• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/24

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

24 Cards in this Set

  • Front
  • Back
15.1 Inleiding

• De manier waarop objectieve stressoren uiteindelijk de gezondheid beïnvloeden, wordt bepaald door (2):
-omgevingsfactoren en
-individuele verschillen
15.2 Procesmodellen

Het proces voorafgaand aan stress moet bekeken worden.

Per baan verschillen de stressoren.

Welke?
-objectieve stressoren (tijdsdruk, lastige klanten ed)
-subjectieve stressoren
Het proces voorafgaand aan stress moet bekeken worden.

Per baan verschillen de objectief te bekijken stressoren, moeilijker te bekijken zijn de subjectieve stressoren.

Hoe komt dat?
Ook de persoonlijkheid en de omgeving hebben invloed op stressreacties.
Objectieve stressoren worden dus hoe beleefd?
Subjectief.
Stressbeleving is dus subjectief en afhankelijk van de persoonlijkheid.

Verschillen in persoonlijkheid zijn bijvoorbeeld.
Type A-persoonlijkheid,
iemand die serieus is, betrokken is bij werkzaamheden, zelfstandig en vatbaar voor stress.

Type B-persoonlijkheid is hier het tegenovergestelde van.
Persoonlijkheid heeft dus daadwerkelijk invloed, er zijn drie modellen die dit laten zien. :



A

B


P
-Het Additief model,
waarin sprake is van onafhankelijke effecten van de persoonlijkheid en werkomgeving op gezondheidsuitkomsten.

-Het Buffer- of kwetsbaarheids model,
gaat over hoe werknemers op de omgeving reageren. Dit ligt onder andere aan extraversie en introversie. De persoonlijkheid fungeert als een soort 'buffer' omdat ze gerelateerd is aan het copingsgedrag.

-En het Persoon-omgeving-‘fit’- model
toont de mate aan waarin iemand binnen de werkomgeving past.

-COR-Model (conservation of resources theorie van stress)
Stress is te verklaren vanuit de dreiging van verlies van hulpbronnen (energieverlies bijv.) of de inspanningen leveren niet het gewenste resultaat op.

Ze combineert het 'buffer' en 'fit' model.
• Conservation of Resources theorie van stress (COR theorie; Hobfolls 1989):
stress is te verklaren vanuit de dreiging om hulpbronnen kwijt te raken of door een feitelijk verlies van hulpbronnen.

Ook kan stress ontstaan wanneer iemand het gevoel heeft dat een investering om hulpbronnen te verkrijgen niet het gewenste effect oplevert.

Mensen zijn voortdurend gericht op het verkrijgen, beschermen en opbouwen van hulpbronnen
15.3 Relevante persoonlijkheidstrekken

Er zijn lagere- en hogere orde- persoonlijkheidseigenschappen,

• Andere persoonseigenschappen, naast type-A en extraversie (7):
1. Beheersingsorientatie (locus of control)
2. Attributiestijl
3. Gehardheid (hardiness)
4. Gevoel van coherentie (sense of coherence)
5. Eigen-effectiviteit (self-efficacy)
6. Zelfwaardering
7. Dispositioneel optimisme

• Staan deze eigenschappen bekend als specifieke of lagere-orde eigenschappen: JA
Lagere-orde-eigenschappen:
1. Type A,
deze mensen worden eerder geprikkeld en zijn wantrouwend waardoor uitputting en lichamelijke klachten meer voorkomen en minder snel genezen.

2. Optimisme,
zij gaan problemen actief tegemoet in tegenstelling tot pessimisten.

3. Eigen-effectiviteit (self-efficacy),
wanneer iemand denkt te kunnen beslissen over het eigen handelen leidt dit tot een vermindering van stress.

