• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/66

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

66 Cards in this Set

  • Front
  • Back

3.5 Neuropsychologische aandachtsmodellen



Een aantal neuropsychologische modellen besproken die een verklaring pogen te geven van hoe aandacht door de hersenen gecontroleerd wordt.



-L
-M
-S
-Pn
-V
-Het i

-Luria
-Mesulam
-Stuss en Benson
-Posner en Petersen
-Van Zomeren en Brouwer
-Het integratief vierfactorenmodel van Cohen

-Luria
-Mesulam
-Stuss en Benson
-Posner en Petersen
-Van Zomeren en Brouwer
-Het integratief vierfactorenmodel van Cohen

-Luria
Luria (1982) maakt onderscheid tussen twee parallelle aandachtsmechanismen:
-de reflexmatige door omgevingsfactoren uitgelokte oriëntatiereactie op nieuwe, biologische belangrijke stimuli en
-de willekeurige aandacht die gestuurd wordt door cognitieve processen die betrekking hebben op de interpretatie van de situatie en de doelstellingen ervan. Willekeurige aandacht wordt vaak linguïstisch gemedieerd (door externe of interne spraak) en maakt volgehouden, selectief en intentioneel gedrag mogelijk.



-Mesulam
Mesulam ( 1985) gaat ervan uit dat een normaal functioneren van de aandacht afhankelijk is van de interactie tussen twee functionele systemen :
-de aandachtsmatrix en
-de aandachtsvector.



-Stuss en Benson
Stuss en Benson (1984, 1986) stelden een aandachtsmodel voor dat een verklaring biedt voor tal van aandachtsstoornissen. Het systeem is drieledig en bestaat uit
-het ARAS ter hoogte van de hersenstam,
-het thalarnische projectiesysteem en
-het frontothalamische poortsysteem.



-Posner en Petersen
Posner en Petersen (1990) stellen een aandachtsmodel voor dat gebaseerd is op drie anatomische netwerken:
-een posterieur,
-een anterieur en
-een vigilantienetwerk.



Deze netwerken hebben talrijke verbindingen met elkaar en maken deel uit van een complex cortico-striato-thalarnisch neuronaal circuit (Goldman-Rakic, 1988).



-Van Zomeren en Brouwer
Van Zomeren en Brouwer (1994) maken een empirisch gefundeerde indeling van aandachtsaspecten die betrekking hebben op de aard van de taakvereisten . Aandacht wordt hierbij beschreven in termen van
-selectiviteit en
-intensiteit.



De selectiviteitsdimensie houdt verband met de kwalitatieve aspecten van het aandachtsproces en maakt onderscheid tussen gerichte/selectieve en verdeelde aandacht.
De intensiteitsdimensie houdt verband met de kwantitatieve aspecten van aandachtsprocessen en omvat de termen volgehouden aandacht en alertheid. De superviserende aandachtscontrole ten slotte kan zowel de selectiviteit als de intensiteit van aandacht moduleren.



-Het integratief vierfactorenmodel van Cohen
Cohen (1993) stelt een theoretisch kader voor waarin hij alle voor de neuropsychologie relevante kennis en informatie omtrent aandacht tracht onder te brengen. Hij deelt de aandachtsprocessen in vier factoren in:


-sensorische selectie,
-responsselectie en -controle,
-aandachtscapaciteit en
-volgehouden aandacht.

-Luria

-Luria
Luria (1982) maakt onderscheid tussen twee parallelle aandachtsmechanismen:
-de reflexmatige door omgevingsfactoren uitgelokte oriëntatiereactie op nieuwe, biologische belangrijke stimuli en
-de willekeurige aandacht die gestuurd wordt door cognitieve processen die betrekking hebben op de interpretatie van de situatie en de doelstellingen ervan. Willekeurige aandacht wordt vaak linguïstisch gemedieerd (door externe of interne spraak) en maakt volgehouden, selectief en intentioneel gedrag mogelijk.




-Mesulam

-Mesulam
Mesulam ( 1985) gaat ervan uit dat een normaal functioneren van de aandacht afhankelijk is van de interactie tussen twee functionele systemen :
-de aandachtsmatrix en
-de aandachtsvector.




-Stuss en Benson

-Stuss en Benson
Stuss en Benson (1984, 1986) stelden een aandachtsmodel voor dat een verklaring biedt voor tal van aandachtsstoornissen.



Het systeem is drieledig en bestaat uit:
-het ARAS ter hoogte van de hersenstam,
-het thalarnische projectiesysteem en
-het frontothalamische poortsysteem.



-Posner en Petersen

-Posner en Petersen
Posner en Petersen (1990) stellen een aandachtsmodel voor dat gebaseerd is op drie anatomische netwerken:
-een posterieur,
-een anterieur en
-een vigilantienetwerk.



Deze netwerken hebben talrijke verbindingen met elkaar en maken deel uit van een complex cortico-striato-thalarnisch neuronaal circuit (Goldman-Rakic, 1988).


-Van Zomeren en Brouwer

-Van Zomeren en Brouwer
Van Zomeren en Brouwer (1994) maken een empirisch gefundeerde indeling van aandachtsaspecten die betrekking hebben op de aard van de taakvereisten . Aandacht wordt hierbij beschreven in termen van
-selectiviteit en
-intensiteit.



De selectiviteitsdimensie houdt verband met de kwalitatieve aspecten van het aandachtsproces en maakt onderscheid tussen gerichte/selectieve en verdeelde aandacht.
De intensiteitsdimensie houdt verband met de kwantitatieve aspecten van aandachtsprocessen en omvat de termen volgehouden aandacht en alertheid. De superviserende aandachtscontrole ten slotte kan zowel de selectiviteit als de intensiteit van aandacht moduleren.




