• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/235

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

235 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Begrippen hoofdstuk 1

Begrippen Hoofdstuk 1

Sociale invloed

Belangrijk fenomeen in de sociale psychologie: iedereen wordt door anderen beïnvloed op meerdere niveaus: gedrag, gedachten en gevoelens

Sociale psychologie

De wetenschappelijke studie naar manieren waarop mensen hun gedachten, gevoelens en gedrag beïnvloed worden door het al dan niet aanwezig zijn van anderen

Construal

De manier waarop mensen hun sociale omgeving interpreteren, begrijpen en waarnemen

Individuele verschillen

De aspecten van iemands persoonlijkheid die hem onderscheiden van anderen

Fundamentele attributie error

Onze neiging om ons gedrag en dat van anderen toe te schrijven aan Persoonlijkheidseigenschappen, daarbij de kracht van sociale invloed onderschattend

Behaviorisme

Stroming binnen de psychologie die gedrag als reactie op de buitenwereld zag

Gestalt psychologie

Een stroming die de subjectieve, holistische manier van waarneming bestudeert

Self-esteem

De evaluatie van mensen over hun eigen zelfwaarde, de mate waarin ze zichzelf capabel voelen bijvoorbeeld (zelfwaardering)

Sociale cognitie

De manier waarop mensen zichzelf en de wereld zien, hoe ze sociale informatie selecteren, interpreteren en gebruiken om te oordelen en beslissingen te maken

Begrippen hoofdstuk 2

Begrippen hoofdstuk 2

Hindsight bias

De neiging van mensen om te overdrijven hoe goed ze een gevolg hadden kunnen voorspellen, nadat het is gebeurd

Observatiemethode

Een techniek waarbij een onderzoeker mensen observeert en systematisch metingen en impressies van hun gedrag rapporteert

Etnografie

Een methode waarbij onderzoekers een groep of cultuur proberen te begrijpen door deze van binnenuit te observeren, zonder vooropgestelde denkbeelden

Interjudge reliability

De mate van overeenkomst tussen twee of meer mensen die onafhankelijk een dataset observeren en coderen, door te laten zien dat twee of meer mensen onafhankelijk met dezelfde observaties komen, wordt verzekerd dat de observaties niet subjectief zijn

Archival analysis

Een vorm van de observatiemethode waarbij de onderzoeker de documenten, of bestanden, van een cultuur onderzoekt, zoals magazines

Correlatiemethode

Een techniek waarbij twee of meer variabelen systematisch zijn gemeten en het verband daartussen wordt geschat

Correlatiecoëfficiënt

Een statistische techniek die inschat hoe goed de ene variabele de andere variabele voorspelt

Surveys

Onderzoek waarin een representatieve steekproef mensen wordt gevraagd vragen in te vullen over hun attitudes of gedrag

Random selectie

Een manier om er zeker van te zijn dat een steekproef representatief is voor een populatie, door iedereen in de populatie dezelfde kans te geven om geselecteerd te kunnen worden voor de steekproef

Experimentele methode

Een methode waarbij een onderzoeker random participanten toekent aan verschillende condities en zeker is dat deze condities identiek zijn behalve voor de onafhankelijke variabele

Onafhankelijke variabele

De variabele die een onderzoeker verandert of die varieert om te _ zien of deze een effect heeft op een andere variabele

Afhankelijke variabele

De variabele die een onderzoeker meet om te zien of deze in beïnvloed door de onafhankelijke variabele, de onderzoeker denkt dat de afhankelijke variabele afhangt van het niveau van de onafhankelijke variabele

Random toewijzing aan een conditie

Een proces dat verzekert dat alle participanten een gelijke kans hebben om deel te nemen in elke conditie van een experiment, door random toewijzing, onderzoekers kunnen relatief zeker zijn dat verschillen in de persoonlijkheden van de participanten of achtergronden normaal zijn verdeeld over de condities

Probability level (p-waarde)

Een getal berekend met statistische technieken dat aangeeft hoe waarschijnljk het is dat de resultaten van een experiment door kans komen en niet door de variabelen, het doel is bepalen of de _ resultaten significant zijn

