• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/28

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

28 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Er zijn drie componenten aan het zelfconcept te onderscheiden:
1. de cognitieve component,
2. de affectieve component en de
3. gedragscomponent.
Wat hebben de drie componenten van het zelfconcept:

1. de cognitieve component,
2. de affectieve component en de
3. gedragscomponent.

met elkaar gemeen?
Waarom zijn deze drie componenten onafscheidelijk met elkaar verbonden?
elk van de drie is sterk sociaal bepaald.
het zelfconcept of zelf-schema komt tot stand door ....
vergelijking met relevante anderen in de omgeving;

met andere woorden, door vergelijking met anderen wordt het ons duidelijk:

• welke eigenschappen we hebben (de cognitieve component),
• hoe we onze eigenschappen evalueren (de affectieve component) en
• hoe we van onze eigenschappen en die evaluatie blijk geven (presentatie: de gedragscomponent).
Het beeld wat we van ons zelf hebben staat niet los van ....
anderen
Het zelfconcept is onderdeel van onze .....
‘sociale schema’s’

Verwachtingen van en regels hoe er met sociale informatie wordt omgegaan.

Zelfconcept is dat gedeelte van deze schema’s dat onze eigen gedachten (cognities), gevoelens (emoties) en gedragingen omvat.
Cognitieve component: Zelfschema’s
De vraag is hoe het proces dat ons een zelfbeeld oplevert er uit ziet...
Volgens Bem denken we over onszelf na.
Als we over onszelf nadenken wie we zijn doen we dat door te kijken naar het gedrag wat we vertonen.. Zo kunnen we eigenschappen aan onszelf toekennen. (attribueren) en deze attributies worden een onderdeel van ons zelf-schema.

Volgens Bem is het zo dat als iemand iets vrijwillig doet, hij dit eerder ziet als iets wat ‘over zichzelf zegt’.
Het beeld wat we van onszelf opbouwen is te omschrijven als een ......
cognitieve generalisatie van onszelf. Het zelfconcept geeft richting aan volgens Markus (1977) waarop we met nieuwe informatie omgaan. Zo is het ene belangrijk voor x, voor y is dat niet zo.
We zijn n.a.v. van een onderzoek van Rogers ook in staat om beter informatie te onthouden als .....
het betrekking heeft op ons zelf.
Ook denken we dat mensen net zo denken als wij.
Ook denken we dat mensen net zo denken als wij.

Het:
False consensus effect.
Gebeurtenissen slaan we als we erbij betrokken waren op een egocentrische wijze op.

Onze eigen bijdrage overschatten we en construeren het verleden zo dat we gelijk hebben.
2.2. de affectieve component: Emotie en zelfachting.

Affect of emotie is een ander woord voor .....
Onze gevoelens beïnvloeden ons ....

Dat gebeurd meer als er sprake is van een neutrale of ambigue werkelijkheid. We kunnen ook meer informatie verwerken als we in een betere bui zijn dan een neutrale of slechte.
Affect of emotie is een ander woord voor gevoel.
Onze gevoelens beïnvloeden ons denken.

Dat gebeurd meer als er sprake is van een neutrale of ambigue werkelijkheid. We kunnen ook meer informatie verwerken als we in een betere bui zijn dan een neutrale of slechte.
Volgens Forgas (1991) beïnvloeden affecten cognities op 2 manieren:
Oppervlakkige manier
Diepgaande manier
Oppervlakkige manier
Stemming is positief
We diepen cognities, oordelen uit het verleden op
Diepgaande manier
Slechte stemming
selectie van informatie op een manier die zo weinig mogelijk inspanning kost om tot een positieve stemming te komen.
Het belang van cognities voor gevoelens.

Schachter en Singer (1962), het drugs experiment:
Bij het optreden van sterke gevoelens ervaren we spanning (arousal)
we gaan aandacht geven aan informatie van buiten om ......
De ......... beïnvloedt de formulering van de emotie.
we gaan aandacht geven aan informatie van buiten om de oorzaak van de spanning te achterhalen

De externe informatie (Cognitie) beïnvloedt de formulering van de emotie.
Cognities hangen ook samen met ..... Ze kunnen emotie voorspellen.
Ook hangen ...... samen met verwachtingen over wat er zal gebeuren en sturen onze emoties.
Cognities hangen ook samen met gevoelens. Ze kunnen emotie voorspellen.
Ook hangen cognities samen met verwachtingen over wat er zal gebeuren en sturen onze emoties.