-Het integratief vierfactorenmodel van Cohen

-Het integratief vierfactorenmodel van Cohen
Cohen (1993) stelt een theoretisch kader voor waarin hij alle voor de neuropsychologie relevante kennis en informatie omtrent aandacht tracht onder te brengen.



Hij deelt de aandachtsprocessen in vier factoren in:



-sensorische selectie,
-responsselectie en -controle,
-aandachtscapaciteit en
-volgehouden aandacht.

3.5.1 Luria



Luria (1982) maakt onderscheid tussen twee parallelle aandachtsmechanismen :

-de reflexmatige door omgevingsfactoren uitgelokte oriëntatiereactie op nieuwe, biologische belangrijke stimuli en



-de willekeurige aandacht die gestuurd wordt door cognitieve processen die betrekking hebben op de interpretatie van de situatie en de doelstellingen ervan.



Willekeurige aandacht wordt vaak linguïstisch gemedieerd (door externe of interne spraak) en maakt volgehouden, selectief en intentioneel gedrag mogelijk.




Het ARAS staat in voor het handhaven van de corticale tonus en de regulatie van de slaap-waakcyclus. De limbische structuren zijn zowel betrokken bij de oriëntatiereactie als bij de willekeurige selectieve aandacht. Limbische letsels resulteren in een verminderde oriëntatiereactie of het uitblijven van habituatie.



Er zijn eveneens stoornissen in de willekeurige , selectieve aandacht die zich uiten in een verhoogde vermoeibaarheid en afleidbaarheid en een snelle beëindiging van doelgerichte handelingen. Wel kunnen de aandachtsstoornissen gecompenseerd worden door gebruik te maken van verbale instructies.



De frontale hersenstructuren staan in

voor de inhibitie van responsen op irrelevante stimuli en spelen een beslissende rol bij de willekeurige aandacht.



Frontale letsels leiden tot stoornissen in het doelgericht selectief gedrag en tot desinhibitie van onaangepaste responsen op irrelevante stimuli. Dit resulteert in een verhoogde afleidbaarbeid en problemen met volgehouden aandacht.



Bij patiënten met frontale letsels is de oriëntatie reactie niet enkel behouden , maar kan door het wegvallen van inhibitie ook pathologisch versterkt worden en het volledige gedrag gaan domineren. Bovendien is compensatie van deze stoornissen door middel van verbale instructies niet mogelijk.

3.5.2 Mesulam



Mesulam ( 1985) gaat ervan uit dat een normaal functioneren van de aandacht afhankelijk is van de interactie tussen twee functionele systemen :



A


A

-de aandachtsmatrix en
-de aandachtsvector.



De aandachtsmatrix vertegenwoordigt de globale aandachtscapaciteit, is gerelateerd aan tonische aandacht en wordt beïnvloed door de verschillende niveaus van het centrale zenuwstelsel gelegen tussen de hersenstam en de cortex.



Het ARAS staat in voor de regulatie van de slaap-waakcyclus en het niveau van arousal. Bilaterale letsels ter hoogte van de formatio reticularis kunnen tot een permanente toestand van stupor of coma leiden. Ter hoogte van de cortex speelt vooral de frontaalkwabben belangrijk rol.



Frontale letsels kunnen resulteren in aandachtsstoornissen die gekenmerkt worden door extreme afleidbaarheid , per everaties en problemen met re ponsinhibitie.





De aandachtsvector staat in voor

het richten van de aandacht op die delen van de spatiële omgeving die voor het aandacht proces relevant zijn.



De aandachtsvector is gerelateerd aan selectieve aandacht en wordt beïnvloed door de meer rostrale hersenstructuren, in het bijzonder de neocortex .



Deze vectorfunctie kan zowel sensorisch als motorisch van aard zijn en heeft zowel betrekking op het selecteren van een stimulus ter exploratie, als op het selecteren van een bepaald gedrag.



Mesulam beschouwt neglect als een toornis in een bepaald aspect van de aandachts vector, met name het richten van de aandacht naar de extrapersonale ruimte.



Neglect kan zowel sensorische, motorische als motivationele componenten bevatten.



Bij visueel neglect hebben stimuli uit de ruimtehelft contralateraal aan het letsel weinig of geen impact op het gedrag. Bij motorisch neglect is er een onderdrukking van het visueel scannen en het motorisch exploreren van de contralaterale ruimtehelft.



Volgens Mesulam kan motivatie

eveneens een rol spelen bij neglect.



Hij toonde aan dat het toekennen van een beloning bij het detecteren van stimuli uit de genegeerde ruimtehelft het gedrag van een patiënt verbeterde.



Ter verklaring van deze stoornis postuleerde Mesulam een anatomisch netwerk bestaande uit de posterieure pariëtaaJkwab , de frontale oogbewegingszone, de thalamus, de reticulaire formatie, het striatum en de gyrus cinguli.



De postetieure pariëtaalkwab bevat de sensorische voorstelling van de extrapersonale ruimte terwijl de frontale oogbewegingszone motorische voorstellingen bevat. Deze motorische voorstellingen zijn handelingsprogramma's voor het exploreren, scannen, reiken en fixeren.



De activiteit ter hoogte van deze twee neocorticale regio's wordt beïnvloed door

projecties van uit de gyrus cinguli die de motivationele input medieert, en vanuit de reticulaire structu ren die arousal moduleren.



Deze structuren zijn via de thalamus en het striatum met elkaar verbonden. Unilaterale letsels ter hoogte van elk van deze zones ku nnen resulteren in neglect, dus ook thalamische en striatale letsels.

3.5.3 Stuss en Benson



Stuss en Benson (1984, 1986) stelden een aandachtsmodel voor dat een verklaring biedt voor tal van aandachtsstoornissen.