Interne validiteit

Ervoor zorgen dat niets de afhankelijke variabele beïnvloedt naast de onafhankelijke variabele, dit wordt bereikt door alle externe variabelen te controleren en door mensen random in verschillende condities in te delen

Externe validiteit

De mate waarin de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar andere situaties en andere mensen

Psychologisch realisme

De mate waarin de psychologische processen die zijn geactiveerd in een experiment gelijk zijn aan psychologische processen die in het dagelijks leven voorkomen

Cover story

Een beschrijving van het doel van een studie die gegeven wordt aan participanten, maar verschillend is van het eigenlijke doel, dit om psychologisch realisme in stand te houden

Veldexperimenten

Experimenten uitgevoerd in de natuurlijke setting en niet in een labaratorium

Replicaties

Een studie herhalen, vaak met verschillende populaties of in verschillende settingen

Meta-analyse

Een statistische techniek die de gemiddelde resultaten neemt van twee of meer studies om te zien of het effect van een onafhankelijke variabele betrouwbaar is

Basisonderzoek

Studies die ontworpen zijn om het beste antwoord te vinden op de vraag waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen en puur zijn ontwikkeld om redenen van intellectuele nieuwsgierigheid

Toegepast onderzoek

Studies ontworpen om een speciaal sociaal probleem op te lossen

Cross-cultureel onderzoek

Onderzoek samengesteld met leden van verschillende culturen om erachter te komen of de psychologische processen van interesse aanwezig zijn in beide culturen of dat ze specifiek zijn voor culturen

Evolutietheorie

Een concept ontwikkeld door Charles Darwin om de manieren uit te leggen waarop dieren zich aanpassen aan hun omgeving

Natuurlijke selectie

Het proces waarbij erfelijke kenmerken die overleving bevorderen in een bepaalde omgeving worden doorgegeven aan de volgende generaties, organismen met deze kenmerken brengen vermoedelijk meer nageslacht voort

Evolutiepsychologie

De poging om sociaal gedrag uit te leggen in termen van genetische factoren die geëvolueerd zijn over de tijd volgens de principes van de natuurlijke selectie

Informed consent

Overeenkomst om deel te nemen in een experiment, akkoord gaan met volledig bewustzijn van de natuur van het experiment, dat vooraf is uitgelegd

Deception

Participanten misleiden over het werkelijke doel van een studie of de gebeurtenissen die zullen komen

Institutional review board (IRB)

Een groep die bestaat uit minstens een wetenschapper, een niet­wetenschapper en een lid die niet verbonden is met het instituut dat al het psychologisch onderzoek controleert en beslist of het aan ethische richtlijnen voldoet, al het onderzoek moet goedgekeurd worden door het IRB voordat het wordt uitgevoerd

Debriefing

Aan het eind van een experiment aan de participanten uitleggen wat het werkelijke doel van de studie was en wat er precies is gebeurd

Begrippenlijst Hoofdstuk 3

Begrippenlijst Hoofdstuk 3

Automatisch denken

Onbewuste, niet intentionele en onvrijwillige gedachtegang die geen inspanning vereist

Schema’s

Mentale structuren die onze kennis over de sociale wereld organiseren, ze beïnvloeden de informatie die we waarnemen, waarover we denken en die we ons herinneren

Toegankelijkheid, veroorzaakt Door: - Ervaring in het verleden - Gerelateerd aan een huidig doel - Recente Ervaringen

De mate waarin bepaalde schema's en concepten `toegankelijk' in je gedachten zitten, is bepalend voor je interpretatie van de wereld: hoe dichterbij een bepaald schema (verser in je geheugen), hoe meer invloed het heeft op je interpretatie van de wereld

Priming

Waneer recente ervaringen toegankelijkheid van bepaalde schema’s of concepten vergroten

Self-Fulfilling Prophecy

Wanneer mensen een verwachting hebben over hoe een ander is, beïnvloed dat hoe ze zich gedragen tegenover die persoon, dat zorgt er weer voor dat de persoon zich gaat gedragen naar de verwachting die men heeft. Zo wordt dus de verwachting waargemaakt.

