Biologie Hoofdstuk 6 Paragraaf 3/4

Front 1

welke 2 soorten zenuwstelsels zijn er?

Back 1

centrale zenuwstelsel:

- grote hersenen

-kleine hersenen

-hersenstam

- ruggenmerg

perifere zenuwstelsel:

zenuwen: verbinden alle delen van het lichaam met het centrale zenuwstelsel

Front 2

wat zijn prikkels?

Back 2

een invloed uit het milieu op een organisme, door een bepaalde drempelwaarde te bereiken kan er in de zintuigcellen impulsen ontstaan

Front 3

wat is de functie van een zintuigcel?

Back 3

(receptoren) ontvangen prikkels uit het milieu en zetten ze om in impulsen

Front 4

wat zijn de effectoren van ons lichaam?

Back 4

spiercellen en kliercellen (uitvoerders)

Front 5

wat is de functie van een zenuwcel? (neuronen)

Back 5

geven signaalmoleculen (neurotransmitters) af

Front 6

Wat is een impuls?

Back 6

een elektrisch signaal

Front 7

wat is een dendriet?

Back 7

een uitloper die impulsen ontvangt en naar een cellichaam geleidt

Front 8

wat is een axon?

Back 8

geleidt impulsen van het cellichaam af

Front 9

wat zijn synapsen?

Back 9

de uiteinden van een axon waar het impuls wordt overgegeven aan de andere cel

Front 10

hoe gaat het celcommunicatieproces? (synapsen)

Back 10

1. blaasjes met neurotransmitters versmelten met het cytoplasma

2. neurotransmitters worden losgelaten in de synaptische spleet

3. die binden zich aan de receptoren van de doelwitcellen

Front 11

welke type zenuwcellen heb je?

Back 11

gevoelszenuwcellen: (sensorische zenuwcellen) geleiden impulsen van zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel, lange dendriet en korte axon

schakelcellen : geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel, ontvangen impulsen van gevoelscellen en geven ze door aan bewegingscellen

bewegingscellen: (motorische zenuwcellen) geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren

Front 12

wat is een zenuw?

Back 12

een bundel van uitlopers van zenuwcellen omgeven door een beschermend bindweefsel

Front 13

welke soorten zenuwen heb je?

Back 13

gevoelszenuwen, bewegingszenuwen en gemengde zenuwen

Front 14

wat is de witte stof ?

Back 14

buitenste deel van het ruggenmerg en bevatten uitlopers van schakelcellen

Front 15

Wat zijn ruggenmergzenuwknopen?

Back 15

aan de rugkant komen de uitlopers van de gevoelszenuwcellen bij elkaar in gevoelszenuwen, de verdikking in deze zenuw worden gevormd door een opeenhoping van cellichamen van gevoelszenuwcellen

Front 16

als je kijkt naar de grijze stof welke cellen bevinden zich daar?

Back 16

(midden en rugzijde) cellichamen van de schakelcellen

(buikzijde) cellichamen van bewegingszenuwcellen

Front 17

wat is de functie van het ruggenmerg?

Back 17

impulsen geleiden van zenuwen in de romp en de ledematen naar de hersen en omgekeerd

Front 18

waaruit bestaan de hersenen?

Back 18

grote hersenen, kleine hersenen en hersenstam

Front 19

Wat is de functie van de hersenstam?

Back 19

impulsen van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen geleiden en omgekeerd

- impulsen van zenuwen in hoofd en hals naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd

- impulsen in reflexbogen van hoofd en hals

- activiteiten van het autonome zenuwstelsel coördineren

Front 20

wat is de functie van de grote hersenen ?

Back 20

impulsen verwerken. In de schors liggen de cellichamen van hersencellen in de merg de uitlopers van de hersencellen

Front 21

wat is de functie van de kleine hersenen?

Back 21

coördineren alle bewegingen in het lichaam en handhaven je evenwicht

Front 22

wat gebeurt er tijdens het rustpotentiaal?

Back 22

een zenuwcel geleidt geen impuls, waardoor het cytoplasma een negatieve elektronische lading ten opzichte van de buitenkant van de cel.

Front 23

hoe zit het met de natrium en kalium concentratie?

Back 23

aan de buitenkant meer natrium dan kalium in het cytoplasma meer kalium dan natrium

Front 24

hoe wordt de ionconcentratie in een cel gehandhaafd?

Back 24

door actief transport door het celmembraan

Front 25

hoe verloopt impulsgeleiding?

Back 25

1. er is een prikkel op een bepaalde plaats in het celmembraan

2. natriumkanalen gaan open en natrium komt in het cytoplasma

3. elektrische lading neemt af tot de drempelwaarde wordt bereikt (50 MV)

4. er ontstaat een impuls ( actiefase impuls)

5. natriumkanalen sluiten en kaliumkanalen gaan open ( binnenkant wordt weer negatief)

6. herstelfase: natriumpoorten zorgen weer dat de ionconcentratie weer normaal wordt (gooien Na er uit en nemen K op)

Front 26

wat is het alles-of-niets-principe?

Back 26

Er moet een bepaalde drempelwaarde gehaald wil een prikkel een impuls opwekken

Front 27

wat is een impulssterkte?

Back 27

de grootte van de verandering in een elektrische lading van het celmembraan (voor alle zenuwcellen gelijk)

Front 28

wat gebeurt er wanneer je meer pijn ervaart?

Back 28

je impulssterkte gaat niet omhoog maar je impulsferquentie

Front 29

wat is sprongsgewijze impulsgeleiding?

Back 29

impuls springt van insnoering naar insnoering

Front 30

wat gebeurt er bij een bewuste reactie?

Back 30

1. impulsen bewegingscentra grote hersenen

2. via schakelcellen naar de kleine hersenen

3. via schakelcellen in de hersenstam en ruggenmerg

4. naar impulsen in de spieren

Front 31

wat is een reflex?

Back 31

vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel

Front 32

wat is een reflexboog?

Back 32

de weg die de impulsen bij een reflex afleggen

Front 33

welke soorten zenuwstelsels hebben we?

Back 33

het animale zenuwstelsel: regelt bewuste reacties

het autonome zenuwstelsel: regelt de werking van de inwendige organen

Front 34

welke delen vallen onder het autonome zenuwstelsel?

Back 34

orthosympatische deel:

- beïnvloed organen zodanig dat het lichaam arbied kan verrichten waarvoor energie nodig is (verhoging hartslag ademnhaling, vertraging verteringsstelsel)

parasympathische deel: beïnvloed het lichaam zodanig dat het in een toestand van rust en herstel (vertraging hartslag en ademferquentie, versnelling vertering)

Front 35

wat is innervatie?

Back 35

voorzieningen van orgaan

Front 36

wat is dubbele innervatie?

Back 36

een doelwitorgaan wordt geïnnerveerd door 2 zenuwen van het autonome zenuwstelsel