Het systeem is drieledig en bestaat uit


-het ARAS ter hoogte van de hersenstam,
-het thalarnische projectiesysteem en
-het frontothalamische poortsysteem.



Het ARAS zorgt voor een tonisch alertheidsniveau. De diffuse thalamiscbe projecties bepalen de fasische veranderingen in alertheid. Het frontothalarnische poortsysteem ten slotte is verantwoordelijk voor de selectieve en gerichte aandacht. Dit systeem wordt beïnvloed door de ascenderende banen vanuit het ARAS en de descenderende banen vanuit de frontale cortex. Afferente en efferente informatie wordt op deze manier geïntegreerd, geïnterpreteerd en gebruikt om de sensorische systemen te controleren.



Letsels ter hoogte van de hersenstam leiden tot een disfu nctie van het ARAS met een daling van bet tonisch alertheidsniveau en het fenomeen van de drifting attention tot gevolg .



Bij letsels aan de thalamus en zijn projecties blijft de tonische alertheid intact en is de patiënt responsief, maar is er sprake van een

verhoogde afleidbaarheid door externe tirnuli. Dit wijst op een stoornis in de fasische alertheid. In dit geval wordt geproken van wandering attention.



Volgens Stuss en Benson representeren beide fenomenen (drifting en wandering) twee uitersten van het continuüm aandacht. Inhet ene geval kan de aandacht niet volgehouden worden, in het andere kan de aandacht niet adeq uaat gericht worden (Van Zomeren & Brouwer, 1994). Frontale letsels ten slotte resulteren in een verstoring van meer complexe gedra? gingen die planning, selectie en monitoring van het eigen gedrag vereisen.

Volgens Stuss en Benson representeren beide fenomenen (drifting en wandering) twee uitersten van het continuüm aandacht.



In het ene geval kan de aandacht niet volgehouden worden, in het andere kan de aandacht niet adequaat gericht worden.



Frontale letsels ten slotte resulteren in

een verstoring van meer complexe gedragingen die planning, selectie en monitoring van het eigen gedrag vereisen.

3.5.4 Posner en Petersen



Posner en Petersen (1990) stellen een aandachtsmodel voor dat gebaseerd is op drie anatomische netwerken:



P


A


V

-een posterieur,
-een anterieur en
-een vigilantienetwerk.



Deze netwerken hebben talrijke verbindingen met elkaar en maken deel uit van een complex cortico-striato-thalarnisch neuronaal circuit (Goldman-Rakic, 1988).



-Het posterieur netwerk is betrokken bij

de oriëntatie van het lichaam en de ogen naar visuele doelobjecten toe. Het betreft het verschuiven van de aandacht van de ene naar de andere stimulus.



Het zijn vooral de pariëtaalkwab, de laterale pulvinaire nucleus van de thalamus en de colliculus superior die hierbij betrokken zijn.



Bij pariëtale letsels hebben patiënten het vooral moeilijk om de aandacht te verschuiven van de ene focus naar een focus aan de contralaterale kant van het letsel.
Patiënten met letsels aan de colliculus superior vertonen vooral een vertraagde reactie.
Bij thalamische letsels ten slotte kunnen patiënten hun aandacht moeilijk richten op foei die zich aan de tegenovergestelde kant van het letsel bevinden , en kunnen ze moeilijk afleiding vanuit andere locaties weerstaan.
Thalamische letsels kunnen dus ook leiden tot stoornissen in de selectieve aandacht.
Posner en Petersen postuleren het volgende circuit voor het verschuiven van de aandachts focus:



-de pariëtaalkwab maakt de aandacht los van de huidige focus (desengagement),
-de middenhersenen zorgen voor de shift naar de nieuwe focus, en
-de thalamus leest de nodige informatie af uit deze nieuwe focus.




-Het anterieur netwerk staat in voor

de verkenning en ontdekking van de omgeving en houdt verband met zelfbewustzijn en willekeurige aandachtscontrole. Het anterieur netwerk van Posner en Petersen is meer hypothetisch dan het posterieur netwerk.



Uit PET-studies wordt afgeleid dat de gyrus cinguli een belangrijke rol speelt bij de regulatie van de aandachtsintensiteit, in het bijzonder bij het richten van de aandacht in relatie tot semantische informatie (Petersen et al., 1989).



-Het vigilantienetwerk ten slotte staat in voor

een continu niveau van alertheid waarbij een verhoogde alertheid een snellere informatieverwerking zou toelaten.



Posner en Petersen postuleren een norepi nephrine (NE)-systeem voor de alertheid. Dit systeem ontspringt in de locus coeruleus -een hersen tamkem ter hoogte van het vierde ventrikel en beeft projecties naar de frontale zones en vandaar naar de posterieure zones. Een activatie va n het sy teem verhoogt de snelheid waarmee informatie geselecteerd kan worden voor verdere verwerking.



Verondersteld wordt dat het systeem een sterke rechtshemisferische lateralisatie kent. Dit is gebaseerd op de vaststelling dat de prestatie op vigilantietaken minder goed is bij letsels in de rechterhersenhelft dan bij letsels in de linkerhersenhelft (Coslett et al., 1987 ; Wilkins et al., 1987).

3.5.5 Van Zomeren en Brouwer



Van Zomeren en Brouwer (1994) maken een empirisch gefundeerde indeling van aandachtsaspecten die betrekking hebben op de aard van de taakvereisten . Aandacht wordt hierbij beschreven in termen van



S


I



-selectiviteit en
-intensiteit.



-selectiviteit



De selectiviteitsdimensie houdt verband met

de kwalitatieve aspecten van het aandachtsproces en maakt onderscheid tussen gerichte/selectieve en verdeelde aandacht.



De intensiteitsdimensie houdt verband met de

kwantitatieve aspecten van aandachtsprocessen en omvat de termen volgehouden aandacht en alertheid . De superviserende aandachtscontrole ten slotte kan zowel de selectiviteit als de intensiteit van aandacht moduleren.