Judgmental heuristic

Een mentale ‘shortcut’ om snel en efficiënt een beslissing te maken

Availability heuristic

Inschattingen worden bepaald door hoe makkelijk bepaalde gebeurtenissen herinnerd worden

Representativeness heuristic

Wanneer we een beslissing maken op grond van de gelijkenis met een typisch voorbeeld

Base rate information

Informatie over de relatieve frequentie van leden van verschillende categorieën in de populatie

Analytische denkstijl

Een (meer Westerse) denkstijl waarbij er meer wordt gelet op proporties van objecten dan hun omgevingscontext

Holistische denkstijl

Een denkstijl (meer Oosters) waarbij mensen meer letten op de gehele context en met name in welk opzicht objecten gerelateerd zijn

Gecontroleerd denken

Bewuste, intentionele en vrijwillige gedachtegang die inspanning vereist

Counterfactual denken

Het mentaal veranderen van aspecten uit een eerdere gebeurtenis om te bedenken wat had kunnen zijn (`wat als

Overconfidence barrier

Mensen hebben vaak te veel vertrouwen in de juistheid van hun Beslissingen/opvattingen

Begrippen hoofdstuk 4

Begrippen hoofdstuk 4

Sociale perceptie

De studie naar hoe mensen indrukken vormen van en afleidingen doen over andere mensen

Non-verbale communicatie

Mensen communiceren, bedoeld of onbedoeld, zonder woorden (gezichtsuitdrukking, handgebaren, stemtoon, lichaamshouding etc.)

Encoderen

Het uiten van non-verbaal gedrag, door bijv. te lachen

Decoderen

Het interpreteren van de betekenis van het non-verbale gedrag dat wordt geuit

Affect blend

Een gezichtsuitdrukking waarbij twee emoties tegelijk worden uitgedrukt door verschillende gedeeltes van het gezicht

Display rules

Ongeschreven culturele regels die voorschrijven wanneer het gepast is om een emotie te uiten

Emblemen

Non-verbale gebaren die een bekende betekenis binnen een cultuur hebben (duim opsteken, peace-teken)

Implicit personality theory

Een schema dat onze ideeën bevat over welke trekken goed bij elkaar passen

Attributie theorie

Beschrijft de manier waarop mensen de redenen achter hun eigen gedrag en dat van anderen verklaren

Interne attributie

Wanneer gedrag wordt verklaard door persoonlijkheid, karakter of attitude

Externe attributie

Wanneer gedrag wordt verklaard door de situatie en de meeste mensen zo zouden reageren

Covariatie model

Een theorie die stelt dat we, om een attributie te vormen over wat iemands gedrag veroorzaakt, systematisch het patroon opmerken tussen de aan- of afwezigheid van mogelijke bepalende factoren en of het gedrag dan wel of niet voorkomt

Consensus informatie

in hoeverre andere mensen zich net zo gedragen als de persoon in kwestie doet bij dezelfde stimuli

Distinctiveness information

Informatie over hoe de persoon in kwestie zich gedraagt bij verschillende stimuli

Consistency information

Informatie over of de persoon in kwestie hetzelfde reageert op een bepaalde stimulus, over tijd en verschillende omstandigheden

Correspondence bias of fundamentele attributie fout!

De neiging om aan te nemen dat iemands gedrag overeenkomt met iemands dispositie (persoonlijkheid) en omgevingsfactoren te onderschatten

Twee-Stappen proces van Attributie

Het eerst automatisch toepassen van interne attributie en later externe attributie, waardoor de interne attributie aangepast kan worden

Actor/observer difference

De neiging om het gedrag van anderen te zien als dispositioneel, maar wanneer het eigen gedrag wordt bekeken letten we meer op situationele factoren

Self-serving attributions

Het verklaren van succes aan de hand van interne, dispositionele factoren en het verklaren van falen door het te wijten aan externe factoren

Defensive attributions

Verklaringen voor gedrag die gevoelens van kwetsbaarheid en sterfelijkheid vermijden

