mijzelf?
B. waar bevinden deze voorwerpen zich in relatie tot elkaar?
3. A. wat moet ik met deze voorwerpen doen?
B. hoe moet ik dit doen?

Marshall en Fink (2001) geven aan dat neurocognitieve processen die gespecialiseerd zijn in ruimtelijke cognitie de volgende ‘vragen’ moeten kunnen oplossen:




1. Waar ben ik, en wat is de oriëntatie van mijn lichaamsdelen?
2. A. waar zijn belangrijke voorwerpen in de omgeving in relatie tot mijzelf?
B. waar bevinden deze voorwerpen zich in relatie tot elkaar?
3. A. wat moet ik met deze voorwerpen doen?
B. hoe moet ik dit doen?

Ruimtelijke perceptie



Visuele informatie uit onze omgeving komt via de ogen binnen op de retina. Hogere visuele informatie omtrent de identificatie en locatie van objecten wordt via twee relatief afhankelijke paden in het brein verder verwerkt.




-Oorspronkelijk werd de ventrale wat-route beschouwd als gespecialiseerd in het verwerken van de identiteit van objecten, terwijl



-de dorsale waar-route beschouwd werd als gespecialiseerd in het verwerken van ruimtelijke informatie, zoals de locatie van het object.



Volgens Milner and Goodale zou de dorsale stroom (waar-route) informatie direct doorgeven aan het motorische systeem voor online controle van reiken, grijpen en oogbewegingen.

Ruimtelijke aandacht



Nauw verwant met de dorsale stroom is de ruimtelijke aandacht of ruimtelijke oriëntatie: het vermogen om


je aandacht te richten op stimuli in de ruimte.



In sommige aandacht modellen heeft ruimtelijke-informatieverwerking een belangrijke plaats. Posner ziet selectieve aandacht primair als een onderdeel van de visuele-informatieverwerking: hoe selecteren we stimuli in de ruimte? Hij maakt hierbij een onderscheid tussen overte en coverte orienting. Sommige stimuli trekken als het ware automatisch de aandacht (stimulus-driven covert orienting), andere aspecten van de ruimtelijke aandacht doen een beroep op top-down of executieve controle (overt orienting).


In sommige aandacht modellen heeft ruimtelijke-informatieverwerking een belangrijke plaats.



Posner ziet selectieve aandacht primair als een onderdeel van de visuele-informatieverwerking:

hoe selecteren we stimuli in de ruimte?



Hij maakt hierbij een onderscheid tussen overte en coverte orienting.



Sommige stimuli trekken als het ware automatisch de aandacht (stimulus-driven covert orienting), andere aspecten van de ruimtelijke aandacht doen een beroep op top-down of executieve controle (overt orienting).



Ruimtelijke aandacht kan gefaciliteerd of juist verstoord worden door congruente of incongruente ruimtelijke cues. Posners onderzoeksresultaten toonden aan dat niet alleen het selecteren van stimuli in de ruimte belangrijk is, maar ook het losmaken (disengagement) van de aandacht van de ene locatie om deze op een andere locatie te richten.


Ruimtelijke aandacht kan gefaciliteerd of juist verstoord worden door congruente of incongruente ruimtelijke cues.



Posners onderzoeksresultaten toonden aan dat

niet alleen het selecteren van stimuli in de ruimte belangrijk is, maar ook het losmaken (disengagement) van de aandacht van de ene locatie om deze op een andere locatie te richten.

Ruimtelijke representaties



Ruimtelijke informatie kan vervolgens op verschillende manieren mentaal worden gerepresenteerd.



Allereerst kan er onderscheid gemaakt worden tussen


egocentrische en allocentrische representatie.



We spreken van een egocentrische representatie wanneer we als referentiekader onszelf als ‘waarnemer’ nemen: informatie in de ruimte wordt relatief ten opzichte van ons eigen blikveld gerepresenteerd.



Hiertegenover staat allocentrische representatie, die onafhankelijk van de waarnemer is en als het ware de vorm heeft van een ‘mentale kaart’ vanuit een vogelperspectief: een begin- en eindpunt van een route kunnen in een dergelijke kaart gerepresenteerd zijn, en kennis van de straten en wegen waarmee deze punten in verbinding staan, stelt ons eveneens in staat de weg van A naar B te vinden.


We spreken van een egocentrische representatie wanneer

we als referentiekader onszelf als ‘waarnemer’ nemen: informatie in de ruimte wordt relatief ten opzichte van ons eigen blikveld gerepresenteerd.