Het intensiteitsaspect van aandacht berust grotendeels op de werking van het ARAS, dat instaat voor het algemeen alertheidsniveau. De limbiche structuren en het afferente deel van de basale ganglia (striatum) zijn betrok.ken bij het selectief aspect van aandacht.



Deze structuren zijn geïntegreerd in een reticulothalamisch projectiesysteem en hebben een soort poortfunctie. De basale ganglia zijn met het limbisch systeem verbonden via de hippocampus en de amygdala. Deze anatomische structuren staan samen in voor de integratie van de emotionele waarde die aan stimuli wordt gehecht en van de daarbij horende leereffecten.



De cerebrale cortex heeft drie functies in de aandacht :



A


A


L

-activatie,
-analyse en


-lokalisatie.




-activatie



De rol van de cortex als activator wordt grotendeels bepaald door een aantal banen die samen het

descenderend activerend systeem vormen.



Dit descenderend activerend systeem kan als een spiegel van het ARAS beschouwd worden. Deze descenderende banen ontspringen ter hoogte van de orbitale en mediale frontale structuren en lopen via de thalamus naar de hersenstam. Op deze manier vormt de cortex een voortdurende bron van input voor de formatio reticulruis. Via dit descenderend activerend systeem kan de cortex de activiteit van de Lagergelegen structuren aanpassen in functie van de bestaande intenties en plannen. Dit verklaart waarom mensen ook tijdens minimale sensorische stimulatie een hoog niveau van alertheid kunnen vertonen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer gedachten ons wakker houden ondanks het feit dat onze slaapkamer donker en stil is. Als activator beïnvloedt de cortex dus bet intensiteitsaspect van de aandacht.



-analyse



De cerebrale cortex fungeert ook als een analysator van de sensorische input. Dit gebeurt op basis van een continue monitoring van de omgeving op onbewust niveau. Deze monitoring wordt daarom ........genoemd

preattentief genoemd.



Elke subtiele verandeting in de omgeving wordt opgemerkt en veroorzaakt een oriëntatiereactie en selectieve aandacht. Deze continue analyse van de sensorische stimulatie gebeurt ter hoogte van de visuele, auditieve en sensibele projectiezones in de respectievelijk occipitale, temporale en pariëtale cortex.



-lokalisatie



De cortex speelt ook een rol als lokalisator van stimuli die een oriëntatiereactie veroorzaken.



Hoewel de analyserende functie van de cortex ervoor zorgt dat aandacht wordt besteed aan veranderingen en nieuwe stimuli, kan dit slechts adequaat gebeuren nadat

deze stimuli gelokaliseerd zijn in de ruimte. De pariëtale associatieve cortex is hierbij van belang vermits deze de interne voorstelling bevat van het eigen lichaam in relatie tot de omliggende ruimte (Mesulam, 1985). Samen met de frontale oogbewegingszone zorgt deze zone voor de visuele oriëntatie en gerichte aandacht.



De laatste twee functies van de cortex in de aandachtscontrole, analyse en lokalisatie, hebben dus betrekking op het selectiviteitsaspect van de aandacht.

3.5.6 Het integratief vierfactorenmodel van Cohen
Cohen (1993) stelt een theoretisch kader voor waarin hij alle voor de neuropsychologie relevante kennis en informatie omtrent aandacht tracht onder te brengen.



Hij deelt de aandachtsprocessen in vier factoren in:



s


r


a


v


-sensorische selectie,
-responsselectie en -controle,
-aandachtscapaciteit en
-volgehouden aandacht

3.5.6 Het integratief vierfactorenmodel van Cohen



Cohen (1993) stelt een theoretisch kader voor waarin hij alle voor de neuropsychologie relevante kennis en informatie omtrent aandacht tracht onder te brengen.



Hij deelt de aandachtsprocessen in vier factoren in:


-sensorische selectie,
-responsselectie en -controle,
-aandachtscapaciteit en
-volgehouden aandacht

-sensorische selectie:
De term sensorische selectie verwijst naar aandachtsprocessen die werkzaam zijn in associatie met of net na de initiële sensorische registratie en perceptie van stimuli. Er wordt een selectie gemaakt uit het geheel van binnenkomende informatie, waarbij bepaalde stimuli voorrang krijgen op andere met betrekking tot verdere verwerking. Deze
selectie gebeurt vroeg in het informatieverwerkingsproces, voordat de intentie tot respons ontstaat.



-responsselectie en -controle
Veel van de vroegere informatieverwerking modellen beklemtoonden de rol van het sensorisch selectieproces en beschouwden responsselectie niet als een echt belangrijke beïnvloedende factor binnen de aandachtscontrole. Wanneer we aandachtig zijn, selecteren we bepaalde informatie voor verdere verwerking en negeren we andere informatie. Onder normale omstandigheden gebeurt informatieverwerking in situaties die gewoonlijk één of andere vorm van respons vereisen . De sensorische selectie wordt dan bepaald door het doelgedrag van het individu en beïnvloed door de responsvereisten van de situatie. Aandachtsprocessen die betrokken zijn bij de responsproductie spelen dus ook een belangrijke rol.



-aandachtscapaciteit
Onze aandachtscapaciteit is beperkt. Een individu kan binnen een gegeven tijdsspanne slechts een beperkte hoeveelheid informatie simultaan verwerken . Het feit dat de mens verplicht is een selectie te maken uit de talrijke omgevingsstimuli, illustreert onze beperkte informatieverwerkingscapaciteit.