Bias Blind Spot

De neiging om te denken dat anderen gevoeliger zijn voor attributional biases in hun denken dan wijzelf

Belief in a just World

Een vorm van defensieve attributie waarin mensen aannemen dat slechte mensen slechte dingen overkomen en goede mensen goede dingen

Begrippen hoofdstuk 5

Begrippen hoofdstuk 5

Zelfkennis

De inhoud van de onszelf: onze kennis over wie we zijn

Zelfcontrole

De manier waarop mensen plannen maken en beslissingen uitvoeren

Zelfwaarde

De manier waarop we onszelf zien, bijvoorbeeld of we positief of negatief over onszelf denken

Independent view of the self

Een manier om jezelf te definiëren in termen van je eigen interne gedachten, gevoelens en daden en niet in termen van de gedachten, gevoelens en daden van andere mensen

Interdependent view of the self

Een manier om jezelf te definiëren in termen van je relatie tot anderen, herkennen dat je gedrag wordt bepaald door de gedachten, gevoelens en daden van anderen

Introspectie

Het proces waarbij mensen naar zichzelf kijken en hun eigen gedachten, gevoelens en motieven onderzoeken

Self-awareness theory

Het idee dat mensen hun gedrag evalueren en vergelijken met hun interne standaarden en waarden, wanneer ze hun aandacht op zichzelf leggen

Causal theories

Theorieën die de oorzaken van iemands gedragingen en gevoelens omvatten, we leren zulke theorieën vaak van onze eigen cultuur

Reasons-generated attitude change

Het veranderen van gedachten/mening door het overdenken van de redenen van je eigen opvattingen, mensen nemen aan dat hun opvattingen overeenkomen met plausibele redenen en dat deze makkelijk uit te spreken zijn

Self-perception theory

De theorie dat, wanneer onze opvattingen en gevoelens onzeker of dubbel zijn, we deze status afleiden door te kijken naar ons gedrag en de situatie waar dat gedrag voorkomt

Intrinsieke motivatie

Wanneer we iets willen doen om dat we het leuk of interessant vinden en niet vanwege externe beloning of druk

Extrinsieke motivatie

Wanneer we iets willen doen vanwege druk van buitenaf of externe beloningen, niet omdat we het leuk of interessant vinden

Overjustification effect

De neiging om gedrag op te vatten als veroorzaakt door aantrekkelijke extrinsieke motivatie, waarbij wordt onderschat in hoeverre het gedrag door intrinsieke motivatie werd veroorzaakt

Task-contingent rewards

Beloningen die worden gegeven voor het uitvoeren van een taak, ongeacht hoe goed de taak is uitgevoerd

Performance- contingent rewards

Beloningen die gebaseerd zijn op hoe goed de taak is uitgevoerd

Two-factor theory of emotion

Het idee dat emotionele ervaring het resultaat is van een twee-stappen zelfperceptie proces waarbij mensen eerst fysiologische opwinding ervaren en daarna een gepaste verklaring hiervoor zoeken

Misattributie van opwinding

Het proces waarbij mensen verkeerde afleidingen doen over wat hun fysiologische staat veroorzaakt

Appraisal theories of emotion

Theorieën die stellen dat emoties voortkomen uit de interpretaties en verklaringen van mensen van gebeurtenissen, zelfs wanneer fysiologische opwinding niet voorkomt

Fixed mindset

Het idee dat we beschikken over een bepaalde dosis vermogen (of talent) dat niet kan veranderen

Growth mindset

Het idee dat onze vermogens kunnen groeien en ontwikkelen

Social comparison theory

Stelt dat we leren over onze eigen vermogens en opvattingen door onszelf te vergelijken met anderen

Downward soda! comparison

Wanneer we onszelf vergelijken met mensen die slechter presteren dan wij op een bepaald kenmerk of vermogen

Upward social comparison

Wanneer we onszelf vergelijken met mensen die beter presteren dan wij

Social tuning

Het proces waarbij mensen de opvattingen van iemand anders overnemen

Impression management

De poging van mensen om zichte laten zien zoals ze door anderen gezien willen worden

