• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/18

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

18 Cards in this Set

  • Front
  • Back

wat is concentratie?

de hoeveelheid opgeloste stoffen


bestaat uit een oplosmiddel en een opgeloste stof

hoeveel is ppm?

0,0001%

wat is diffusie?

verplaatsing van een stof van een plek met een hoge concentratie naar een plek met een lage concentratie

waardoor ontstaat diffusie?


door de beweging van moleculen


(snelheid is afhankelijk van de temperatuur)

wat is osmose?
diffusie van water door middel van een selectief permeabel membraan. Water gaat van een plek met een lage osmotische waarde naar een plek met een hoge osmotische waarde

wat is osmotische waarde?

is het aantal opgeloste deeltjes in een oplosmiddel

welke functies hebben de eiwitten in het celmembraan? en welke soorten eiwitten zijn er?

1 transport: deze eiwitten transporteren van stoffen hiervoor hebben ze soms energie nodig in de vorm van ATP




2 enzymen: sommige eiwitten werken als enzymen




3 receptoren: sommige membranen geven signalen door. aan de buitenkant van het membraan bindt zich een stof (hormoon) en die brengt allerlei processen opgang




4 cel herkenning: hebben een koolhydraat keten en ze dienen als herkenning voor andere cellen

wat is externe milieu en interne milieu ?

extern milieu: omgeving van een organisme


intern milieu: het inwendige van een organisme


er tussen in bevind zich minstens 1 celmembraan

welke 2 soorten transport heb je?

passief transport: geen energie nodig, verloopt altijd van een plek met een hoge concentratie naar een plek met een lage concentratie (diffusie en osmose )




actief transport: transport van stoffen door een membraan waar energie voor nodig is. "gaat tegen de richting in"

waarom is er een speciaal waterkraantje/aquaporine?

regelt de doorlaatbaarheid van water door een membraan


(hoe meer waterkraantjes een cel bevat hoe sneller osmose kan plaats vinden)

wat is fagocytose?

opnemen van voedingstoffen via blaasjes

cytoskelet

netwerk van vezels die beweging in de cel mogelijk maakt

wat is turgor?

de osmotische waarde buiten de cel is lager dan in de cel waardoor de cel wordt volgezogen met water (zorgt ervoor dat de cel stevig is)

wat is plasmolyse?

buiten de cel is een lagere osmotische waarde dan in de cel waardoor de cel als het ware leeg loopt. het celmembraan laat dan los van de celwand

wat is een hypotoon, isotoon, hypertoon?

hypo: omgeving heeft een lagere osmotische waarde


iso: de osmotische waardes zijn gelijk


hyper: de omgeving heeft een hogere osmoti sche waarde

wat is celdeling?

reproductie van een cel

wat is de interfase?

g1, s fase, g2 (geen chromosomen zichtbaar

beschrijf de celcyclus

G1: periode tussen mitose en S-fase, hier vind plasmagroei plaats




S-fase: periode waarin DNA-synthese plaats vind (replica)




G2: periode tussen s fase en mitose




M-fase: 2 chromosomen worden uit elkaar getrokken en wordt er een nieuwe cel gevormd en gaat een andere cel weer verder met dit proces