Hiertegenover staat allocentrische representatie, die onafhankelijk van de waarnemer is en als het ware de vorm heeft van een ‘mentale kaart’ vanuit een vogelperspectief: een begin- en eindpunt van een route kunnen in een dergelijke kaart gerepresenteerd zijn, en kennis van de straten en wegen waarmee deze punten in verbinding staan, stelt ons eveneens in staat de weg van A naar B te vinden.


Hiertegenover staat allocentrische representatie, die onafhankelijk van de waarnemer is en als het ware de vorm heeft van

een ‘mentale kaart’ vanuit een vogelperspectief: een begin- en eindpunt van een route kunnen in een dergelijke kaart gerepresenteerd zijn, en kennis van de straten en wegen waarmee deze punten in verbinding staan, stelt ons eveneens in staat de weg van A naar B te vinden.

Een ander onderscheid waarmee ruimtelijke representaties kunnen worden ingedeeld is gemaakt door Kosslyn:



- C
- C


- Categorische informatieverwerking: de relatieve ruimtelijke relatie tussen objecten,
- Coördinatie informatieverwerking: een metrisch karakter, waarbij ruimtelijke relaties in coördinaten worden uitgedrukt.


- Categorische informatieverwerking:
- Coördinatie informatieverwerking:


- Categorische informatieverwerking: de relatieve ruimtelijke relatie tussen objecten,



- Coördinatie informatieverwerking: een metrisch karakter, waarbij ruimtelijke relaties in coördinaten worden uitgedrukt.

Ruimtelijk geheugen



Wanneer informatie als een mentale representatie wordt vastgehouden gedurende langere tijd, maakt deze deel uit van het ruimtelijk geheugen.



Binnen het ruimtelijke geheugen kunnen drie belangrijke deeldomeinen worden onderscheiden:



r


o


r



het ruimtelijk werkgeheugen,


het geheugen voor objectlocaties en


het leren en onthouden van routes.




Het visueel-ruimtelijk kladblok en mentale rotatie



Het ruimtelijk werkgeheugen omvat het kortdurend vasthouden en manipuleren van (visueel) ruimtelijke informatie. In het model van Baddeley is het visueel-ruimtelijke kladblok het slaafsysteem dat deze informatie bevat.

Het visueel-ruimtelijk kladblok en mentale rotatie



Het ruimtelijk werkgeheugen omvat

het kortdurend vasthouden en manipuleren van (visueel) ruimtelijke informatie. In het model van Baddeley is het visueel-ruimtelijke kladblok het slaafsysteem dat deze informatie bevat.



De capaciteit van het kladblok kan gemeten worden door de geheugenload te vergroten, bijvoorbeeld door steeds langere reeksen te gebruiken om de blokspanne te bepalen, het aantal te doorzoeken items te verhogen in een visueel-ruimtelijke zoektaak of het aantal tussen de huidige trial en de te herinneren trial te verhogen in een n-backtaak. Het visueel-ruimtelijke kladblok is ook belangrijk voor mentale rotatie. Mentale rotatie is de manipulatie van het mentale beeld van een stimulus zodat we ons deze stimulus ook in een andere oriëntatie dan de getoonde kunnen voorstellen. Statische informatie zou meer een beroep doen op het visuele werkgeheugen, dynamische informatie meer op het ruimtelijke werkgeheugen.


De capaciteit van het kladblok kan gemeten worden door de geheugenload te vergroten, bijvoorbeeld door

steeds langere reeksen te gebruiken om de blokspanne te bepalen, het aantal te doorzoeken items te verhogen in een visueel-ruimtelijke zoektaak of het aantal tussen de huidige trial en de te herinneren trial te verhogen in een n-backtaak.



Het visueel-ruimtelijke kladblok is ook belangrijk voor mentale rotatie. Mentale rotatie is de manipulatie van het mentale beeld van een stimulus zodat we ons deze stimulus ook in een andere oriëntatie dan de getoonde kunnen voorstellen. Statische informatie zou meer een beroep doen op het visuele werkgeheugen, dynamische informatie meer op het ruimtelijke werkgeheugen.


Het visueel-ruimtelijke kladblok is ook belangrijk voor

mentale rotatie.



Mentale rotatie is de manipulatie van het mentale beeld van een stimulus zodat we ons deze stimulus ook in een andere oriëntatie dan de getoonde kunnen voorstellen. Statische informatie zou meer een beroep doen op het visuele werkgeheugen, dynamische informatie meer op het ruimtelijke werkgeheugen.