-volgehouden aandacht
Volgehouden aandacht is in feite een bijproduct van de andere drie factoren en vereist een voortdurende interactie tussensen sensorische selectie en responscontrole in functie van de aandachtscapaciteit in de tijd. Desondanks wordt volgehouden aandacht als een afzonderlijke factor opgenomen in het model omdat het een uniek en belangrijk aspect van aandacht reflecteert, met name dat de aandachtsprestatie niet constant is maar varieert in de tijd. Stoornissen in één van deze drie processen hebben dus automatisch stoornissen in de volgehouden aandacht tot gevolg.

-sensorische selectie:



De term sensorische selectie verwijst naar

aandachtsprocessen die werkzaam zijn in associatie met of net na de initiële sensorische registratie en perceptie van stimuli. Er wordt een selectie gemaakt uit het geheel van binnenkomende informatie, waarbij bepaalde stimuli voorrang krijgen op andere met betrekking tot verdere verwerking.



Deze selectie gebeurt vroeg in het informatieverwerkingsproces, voordat de intentie tot respons ontstaat.


-responsselectie en -controle



Veel van de vroegere informatieverwerking modellen beklemtoonden de rol van het sensorisch selectieproces en beschouwden responsselectie niet als een echt belangrijke beïnvloedende factor binnen de aandachtscontrole. Wanneer we aandachtig zijn, selecteren we

bepaalde informatie voor verdere verwerking en negeren we andere informatie. Onder normale omstandigheden gebeurt informatieverwerking in situaties die gewoonlijk één of andere vorm van respons vereisen .



De sensorische selectie wordt dan bepaald door het doelgedrag van het individu en beïnvloed door de responsvereisten van de situatie. Aandachtsprocessen die betrokken zijn bij de responsproductie spelen dus ook een belangrijke rol.



-aandachtscapaciteit



Onze aandachtscapaciteit is beperkt. Een individu kan binnen een gegeven tijdsspanne slechts een beperkte

hoeveelheid informatie simultaan verwerken . Het feit dat de mens verplicht is een selectie te maken uit de talrijke omgevingsstimuli, illustreert onze beperkte informatieverwerkingscapaciteit.



-volgehouden aandacht



Volgehouden aandacht is in feite

een bijproduct van de andere drie factoren en vereist een voortdurende interactie tussensen sensorische selectie en responscontrole in functie van de aandachtscapaciteit in de tijd. Desondanks wordt volgehouden aandacht als een afzonderlijke factor opgenomen in het model omdat het een uniek en belangrijk aspect van aandacht reflecteert, met name dat de aandachtsprestatie niet constant is maar varieert in de tijd.



Stoornissen in één van deze drie processen hebben dus automatisch stoornissen in de volgehouden aandacht tot gevolg.

3.5.6.1 Sensorische selectie



De term sensorische selectie verwijst naar aandachtsprocessen die werkzaam zijn in associatie met of net na de initiële sensorische registratie en perceptie van stimuli.



Er wordt een selectie gemaakt uit het geheel van binnenkomende informatie, waarbij bepaalde stimuli voonrang krijgen op andere met betrekking tot verdere verwerking. Deze
selectie gebeurt vroeg in het informatieverwerkingsproces, voordat de intentie tot respons ontstaat.



De sensorische selectie bestaat uit drie deelcornponenten:


-filteren
-focussen en
-automatisch shiften.



-Filteren en automatisch shiften zijn passieve processen die grotendeels bepaald worden door de stimuluskenmerken (bottom-up mechanismen).



-Focussen is een actief proces dat gestuurd wordt door taakgerelateerde factoren (bottom-down. mechanismen).
Sensorisch filteren gebeurt vroeg in het informatieverwerkingsproces en is sterk geassocieerd met perceptuele analyse. Het is de vroegste vorm van selectie, resulterend uit filtermechanismen op basis van stimuluskenmerken. Een bepaalde stimulus krijgt selectieve aandacht omdat deze en bepaald kenmerk bezit. Dit betreft gewoonlijk een eenvoudig fysisch ken merk, bijvoorbeeld de richting of het geslacht van een stem, of de ruimtelijke locatie va n een visueel beeld, zoal bijvoorbeeld een televi? siescherm.



-Focussen is een actief proces en wordt beïnvloed door motivationele en responsgemedieerde factoren. Hierdoor bestaat a priori een kans dat de aandacht gericht zal worden op welbepaalde stimuli of omgevingskenmerken.



-Automatisch shiften gebeurd in associatie met de oriëntatiereactie die beschouwd wordt als een onwillekeurige vorm van aandacht waarvoor geen bewuste controle vereist is. Aanbieding van een nieuwe stimulu lokt een automatisch richten van de aandacht uit.


-filteren



-Filteren en automatisch shiften zijn passieve processen die grotendeels bepaald worden door de stimuluskenmerken (bottom-up mechanismen).



-focussen

-Focussen is een actief proces dat gestuurd wordt door taakgerelateerde factoren (bottom-down. mechanismen).



Sensorisch filteren gebeurt vroeg in het informatieverwerkingsproces en is sterk geassocieerd met perceptuele analyse. Het is de vroegste vorm van selectie, resulterend uit filtermechanismen op basis van stimuluskenmerken.


Een bepaalde stimulus krijgt selectieve aandacht omdat deze en bepaald kenmerk bezit. Dit betreft gewoonlijk een eenvoudig fysisch ken merk, bijvoorbeeld de richting of het geslacht van een stem, of de ruimtelijke locatie va n een visueel beeld, zoal bijvoorbeeld een televisiescherm.



-Focussen is een actief proces en wordt beïnvloed door motivationele en responsgemedieerde factoren. Hierdoor bestaat a priori een kans dat de aandacht gericht zal worden op welbepaalde stimuli of omgevingskenmerken.


-automatisch shiften.