Ingratiation

Het proces waarbij mensen er voor proberen te zorgen dat iemand (vaak van een hogere status) hen aardig vindt

Self-handicapping

Een strategie waarbij mensen obstakels en uitvluchten creëren voor zichzelf om zich in te dekken voor als ze slecht presteren op een taak

Terror management theory

Een theorie die claimt dat de zelfwaarde als een buffer dient, mensen beschermt tegen beangstigende gedachten over hun sterfelijkheid

Narcissism

Een combinatie van extreme zelfliefde en een gebrek aan empathie tegenover anderen

Begrippen hoofdstuk 6

Begrippen hoofdstuk 6

Cognitieve dissonantie

Een ongemakkelijk (unheimlich) gevoel dat veroorzaakt wordt doordat je iets hebt gedaan wat niet strookt met je gebruikelijke positieve zelfconceptie

Self-affirmation

Een manier om dissonantie te reduceren door jezelf te herinneren aan je positieve eigenschappen

Impact bias

De neiging om de intensiteit en lengte van onze emotionele reactie op toekomstige negatieve gebeurtenissen te overschatten

Postdecision dissonance

Wanneer dissonantie wordt ervaren na het maken van een keuze, deze wordt verminderd door de aantrekkelijkheid van de gemaakte keuze te benadrukken en de afgewezen alternatieven te devalueren

Lowballing

Een gewetenloze strategie waarbij een verkoper een klant het product aanvankelijk voor een lage prijs aanbiedt, en wanneer de klant akkoord gaat (en een soort voorcontract tekent), de prijs verhoogt. Mensen gaan vaak akkoord met het verhoogde bedrag

Justification of effort

De neiging om iets leuker te vinden naarmate je er voor hebt gewerkt

External justification

Een reden of verklaring voor dissonant gedrag die buiten het individu ligt

Internat justification

Het reduceren van dissonantie door iets aán jezelf te veranderen

Counterattributional advocacy

Een mening of opvatting stellen die tegen je persoonlijke opvatting of houding in gaat

Hypocrisy induction

Het opwekken van dissonantie door mensen statements te laten maken die tegen hun gedrag ingaan, en hen er dan aan herinneren aan de inconsistentie tussen waar ze voor pleiten en hoe ze zich gedragen. Het doel is om meer verantwoordelijk gedrag op te wekken

Insufficiënt punisment

Dissonantie die voorkomt als individuen te weinig externe rechtvaardiging ondervinden na het hebben weerstaan van een gewenste activiteit/object, met als resultaat dat ze de verboden actie/object devalueren

Self-persuasion

Een langdurige vorm van verandering van houding die ontstaat door poging tot self-justification

Begrippen hoofdstuk 7

Begrippen hoofdstuk 7

Houdingen (attitudes)

Evaluaties van mensen, objecten en ideeën

Cognitively based attitude

Een houding die voornamelijk gebaseerd is op iemands opvatting van eigenschappen van een object

Affectively based attitude

Een houding die meer gebaseerd is op iemands gevoelens en waarden dan op iemands opvatting over de natuur van een object

Behaviorally based attitude

Een attitude die gebaseerd is op observaties van hoe iemand zich gedraagt jegens een object

Klassieke conditionering

Fenomeen waarbij een stimulus die een emotionele reactie veroorzaakt samen met een neutrale stimulus gepresenteerd wordt, totdat de neutrale stimulus dezelfde emotionele reactie oplevert als de eerste stimulus

Operante conditionering

Fenomeen waarbij gedrag meer frequent wordt vertoond als het beloond wordt en minder frequent als het bestraft wordt

Expliciete houding

Een houding die we bewust uitdragen en gemakkelijk kunnen rapporteren

Impliciete houding

Houdingen die onvrijwillig, oncontroleerbaar en soms onbewust zijn

Overtuigende communicatie

Communicatie die pleit voor een bepaalde kant van een onderwerp

Yale attitude change approach

De studie naar onder welke condities mensen het meest geneigd zullen zijn hun houding te veranderen door overtuigende communicatie, gericht op de bron en de natuur van de communicatie en de natuur van het publiek