4. Gevoel van coherentie,
deze mensen kunnen de omgeving hanteren en verklaren.

5. Gehardheid,
deze mensen zijn betrokken en hebben controle en willen graag leren (uitdaging).

6. Beheersingsoriëntatie,
iemand die gelooft in het eigen handelen heeft een interne oriëntatie, in tegenstelling tot iemand die gelooft in anderen of toeval. Goede zaken moet men aan zichzelf toeschrijven en slechte aan externen om stress te minderen.
Hogere-orde-eigenschappen (Big Five) bestaan uit
extraversie,
vriendelijkheid,
consciëntieusheid,
emotionele stabiliteit en intellect/autonomie.
Wie kunnen beter omgaan met stress?
Mensen die emotioneel stabiel en extravert zijn kunnen beter omgaan met stress.
Hoe hangen hogere ordefactoren samen met dimensies van persoonlijkheid?
In de P factor.

In de P factor zijn eigenschappen verenigd die een evolutionaire basis dienen. Adequaat reageren op omstandigheden vergroot de overlevingskans.

Hofstede brengt deze in verband met o.a. sociale intelligentie, maar ook hardiness maakt deel uit van het conglomeraat van positieve trekken uit de big 5.
15.4 Person-Environment Fit

Het person-environment-fit-model onderzoekt de relatie tussen persoonlijkheid, gezondheid en werkstress.

Wat is dan ook belangrijk?
Het is heel belangrijk dat iemands persoonlijkheid past binnen de huidige werksituatie.
• Wat zijn de hogere-orde eigenschappen (persoonlijkheid):
de Big Five
• Noem de vijf eigenschappen van de Big Five:
1. Extraversie
2. Vriendelijkheid
3. Consciëntieusheid
4. Emotionele stabiliteit
5. Intellect/autonomie
• Welke twee eigenschappen lijken voorspellers van satisfactie en welbevinden in werksituaties:
extraversie en emotionele stabiliteit
• Person-Environment Fit (P-E Fit):
gezondheid wordt gezien als een functie van de ‘fit’ tussen kenmerken van de persoon en die van de omgeving
• Conclusie van het hoofdstuk:
het lijkt erop dat bepaalde persoonlijkheden meer risico lopen op stress en burnout en dus meer begeleiding en coaching nodig hebben dan andere persoonlijkheden
• Wat laat onderzoek van Eastburg en collega’s, onder verpleegkundigen, zien:
dat sociale steun vooral bij extraverte personen helpt om emotionele uitputting te voorkomen
• subjectieve beleving van stress:
de wijze waarop individuen objectieve stressoren beleven
• hoe zit het met stressvolle situaties en Type-A personen:
zij hebben een hogere emotionele kwetsbaarheid en vertonen (daardoor) een hogere reactiviteit op stressvolle situaties
• P-E Fit-benadering:
afstemming van persoons- en omgevingsgebonden hulpbronnen
• interne beheersingsorientatie en stressvolle werkomstandigheden:
minder sterke reacties

• 'Hardiness' omvat drie componenten:
betrokkenheid, controle en uitdaging

• een 'hardy' persoonlijkheid wordt gekenmerkt door:
-een sterke betrokkenheid bij dagelijkse activiteiten,
-een gevoel van controle over gebeurtenissen en
-het openstaan voor verandering

• is gevoel van coherentie een stabiel persoonlijkheidskenmerk:
minder dan de andere (blijkt)
• zelfwaardering:
iemands gevoel van persoonlijke waarde

• coping van →
1. optimisten: actieve copingsstrategieen
2. pessimisten: vermijdingsgedrag

• hangt hostiliteit negatief samen met het gebruik van probleemgerichte strategieën (Type-A):
JA

• neuroticisme:
emotionele kwestbaarheid en een algemene neiging om met sterk negatieve emoties te reageren op levens- en werkstressoren
• is intellect gerelateerd aan coping:
NEE

• waar hangt het mee samen:
een flexibele, verbeeldingsvolle en intellectueel nieuwsgierige benadering van stressvolle situaties en met het gebruik van humor als een manier om met stress om te gaan

• met welke van de Big-5 hangt dit samen →
1. optimisme (2):
extraversie (hoog) en neuroticisme (laag)
2. hostiliteit (2):
vriendelijkheid (laag) en neuroticisme (hoog)
• is het zinvol om mensen met externe beheersingsorientatie of passieve 'copers' een werkomgeving aan te bieden met veel controlemogelijkheden:
NEE