-Automatisch shiften gebeurd in associatie met de oriëntatiereactie die beschouwd wordt als een onwillekeurige vorm van aandacht waarvoor geen bewuste controle vereist is. Aanbieding van een nieuwe stimulu lokt een automatisch richten van de aandacht uit.


3.5.6.2 Responsselectie en -controle



Veel van de vroegere informatieverwerking modellen beklemtoonden de rol van het sensorisch selectieproces en beschouwden responsselectie niet als een echt belangrijke beïnvloedende factor binnen de aandachtscontrole.



Wanneer we aandachtig zijn, selecteren we bepaalde informatie voor verdere verwerkingen negeren we

andere informatie.



Onder normale omstandigheden gebeurt informatieverwerking in situaties die gewoonlijk één of andere vorm van respons vereisen .



De sensorische selectie wordt dan bepaald door het doelgedrag van het individu en beïnvloed door de responsvereisten van de situatie. Aandachtsprocessen die betrokken zijn bij de responsproductie spelen dus ook een belangrijke rol.



Responsselectie en -controle bestaan uit vier deelcomponenten die het aandachtsproces in belangrijke mate beïnvloeden :



i


i


a


e


-intentie,
-initiatie,
-actief switchen en
-executieve controle.



Deze componenten maken het mogelijk om aandachtsprocessen re starten en te stoppen, en om tussen alternatieve re pon en te switchen.



Ze zijn interafhankelijk en hiërarchisch georganiseerd. Intentie, initiatie en inhibitie dragen bij tot de mogelijkheid van het actief switchen en de executieve controle.



Deze processen worden grotendeels gecontroleerd door de anterieure her engebieden ter hoogte van de premotorische en prefrontale cortex.




-Intentie & initiatie



Behalve bij reflexmatig reageren (zoals bijvoorbeeld bij de oriëntatiereactie) , wordt een respons steeds voorafgegaan door

een intentie tot respons. Intentie reflecteert de activatie van de voorbereiding van de respons. Bij mensen betreft dit meestal het opmaken van actieplannen. Deze intentie wordt gevolgd door de initiatie van de respons.



-Actief switchen



Actief switchen van de aandacht steunt op de inhibitie van een

bepaalde respons en de initiatie van een andere respon .



Het efficiënt en flexibel kunnen switchen tussen bepaalde respon en vormt een belangrijk onderdeel van ons menselijk gedrag dat zich steeds moet kunnen aanpassen aan wijzigende omstandigheden en taakvereisten.



Actief switchen verschilt van automatisch shiften aangezien het een exploratief verkennen van de omgeving betreft. Kijken en ander observerend gedrag bijvoorbeeld zijn de gedragsexpressie van actief aandachtsswitchen.



-Executieve controle



Intentie, initiatie en actief switcben maken deel uit van

de executieve controle. Het betreft hier een superviserende controle over de uitvoering (executie) van gedrag en belichaamt daarmee eveneens de hoog te controle over aandachtsprocessen.

3.5.6.3 Aandachtscapaciteit



Onze aandachtscapaciteit is beperkt. Een individu kan binnen een gegeven tijdsspanne slechts een beperkte hoeveelheid informatie simultaan verwerken . Het feit dat de mens verplicht is een selectie te maken uit de talrijke omgevingsstimuli, illustreert onze beperkte informatieverwerkingscapaciteit.



Er bestaan twee soorten factoren die de aandachtscapaciteit beperken :



s


e

-structurele en
-energetische .



Deze dichotomie reflecteert het feit dat aandacht zowel door stabiele als veranderlijke karakteristieken wordt bepaald. Stabiele kenmerken zijn relatief onveranderlijk binnen een bepaalde soort of binnen een individu, terwijl veranderlijke kenmerken variëren binnen een individu.



-De structurele capaciteit.



De structurele capaciteit wordt bepaald door de volgende componenten:



g


v


h


t


g



-geheugencapaciteit,
-verwerkingssnelheid,
-hoeveelheid informatie die men in één keer kan verwerken (channel-capacity),
-temporele en ruimtelijke kenmerken van het systeem (temporeel? ruimtelijke dynamiek) en
-globale cognitieve resources.



De temporeel-ruimtelijke dynamiek bepaalt de coördinaten in tijd en ruimte waarbinnen een individu aandachtig kan zijn. De globale cognitieve resources komen in feite overeen met de intelligentie van een individu. Deze structurele factoren bepalen het beschikbare aandachtsvermogen van een individu.



In theorie is het dus mogelijk de opperste prestatielimiet van een individu te bepalen op basis van deze structurele factoren. In de praktijk functioneren mensen meestal niet op hun optimale niveau . Aandacht hangt enerzijds af van het beschikbare aandachtsvermogen dat het optimale niveau van presteren bepaalt. Aandacht weerspiegelt anderzijds ook de actuele functionele status van een individu, die bepaald wordt door energetische factoren die deze optimale prestatie reduceren (Kahneman, 1973).


De temporeel-ruimtelijke dynamiek bepaalt de coördinaten in tijd en ruimte waarbinnen een individu aandachtig kan zijn. De globale cognitieve resources komen in feite overeen met de intelligentie van een individu. Deze structurele factoren bepalen het beschikbare aandachtsvermogen van een individu.



In theorie is het dus mogelijk de opperste prestatielimiet van een individu te bepalen op basis van

deze structurele factoren.



In de praktijk functioneren mensen meestal niet op hun optimale niveau . Aandacht hangt enerzijds af van het beschikbare aandachtsvermogen dat het optimale niveau van presteren bepaalt. Aandacht weerspiegelt anderzijds ook de actuele functionele status van een individu, die bepaald wordt door energetische factoren die deze optimale prestatie reduceren (Kahneman, 1973).


-Energetische factoren.



Energetische factoren weerspiegelen

de actuele capaciteit van het individu.