Elaboration likelihood model (ELM)

Een model dat twee manieren onderscheidt waarop overtuigende communicatie plaats kan vinden: een centrale route en een perifere route

Centrale route naar overtuiging

De route waarbij mensen aandachtig luisteren naar de overtuigende communicatie en de argumenten overdenken, komt voor wanneer mensen zowel kunnen als willen luisteren

Perifere route naar overtuiging

De route waarbij mensen niet kunnen of willen luisteren, maar door de perifere informatie (lengte van de communicatie e.d.) beïnvloed worden

Need for cognition

Een variabele in persoonlijkheid die de mate reflecteert waarin mensen zich bezighouden met en plezier hebben in cognitieve activiteiten die inspanning vereisen

Fear-arousing Communications

Overtuigende boodschappen die proberen om houdingen te veranderen door angst aan te jagen

Heuristic-systematic model of persuasion

Een verklaring van de twee manieren waarop overtuigende communicatie verandering van houding kan veroorzaken: door het systematisch analyseren van argumenten of heuristieken te gebruiken

Attitude inoculation

Door het overwegen van korte stukjes argumenten tegen hun positie, worden mensen immuun voor latere pogingen hun houding te veranderen

Reactance theory

Wanneer mensen het gevoel hebben dat hun vrijheid om een bepaald gedrag te uiten beperkt wordt, ervaren ze een staat van tegendraadsheid en de manier om dit gevoel te verminderen is om het verboden gedrag uit te voeren

Attitude accessibility

De sterkte van de associatie tussen een attitude object en iemands evaluatie van dat object, gemeten door de snelheid waarmee mensen rapporteren wat ze van het object vinden

Theory of planned behavior

Het idee dat intenties de beste voorspellers van iemands geplande gedrag zijn, bepaald door hun houdingen tegenover specifieke gedragingen, subjectieve normen en waargenomen gedragscontrole

Sublimale boodschappen

Woorden of plaatjes die niet bewust waargenomen warden, maar toch invloed hebben op de oordelen, houdingen en gedragingen van mensen

Begrippen hoofdstuk 8

Begrippen hoofdstuk 8

Conformiteit

Een verandering in iemands gedrag veroorzaakt door de werkelijke of veronderstelde invloed van anderen

Informal social influence

De invloed van anderen die ervoor zorgt dat we ons aanpassen, omdat we hen zien als een bron van informatie om ons gedrag te leiden, we passen ons aan, omdat we geloven dat andermans interpretatie van een ambigue situatie juister is dan de onze

Private acceptance

Aanpassen aan gedrag van anderen vanwege een oprechte overtuiging dat wat zij doen/zeggen juist is

Public compliance

Publiekelijk aanpassen aan het gedrag van anderen zonder per se te geloven in wat anderen doen/zeggen

Contagion

De snelle verspreiding van emoties of gedrag door een mensenmassa

Mass psychogenic illness

Het voorkomen van een gelijk fysiek symptoom zonder bekende fysieke oorzaak in een groep mensen

Sociale normen

De impliciete of expliciete regels die een groep heeft voor acceptabel gedrag, waarden en opvattingen van zijn leden

Normatieve sociale invloed

De invloed van andere mensen die ons doet aanpassen, zodat we door hen geaccepteerd worden, dit type conformiteit resulteert in publiekelijke meegaandheid met de opvattingen en gedrag van de groep die niet per se geaccepteerd worden door elk lid van de groep

Social impact theory

Het idee dat het aanpassen aan sociale invloed afhangt van het belang van de groep, zijn onmiddellijkheid en het aantal mensen

ldiosyncrasy credits

De tolerantie die een persoon over tijd verdient door het aanpassen aan groepsnormen, als genoeg idiosyncrasy credits zijn verdiend kan een persoon (soms) afwijkend gedrag vertonen zonder vergelding van de groep

Minority influence

Het geval als een minderheid van groepsleden de gedragingen en opvattingen van de meerderheid beïnvloedt

Injunctieve normen

De perceptie van mensen over welk gedrag wel of niet geaccepteerd wordt door anderen

Descriptieve normen

De perceptie van mensen over hoe mensen zich werkelijk gedragen in gegeven situaties, ongeacht of dit gedrag wel of niet geaccepteerd wordt door anderen.