Mentale rotatie is de manipulatie van het mentale beeld van een stimulus zodat we ons deze stimulus ook

in een andere oriëntatie dan de getoonde kunnen voorstellen.



Statische informatie zou meer een beroep doen op het visuele werkgeheugen, dynamische informatie meer op het ruimtelijke werkgeheugen.

Het geheugen voor objecten en hun locaties



Het onthouden van de locaties van voorwerpen in onze omgeving is eveneens een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke cognitieve functies.



Hierbij staat niet enkel de verwerking van ruimtelijke informatie centraal, maar ook


het verwerken van objectinformatie.



Het geheugen voor objectlocaties is een belangrijk onderdeel van het episodisch geheugen: niet alleen de informatie zelf moet worden onthouden (De targetinformatie, in dit geval de voorwerpen), maar ook de ruimtelijke context. De episode bestaat dus uit een geïntegreerde geheugenrepresentatie van target en context.


Het geheugen voor objectlocaties is een belangrijk onderdeel van het episodisch geheugen:

niet alleen de informatie zelf moet worden onthouden (De targetinformatie, in dit geval de voorwerpen), maar ook de ruimtelijke context.



De episode bestaat dus uit een geïntegreerde geheugenrepresentatie van target en context.

Het leren van een route



Het leren van een route is een ander belangrijk onderdeel van het ruimtelijke geheugen. Eigenlijk komen bij het leren van een route alle hiervoor genoemde ruimtelijk-geheugenprocessen bij elkaar.



Route-informatie is een voorbeeld van


dynamische ruimtelijke informatie waarbij ook de temporele volgorde relevant is.



Het succesvol leren van een route en navigeren, vergt een combinatie van egocentrische kennis en allocentrische kennis.

Visueel-ruimtelijke praxis



Handelingen en acties zijn eigenlijk altijd ruimtelijk bepaald. We moeten onze ledematen bewegen in de ruimte om ons heen en we moeten onze lichaamsdelen ten opzichte van ons eigen lichaam weten te positioneren.



In de klinische neuropsychologie worden …….. en de …... als belangrijke onderdelen van de ruimtelijke cognitie gezien.

visueel-ruimtelijke praxis en de visueel ruimtelijke planning als belangrijke onderdelen van de ruimtelijke cognitie gezien.



Visuoconstructieve praxis verwijst bijvoorbeeld naar vaardigheden die perceptie, geheugen en planning combineren met een motorische respons.


Visuoconstructieve praxis verwijst bijvoorbeeld naar

vaardigheden die perceptie, geheugen en planning combineren met een motorische respons.

Stoornissen in de ruimtelijke cognitie



Ruimtelijke perceptie
Een van de basale stoornissen in de ruimtelijke waarneming, die meestal pas aan het licht komt tijdens neuropsychologisch onderzoek, is de verstoorde perceptie van de lijnoriëntatie.



Voor mensen met simultaanagnosie bestaat er geen overzicht van de visuele wereld rondom hen, en zij kunnen op een gegeven moment in de tijd slechts een deel van de visuele scene waarnemen. Deze mensen zien letterlijk door de bomen het bos niet meer.



Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee typen simultaanagnosie.

-Patiënten met dorsale simultaanagnosie


-Patiënten met een ventrale simultaanagnosie

-Patiënten met dorsale simultaanagnosie



Patiënten met dorsale simultaanagnosie gebruiken de identificatie van bepaalde delen van een object om een inferentie te maken over het gehele object. Aandacht lijkt hierbij een cruciale rol te spelen aangezien het groeperen van diezelfde subobjecten (bijvoorbeeld door te verbinden) helpt om te komen tot en gestalt of overzicht van een scene.



Patiënten met dorsale simultaanagnosie hebben daarnaast ook problemen met

het lokaliseren van stimuli.



Dorsale simultaanagnosie is meestal te wijten aan bilateraal schade in de parieto-occipitale of pariëtale hersengebieden.




Patiënten met ventrale simultaanagnosie kunnen, net zoals patiënten met dorsale simultaanagnosie, maar één objectkenmerk/object identificeren in een scene, hoewel deze patiënten wel degelijk in staat zijn meerder objecten tegelijk waar te nemen.