De aandachtsprestatie blijft niet constant in de tijd en is onderhevig aan fluctuaties, ook al worden de taakvereisten constant gehouden. Deze temporele variabiliteit wordt bepaald door drie interafhankelijke energetische factoren:



-arousal,


-motivatie en


-inspanning.



Arousal en motivatie verwijzen naar de mate van respectievelijk non-specifieke en taakspecifieke activatie van een individu. Arousal en motivatie voorzien in een energetische katalysator die een gerichtheid van de aandacht creëert. De activerende systemen van de hersenen bepalen de algemene energetische tonus van een individu. Arousal verwijst in feite naar deze energetische status.



Motivatie is grotendeels een bijproduct van de interactie tussen de biologische status en bekrachtiging vanuit de omgeving. Arousal en motivatie worden ook bepaald door de aard van de taak.



Inspanning is een energetische factor die de actuele toewijding van een individu aan een taak weerspiegelt. Het inspanningsniveau wordt beïnvloed door tal van factoren, waaronder bekrachtigings- en beloningsaspecten, affecten en emoties.

De aandachtsprestatie blijft niet constant in de tijd en is onderhevig aan fluctuaties, ook al worden de taakvereisten constant gehouden.



Deze temporele variabiliteit wordt bepaald door drie interafhankelijke energetische factoren:



a


m


i



-arousal,


-motivatie en


-inspanning.



Arousal en motivatie verwijzen naar de mate van respectievelijk non-specifieke en taakspecifieke activatie van een individu. Arousal en motivatie voorzien in een energetische katalysator die een gerichtheid van de aandacht creëert. De activerende systemen van de hersenen bepalen de algemene energetische tonus van een individu. Arousal verwijst in feite naar deze energetische status.



Motivatie is grotendeels een bijproduct van de interactie tussen de biologische status en bekrachtiging vanuit de omgeving. Arousal en motivatie worden ook bepaald door de aard van de taak.



Inspanning is een energetische factor die de actuele toewijding van een individu aan een taak weerspiegelt. Het inspanningsniveau wordt beïnvloed door tal van factoren, waaronder bekrachtigings- en beloningsaspecten, affecten en emoties.

-arousal,




Arousal en motivatie verwijzen naar de mate van respectievelijk non-specifieke en taakspecifieke activatie van een individu. Arousal en motivatie voorzien in een energetische katalysator die een gerichtheid van de aandacht creëert. De activerende systemen van de hersenen bepalen de algemene energetische tonus van een individu. Arousal verwijst in feite naar deze energetische status.




-motivatie




Motivatie is grotendeels een bijproduct van de interactie tussen de biologische status en bekrachtiging vanuit de omgeving. Arousal en motivatie worden ook bepaald door de aard van de taak.


-inspanning


Inspanning is een energetische factor die de actuele toewijding van een individu aan een taak weerspiegelt.



Het inspanningsniveau wordt beïnvloed door tal van factoren, waaronder bekrachtigings- en beloningsaspecten, affecten en emoties.


3.5.6.4 Volgehouden aandacht



Volgehouden aandacht is in feite een bijproduct van de andere drie factoren



(-sensorische selectie,


-responsselectie en -controle,
-aandachtscapaciteit)



en vereist


een voortdurende interactie tussensen sensorische selectie en responscontrole in functie van de aandachtscapaciteit in de tijd.



Desondanks wordt volgehouden aandacht als een afzonderlijke factor opgenomen in het model omdat het een uniek en belangrijk aspect van aandacht reflecteert, met name dat de aandachtsprestatie niet constant is maar varieert in de tijd.



Stoornissen in één van deze drie processen hebben dus automatisch stoornissen in de volgehouden aandacht tot gevolg.

3.5.6.5 De informatiestroom tijdens aandachtsprocessen



Cohen tracht een schets te maken van hoe de informatiestroom zich verplaatst doorheen de cognitieve en neuronale systemen waarvan verondersteld wordt dat ze verantwoordelijk zijn voor aandacht .



Aandacht wordt bepaald door externe gebeurtenissen (bijvoorbeeld het horen van je naam) of door interne factoren (bijvoorbeeld op zoek gaan naar je portefeuille).



Na een initiële sensorische registratie grijpt de vroege sensorische selectie en het focussen plaats. Deze sensorische selectie wordt beïnvloed door de

bestaande structurele en energetische eigenschappen van het systeem (aandachtscapaciteit).



De aandachtscapaciteit wordt beïnvloed door responsvereisten die op hun beurt responsselectie en -controle beïnvloeden.



Eens een respons gesteld is, krijgt het systeem feedback vanuit de omgeving. Deze feedback vormt op zijn beurt het onderwerp van de daaropvolgende informatieverwerking. De feedback kan resulteren in een verderzetten van de respons, een compensatorische aanpassing van de respons op grond van fouten, of een inhibitie van de respons.



De feedbackcontrole vormt in samenhang met de andere drie processen de basis voor volgehouden aandacht.

De aandachtscapaciteit wordt beïnvloed door 

De aandachtscapaciteit wordt beïnvloed door

responsvereisten die op hun beurt responsselectie en -controle beïnvloeden.



Eens een respons gesteld is, krijgt het systeem feedback vanuit de omgeving. Deze feedback vormt op zijn beurt het onderwerp van de daaropvolgende informatieverwerking. De feedback kan resulteren in een verderzetten van de respons, een compensatorische aanpassing van de respons op grond van fouten, of een inhibitie van de respons.



De feedbackcontrole vormt in samenhang met de andere drie processen de basis voor 

De feedbackcontrole vormt in samenhang met de andere drie processen de basis voor

volgehouden aandacht.


3.5.6.6 Het onderliggend neuroanatomisch model



Aandacht wordt beschouwd als

het bijproduct van een netwerk van verschillende neuroanatomische systemen.



