Biologie Hoofdstuk 10 Nectar

Front 1

fossiel

Back 1

afdrukken, (versteende) harde delen of complete organismen die paleontologen veel informatie geven over uitgestorven dieren

Front 2

gidsfossielen

Back 2

bepaalde fossielen waarvan de ouderdom is vastgesteld

Front 3

realtieve ouderdomsbepaling

Back 3

met gidsfossiel ouderdom van aardlaag (of andere fossielen uit die aadlaag) bepalen

Front 4

absolute oudersomsbepaling

Back 4

precieze ouderdom van aardlaag of fossiel bepalen onderzoekers met natuurkundige technieken (isotopen)

Front 5

isotopen

Back 5

verschillende vormen van een element, elk met een eigen atoommassa

Front 6

allelfrequentie

Back 6

aandeel van elk allel in de genenpool van de populatie

Front 7

evolutie

Back 7

langdurige veranderingen in allelfrequenties en mutaties in het DNA leiden tot nieuwe combinaties van allelen. dit kan leiden tot het ontstaan van nieuwe soorten

Front 8

mutagene straling/ stoffen

Back 8

oorzaken van veranderingen in het DNA

Front 9

puntmutatie

Back 9

een stikstofbase in het DNA veranderd

Front 10

chromosoommutatie

Back 10

veranderen van grote stukken DNA

Front 11

genoommutatie

Back 11

aantal chromosomen veranderd

Front 12

recombinatie

Back 12

door recombinatie van de allelen van beide ouders levert bij geslachtelijke voortplanting genetische variatie in de nakomelingen

Front 13

genetische variatie

Back 13

door mutatie en recombinatie ontstaat binnen een soort veel variatie in het genoom, door deze variatie krijgt evolutie een kans

Front 14

voortplantingssucces

Back 14

organismen met succesvolle allelen hebben meer voortplantingssucces, allel zal in in volgende generatie vaker voorkomen

Front 15

natuurlijke selectie

Back 15

de omgeving (natuur) bepaalt welke individuen het langste leven en dus de meeste nakomelingen krijgen

Front 16

adaptie

Back 16

omgeving bepaalt allelfrequentie. populatie raakt steeds beter opgewassen tegen selectiedruk

Front 17

selectiedruk

Back 17

snelheid waarmee adaptie optreed, hoe groter selectiedruk hoe groter de snelheid van natuurlijke selectie

Front 18

fitness

Back 18

geeft aan hoeveel een eigenschap bijdraagt aan voortplantingssucces

Front 19

Genetic Drift

Back 19

veranderen van samenstelling van genenpool door toeval

Front 20

seksuele selectie

Back 20

leidt tot grotere voortplantingskans, niet tot een grotere overlevingskans

Front 21

kunstmatige selectie

Back 21

selectie van buitenaf, zodat er 'betere'producten komen

Front 22

reproductieve isolatie

Back 22

meerdere soorten kunnen uit één soort ontstaan:

- isolatie in ruimte: barrière splitst populatie in tweeën

- isolatie in tijd: ander moment van dag/jaar sexsueel actief

- isolatie in gedrag: baltsgedrag veranderd voor een deel

- isolatie in uiterlijk: deel van populatie krijgt ander uiterlijk

Front 23

genenpool

Back 23

genetische variatie binnen een populatie

Front 24

Biodiversiteit

Back 24

veel diversiteit, grote biodiversiteit biedt grote kans op het voortbestaan