Patiënten met een ventrale simultaanagnosie hebben voornamelijk problemen met het herkennen en/of interpreteren van een scene, ondanks het feit dat zij in staat zijn deze waar te nemen. Deze patiënten vertonen daarnaast een karakteristiek patroon van letter-voor- letterlezen. Ventrale simultaanagnosie is geassocieerd met beschadiging in de linker inferieure temporo-occipitale en/of linker occipitale hersengebieden.


-Patiënten met een ventrale simultaanagnosie



Patiënten met ventrale simultaanagnosie kunnen, net zoals patiënten met dorsale simultaanagnosie, maar één objectkenmerk/object identificeren in een scene, hoewel deze patiënten wel degelijk in staat zijn meerder objecten tegelijk waar te nemen.



Patiënten met een ventrale simultaanagnosie hebben voornamelijk problemen met

het herkennen en/of interpreteren van een scene, ondanks het feit dat zij in staat zijn deze waar te nemen.



Deze patiënten vertonen daarnaast een karakteristiek patroon van letter-voor- letterlezen. Ventrale simultaanagnosie is geassocieerd met beschadiging in de linker inferieure temporo-occipitale en/of linker occipitale hersengebieden.

Ventrale simultaanagnosie is geassocieerd met beschadiging in

de linker inferieure temporo-occipitale en/of linker occipitale hersengebieden.

Ruimtelijke aandacht



Unilateraal neglect is een aandacht stoornis die gekarakteriseerd wordt door

het negeren of vertraagd reageren op stimuli aan de kant contralateraal aan het letsel.



Ernstig en persisterend neglect komt beduidend vaker voor na rechtszijdige laesies.



De meeste patiënten zijn zich niet bewust van hun stoornis (anosognosie); andere zijn zich er wel van bewust, maar lijken er zich geen zorgen over te maken (anosodiaforie).



Taken waarmee representationeel neglect kan worden opgespoord zijn de zogenaamde number bisection-taken, waarbij patiënten op basis van intuı̈tie een getal moeten noemen dat precies in het midden valt tussen twee auditief aangeboden cijfers.



Neglectpatienten hebben de neiging om bij number-bisectiontaken te grote getallen te noemen, rechts van hun mentale nummerlijn. Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor stimuli ipsilateraal aan het letsel. Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes.


De meeste patiënten zijn zich niet bewust van hun stoornis:



andere zijn zich er wel van bewust, maar lijken er zich geen zorgen over te maken:



De meeste patiënten zijn zich niet bewust van hun stoornis: anosognosie



andere zijn zich er wel van bewust, maar lijken er zich geen zorgen over te maken: anosodiaforie



Taken waarmee representationeel neglect kan worden opgespoord zijn de zogenaamde number bisection-taken, waarbij patiënten op basis van intuı̈tie een getal moeten noemen dat precies in het midden valt tussen twee auditief aangeboden cijfers.



Neglectpatienten hebben de neiging om bij number-bisectiontaken te grote getallen te noemen, rechts van hun mentale nummerlijn. Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor stimuli ipsilateraal aan het letsel. Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes.


Taken waarmee representationeel neglect kan worden opgespoord zijn

de zogenaamde number bisection-taken, waarbij patiënten op basis van intuı̈tie een getal moeten noemen dat precies in het midden valt tussen twee auditief aangeboden cijfers.



Neglectpatienten hebben de neiging om bij number-bisectiontaken te grote getallen te noemen, rechts van hun mentale nummerlijn. Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor stimuli ipsilateraal aan het letsel. Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes.


Neglectpatienten hebben de neiging om bij number-bisectiontaken

te grote getallen te noemen, rechts van hun mentale nummerlijn.



Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor stimuli ipsilateraal aan het letsel. Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes.


Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor

stimuli ipsilateraal aan het letsel.



Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes.


Wanneer neglectpatienten herstellen zien we vaak dat zij gaandeweg in staat zijn om unilaterale visuele, auditieve of tactiele stimuli aan de verwaarloosde zijde te detecteren/identificeren, maar dat zij deze stimuli


niet opmerken bij simultane bilaterale stimulatie.



Bij aanbieding van twee stimuli dooft er één als het ware uit (extinctie).

Ruimtelijk geheugen



Stoornissen in het werkgeheugen worden vaak gerapporteerd bij patiënten met disfunctie van


de dorsolaterale prefrontale cortex.



Ook beschadigingen in de pariëtale schors kunnen leiden tot een gestoord visueel-ruimtelijk werkgeheugen.