De neuroanatomische systemen betrokken bij aandachtsprocessen zijn hiërarchisch georganiseerd in een cortico-subcorticale as. Wanneer het gehele systeem gestimuleerd wordt, hetzij door externe stimuli, hetzij door interne affectieve, motivationele of uit biologische noden voortspruitende impulsen, ontstaat vrijwel gelijktijdig ter hoogte van het ARAS een algemene activatie die het gehele systeem voorziet van een energetische tonus.


De neuroanatomische systemen betrokken bij aandachtsprocessen zijn hiërarchisch georganiseerd in een cortico-subcorticale as.



Wanneer het gehele systeem gestimuleerd wordt, hetzij door externe stimuli, hetzij door interne affectieve, motivationele of uit biologische noden voortspruitende impulsen, ontstaat vrijwel gelijktijdig ter hoogte van het ARAS

een algemene activatie die het gehele systeem voorziet van een energetische tonus.



Deze reticulaire activatie beïnvloedt de actuele aandachtscapaciteit. De hypothalamus genereert een bijkomende, meer specifieke activatie in overeenstenuning met de biologische noden.



De impulsen vanuit het ARAS. en de hypothalamus activeren tal van structuren , waaronder de limbische structuren, de thalamus, de paralimbische structuren en de cortex. De thalamus fungeert als een schakelstation tussen deze verschillende structuren. De limbische structuren moduleren de reticulaire en hypothalarnische impulsen door middel van excitatie en inhibitie en bepalen zo de relatieve waarde die aan stimuli wordt gehecht op grond van vroegere ervaringen . Hierdoor wordt de geiichtheid en de intensiteit van de aandacht beïnvloed.


De impulsen vanuit het ARAS en de hypothalamus activeren tal van structuren , waaronder de limbische structuren, de thalamus, de paralimbische structuren en de cortex.



De thalamus fungeert als

een schakelstation tussen deze verschillende structuren.



De limbische structuren moduleren de reticulaire en hypothalarnische impulsen door middel van excitatie en inhibitie en bepalen zo de relatieve waarde die aan stimuli wordt gehecht op grond van vroegere ervaringen .



Hierdoor wordt de gerichtheid en de intensiteit van de aandacht beïnvloed.



De paralimbische structuren (waaronder de gyrus cinguli) moduleren verder het belang dat aan stimuli wordt gehecht, en staan in interactie met de corticale systemen die betrokken zijn bij de sensorische selectie en responscontrole .



De posterieure hersenstructuren spelen vooral een rol bij

de sensorische selectie, terwijl de anterieure hersengebieden vooral een rol spelen bij de responstrole.



De posterieure hersenstructuren spelen vooral een rol bij sensorische selectie terwijl de anterieure hersengebieden vooral een rol spelen bij de responscontrole.



De inferieure parietale cortex en de temporale cortex staan in voor de

integratie van multimodale informatie waar ze gemodifieerd en in verband gebracht wordt met reeds opgeslagen informatie. De frontale cortex staat in nauwe interactie met deze posterieure hersengebieden en de limbische structuren.



Deze interactie is essentieel voor het focussen van de selectieve aandacht. Er is dus steeds een nauwe interactie nodig tussen de anterieure en posterieure corticale sytemen zodat het onderscheid tussen beide niet altijd even scherp gesteld kan worden. Aandacht berust immers op sensorimotorische integratie.



Deze interactie is essentieel voor het focussen van de selectieve aandacht.



Er is dus steeds een nauwe interactie nodig tussen de anterieure en posterieure corticale sytemen zodat het onderscheid tussen beide niet altijd even scherp gesteld kan worden. Aandacht berust immers op sensorimotorische integratie.



De basale ganglia ten slotte zijn betrokken bij

de coördinatie van deze sensorimotorische integratie en faciliteren zo de selectieve aandacht.



Letsels in de anterieure hersengebieden, inclusief de prefrontale cortex, resulteren vaak in stoornissen op het vlak van planning, intentionaliteit en zelfregulatie. Letsels in de posterieure sensorische associatiezones leiden tot problemen met sensorische selectie. Limbische letsels kunnen de aandacht capaciteit aantasten door een veranderde geheugenfunctie, of de exciterende-inhiberende gedragscontrole, of het relatieve belang dat aan de te verwerken stimuli wordt gehecht (motivatie).



Letsels in lagergelegen subcorticale regio's verstoren vaak de algehele energetische tonus en zo de aandachtsprocessen.


Letsels in de anterieure hersengebieden, inclusief de prefrontale cortex, resulteren vaak in stoornissen op het vlak van




-planning,


-intentionaliteit en


-zelfregulatie.




Letsels in de posterieure sensorische associatiezones leiden tot problemen met sensorische selectie.



Limbische letsels kunnen de aandacht capaciteit aantasten door


-een veranderde geheugenfunctie, of


-de exciterende-inhiberende gedragscontrole, of


-het relatieve belang dat aan de te verwerken stimuli wordt gehecht (motivatie).



Letsels in lagergelegen subcorticale regio's verstoren vaak de algehele energetische tonus en zo de aandachtsprocessen.


Letsels in de posterieure sensorische associatiezones leiden tot problemen met sensorische selectie.



Limbische letsels kunnen de aandacht capaciteit aantasten door


-een veranderde geheugenfunctie, of


-de exciterende-inhiberende gedragscontrole, of


-het relatieve belang dat aan de te verwerken stimuli wordt gehecht (motivatie).



Letsels in lagergelegen subcorticale regio's verstoren vaak de algehele energetische tonus en zo de aandachtsprocessen.


Letsels in lagergelegen subcorticale regio's verstoren vaak

de algehele energetische tonus en zo de aandachtsprocessen.

Het onderliggend neuroanatomisch model van cohen