Het werkt, cognities en gevoelens, twee kanten op.
Zelfachting.

Zelfachting wordt vaak gemeten op de schaal van ....... Zelfachting hangt samen met hoe mensen zich in het dagelijks leven gedragen.

Er zijn 2 soorten zelfachting:
-.....
-......
Zelfachting.

Zelfachting wordt vaak gemeten op de schaal van Coopersmith. Zelfachting hangt samen met hoe mensen zich in het dagelijks leven gedragen.

Er zijn 2 soorten zelfachting:
-Globale zelfachting
-Specifieke zelfacting
Zich bewust zijn van zichzelf.
Er zijn twee kanten:
Privé bewust
maken zich druk wie ze zijn

publiek bewust
Maken zich druk over de indruk die ze maken
Er zijn discrepanties tussen het reële beeld en ideaalbeeld wat we hebben. Higgens ging uit van drie soorten reacties daarop:
1. We kunnen ons aanpassen aan het ideaalbeeld.
2. We stoppen met denken aan ons ideaalbeeld
3. We doen ons mooier voor dan we zijn.
2.3 De gedragscomponent: zelfpresentatie

Er zijn 2 kanten: het Privé aspect en het publiekaspect.
Vanuit daar:
Privé bewustzijn en
Publiek bewustzijn.
Strategische zelfpresentatie: ....
Zichzelf bevestigende zelfpresentatie:.......
Strategische zelfpresentatie:
meer berekenend doel is goedkeuring gedrag, Langetermijn.
Valkuil: te veel zelf promotie

Zichzelf bevestigende zelfpresentatie:
goedkeuring gedrag.
Korte termijn
Bij Strategische zelfpresentatie en zichzelf bevestigende presentatie proberen we ons zo te gedragen dat de ander .........aan het (privé) beeld dat we van onszelf hebben.
Bij Strategische zelfpresentatie en zichzelf bevestigende presentatie proberen we ons zo te gedragen dat de ander zich aanpast aan het (privé) beeld dat we van onszelf hebben.
De sociale vergelijkings theorie van Festinger (1954):
We willen zeker zijn dat onze meningen correct zijn en proberen onze eigenschappen te zien zoals ze zijn.

Zijn we hier onzeker over zoeken we bevestiging bij anderen door onze meningen en zienswijzen te vergelijken.

We zijn geneigd mensen uit te kiezen die op ons lijken. En als we vergelijken het liefst dan aan mensen die net iets bekwamer zijn dan wijzelf.
Sociale vergelijking heeft invloed op hoe we onszelf zien.

Opwaartse vergelijking
Neerwaartse vergelijking
Opwaartse vergelijking
Sociale vergelijking met iemand die beter is
Vergelijking m.b.t. vaardigheden

Neerwaartse vergelijking
Vergelijking met iemand die slechter is
Vergelijking m.b.t. nare gebeurtenissen.
Namen:

Festinger (1954):
Coopersmith:
Bem (1972):
Rogers:
Forgas (1991):
Festinger (1954): De sociale vergelijkingstheorie
Coopersmith: Zelfachting wordt vaak gemeten op de schaal van Coopersmith
Bem (1972): Het proces van zelfschema’s
Rogers: in staat beter informatie te onthouden als het betrekking heeft op ons zelf.
Forgas (1991): Volgens Forgas (1991) beïnvloeden affecten cognities op 2 manieren: oppervlakkig en diepgaand
In dit hoofdstuk hebben we laten zien dat er drie componenten aan het zelfconcept te onderscheiden zijn:
1. de cognitieve component,
2. de affectieve component en
3. de gedragscomponent.
Deze drie componenten zijn overigens onafscheidelijk met elkaar verbonden.
Wat zij gemeen hebben is ....
dat elk van de drie sterk sociaal bepaald is.
het zelfconcept of zelf-schema komt tot stand door vergelijking met ....
relevante anderen in de omgeving.
Met andere woorden, door vergelijking met anderen wordt het ons duidelijk:
• welke eigenschappen we hebben (de cognitieve component),
• hoe we onze eigenschappen evalueren (de affectieve component) en
• hoe we van onze eigenschappen en die evaluatie blijk geven (presentatie: de gedragscomponent).