Stoornissen in het objectlocatiegeheugen komen veel voor bij patiënten met beschadigingen in de mediale temporaalkwab en hersengebieden die hier nauw mee verwant zijn.



Topografische desoriëntatie is een stoornis in het terugvinden van de weg, navigeren en/of het leren van een route, die bijvoorbeeld vaak voorkomt bij patiënten met neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van alzheimer en bij CVA-patiënten.



Hoewel de meeste studies aantonen dat stoornissen in de topografische oriëntatie vaker gerelateerd zijn aan hersenbeschadiging in de rechterhemisfeer, rapporteren sommige studies ook dergelijke stoornissen na laesies in de linkerhemisfeer. Topografische oriëntatie is evenmin een unitair proces, maar doet een beroep op verschillende cognitieve processen die selectief gestoord kunnen zijn na een hersenbeschadiging.


Stoornissen in het objectlocatiegeheugen komen veel voor bij patiënten met beschadigingen in

de mediale temporaalkwab en hersengebieden die hier nauw mee verwant zijn.



Topografische desoriëntatie is een stoornis in het terugvinden van de weg, navigeren en/of het leren van een route, die bijvoorbeeld vaak voorkomt bij patiënten met neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van alzheimer en bij CVA-patiënten.



Hoewel de meeste studies aantonen dat stoornissen in de topografische oriëntatie vaker gerelateerd zijn aan hersenbeschadiging in de rechterhemisfeer, rapporteren sommige studies ook dergelijke stoornissen na laesies in de linkerhemisfeer. Topografische oriëntatie is evenmin een unitair proces, maar doet een beroep op verschillende cognitieve processen die selectief gestoord kunnen zijn na een hersenbeschadiging.


Topografische desoriëntatie is een stoornis in

het terugvinden van de weg, navigeren en/of het leren van een route, die bijvoorbeeld vaak voorkomt bij patiënten met neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van alzheimer en bij CVA-patiënten.



Hoewel de meeste studies aantonen dat stoornissen in de topografische oriëntatie vaker gerelateerd zijn aan hersenbeschadiging in de rechterhemisfeer, rapporteren sommige studies ook dergelijke stoornissen na laesies in de linkerhemisfeer. Topografische oriëntatie is evenmin een unitair proces, maar doet een beroep op verschillende cognitieve processen die selectief gestoord kunnen zijn na een hersenbeschadiging.


Hoewel de meeste studies aantonen dat stoornissen in de topografische oriëntatie vaker gerelateerd zijn aan hersenbeschadiging in de rechterhemisfeer, rapporteren sommige studies ook dergelijke stoornissen na laesies in de linkerhemisfeer.



Topografische oriëntatie is evenmin een unitair proces, maar doet een beroep op

verschillende cognitieve processen die selectief gestoord kunnen zijn na een hersenbeschadiging.

Patiënten met egocentrische desoriëntatie vertonen problemen in

de representatie van de relatieve locatie van objecten ten opzichte van zichzelf.



De kritische laesielocatie is het gebied waar de posterieure pariëtaal kwab en de occipitaal kwab bijeenkomen.



Landmark-agnosie bestaat uit specifieke problemen met het herkennen van herkenningspunten zodat patiënten deze niet kunnen gebruiken bij het zoeken van de juiste weg. Anterograde desoriëntatie reflecteert een stoornis in het aanleren van nieuwe routes, wat betreft zowel ruimtelijke kennis als kennis over landmarks.


Landmark-agnosie bestaat uit specifieke problemen met het herkennen van

herkenningspunten zodat patiënten deze niet kunnen gebruiken bij het zoeken van de juiste weg.



Anterograde desoriëntatie reflecteert een stoornis in het aanleren van nieuwe routes, wat betreft zowel ruimtelijke kennis als kennis over landmarks.


Anterograde desoriëntatie reflecteert een stoornis in

het aanleren van nieuwe routes, wat betreft zowel ruimtelijke kennis als kennis over landmarks.

Een specifieke vorm van een ruimtelijke-orientatiestoornis die bij alzheimerdementie kan optreden, is


de links-rechtsverwarring.



Links-rechtsverwarring is naast vingeragnosie, acalculie en agrafie ook een van de vier symptomen van het zogenaamde gerstmannsyndroom, dat beschreven is bij
patië nten met een links hemisferische parië taal kwabbeschadiging.


Links-rechtsverwarring is naast vingeragnosie, acalculie en agrafie ook een van de vier symptomen van het zogenaamde

gerstmannsyndroom, dat beschreven is bij
patiënten met een links hemisferische pariëtaal kwabbeschadiging.

Stoornissen in de ruimtelijke praxis



Constructieve apraxie is een stoornis in de visuoconstructie die niet te wijten is aan problemen in de basale visuele verwerking en/of motoriek. Patiënten met constructieve apraxie vertonen typische symptomen zoals


simplificatie van de tekening, uitbreiding van delen van de tekening, en het fenomeen van closing in, waarbij de reproductie zeer dicht bij tot zelfs boven op het originele model wordt geplaatst.



Constructieve apraxie is een heterogene stoornis die het gevolg kan zijn van een stoornis in de ruimtelijke waarneming, een aandachtsprobleem, een gestoord planningsvermogen of algehele cognitieve achteruitgang.



Deze stoornis wordt meestal geobserveerd bij patië nten met laesies in de posterieure pariëtale en/of occipitale cortex.

Constructieve apraxie is een heterogene stoornis die het gevolg kan zijn van een stoornis in de ruimtelijke waarneming, een aandachtsprobleem, een gestoord planningsvermogen of algehele cognitieve achteruitgang.



Deze stoornis wordt meestal geobserveerd bij patiënten met

laesies in de posterieure pariëtale en/of occipitale cortex.

Een pure optische ataxie wordt gedefinieerd als

een stoornis in het reiken en grijpen van visuele objecten in het perifere visuele veld, zonder primaire visuele en motorische stoornissen.



Optische ataxie kan voorkomen zowel na bilaterale pariëtale laesies als na unilaterale beschadiging van de pariëtale cortex van elke hemisfeer.

Optische ataxie kan voorkomen zowel na

bilaterale pariëtale laesies als na unilaterale beschadiging van de pariëtale cortex van elke hemisfeer.

Patiënten met het Balint syndroom lijken blind in hun dagelijks leven, lopen overal tegenaan, en worden zich vaak pas bewust van objecten wanneer zij centraal in het gezichtsveld worden geplaatst.



De perceptuele ervaring van deze patiënten is


een chaotische opeenvolging van enkelvoudige objecten.



Patiënten presteren slecht op elke taak die een beroep doet op het zien van meer dan één stimulus tegelijk, zoals lezen en schrijven.

Ruimtelijke cognitie: een globaal model



Een overzicht van de verschillende ruimtelijke cognitieve functies in relatie tot hersensystemen:



Prefrontaalkwab:
- R
- S
- I

Posterieure pariëtaalkwab:
- W
- E
- C
- C
- R



Temporaalkwab:
- W
- V



Hippocampus:
- A
- O


Prefrontaalkwab:
- Ruimtelijk werkgeheugen
- Spatio-temporeel leren
- Integratie van informatie

Posterieure pariëtaalkwab:
- Waar-route
- Egocentrische codering
- Categorische relaties (LH)
- Coördinatie relaties (RH)
- Ruimtelijke lokalisatie en aandacht



Temporaalkwab:
- Wat-route
- Vorm- en objectherkenning



Hippocampus:
- Allocentrische codering
- Objectlocatiekoppeling.


Prefrontaalkwab:



- R
- S
- I

- Ruimtelijk werkgeheugen
- Spatio-temporeel leren
- Integratie van informatie


Posterieure pariëtaalkwab:



- W
- E
- C
- C
- R


- Waar-route
- Egocentrische codering
- Categorische relaties (LH)
- Coördinatie relaties (RH)
- Ruimtelijke lokalisatie en aandacht

Temporaalkwab:



- W
- V


- Wat-route
- Vorm- en objectherkenning


Hippocampus:



- A
- O

- Allocentrische codering
- Objectlocatiekoppeling.


Prefrontaalkwab:
- R
- S
- I

Posterieure pariëtaalkwab:
- W
- E
- C
- C
- R



Temporaalkwab:
- W
- V



Hippocampus:
- A
- O


Prefrontaalkwab:
- Ruimtelijk werkgeheugen
- Spatio-temporeel leren
- Integratie van informatie

Posterieure pariëtaalkwab:
- Waar-route
- Egocentrische codering
- Categorische relaties (LH)
- Coördinatie relaties (RH)
- Ruimtelijke lokalisatie en aandacht



Temporaalkwab:
- Wat-route
- Vorm- en objectherkenning



Hippocampus:
- Allocentrische codering
- Objectlocatiekoppeling.