Begrippen hoofdstuk 9

Begrippen hoofdstuk 9

Groep

Drie of meer mensen die interacteren en wiens doelen en behoeften ervoor zorgen dat ze elkaar beïnvloeden

Sociale rollen

Gedeelde verwachtingen in een groep over hoe bepaalde mensen zich behoren te gedragen

Groep cohesie

Kwaliteiten van een groep die de leden bindt en promoot dat leden elkaar mogen

Sociale faciliteit

De neiging van mensen om beter te presteren op simpele taken en slechter op moeilijkere taken wanneer ze in de aanwezigheid van anderen zijn en hun individuele prestatie geëvalueerd kan worden

Soda] loafing

De neiging van mensen om te ontspannen wanneer ze in de aanwezigheid van anderen zijn en hun individuele prestatie niet geëvalueerd kan worden, zodat ze slechter presteren op simpele taken maar beter op moeilijke taken

Deïndividuatie

Wanneer mensen niet geïdentificeerd kunnen worden, zoals in een massa, vertonen ze losser gedrag (minder last van beperkingen)

Process loss

Elk aspect van groepsactiviteit dat verhindert om tot een goede oplossing te komen

Transactive memory

De gecombineerde herinneringen van twee mensen zijn efficiënter dan de herinnering van één van tweeën

Groupthink

Een soort denken waarbij groepscohesie en solidariteit belangrijker is dan het overwegen van de feiten op een realistische manier

Groep polarisatie

De neiging van groepen om beslissingen te maken die extremer zijn dan de aanvankelijke gezindheid van de leden

Great person theory

Het idee dat bepaalde trekken een persoon een goede leider maken, ongeacht de situatie

Transactional leaders

Leiders die duidelijke, korte termijndoelen stellen en belonen mensen die deze doelen tegemoetkomen

Transformational leaders

Leiders die volgers inspireren om zich te focussen op lange termijndoelen


Begrippen Hoofdstuk 10

Begrippen Hoofdstuk 10

Comparison level

De verwachtingen van mensen over het niveau van beloningen en straffen dat ze waarschijnlijk zullen ervaren in een bepaalde relatie

Comparison level for alternatives

De verwachtingen van mensen over het niveau van beloningen en straffen dat ze waarschijnlijk zullen ervaren in een andere relatie

Equity theory

Het idee dat mensen het gelukkigst zijn in een relatie waarin de ervaren beloningen en kosten en de bijdrages van beide partijen gelijkwaardig zijn

Companiate love

De intimiteit en affectie die we voelen wanneer we veel om iemand geven, maar we geen passie of opwinding ervaren in het bijzijn van die persoon

Passionate love

Wanneer we een intens verlangen naar iemand voelen, bijgestaan door fysiologische opwinding; als onze liefde beantwoord wordt voelen we ons sterk vervuld en extatisch, maar wanneer dit niet het geval is voelen we verdriet en wanhoop

Evolutionary approach to mate selection

Een theorie die komt van evolutionaire biologie, en stelt dat mannen en vrouwen zich aangetrokken voelen tot verschillende karakteristieken in elkaar omdat dit hun kansen op reproductief succes vergroot

Evolutionairy psychology

De poging om sociaal gedrag te verklaren in termen van genetische factoren die ontwikkeld zijn door de tijd volgens de principes van natuurlijke selectie

Attachment styles

De verwachtingen die mensen ontwikkelen over relaties met anderen, gebaseerd op de relatie die zij hadden met hun voornaamste verzorger toen ze kinderen waren

Veilige hechtingsstijl

Een hechtingsstijl die gekarakteriseerd wordt door vertrouwen, een gebrek aan verlatingsangst en het gevoel dat je waardevol bent een aardig gevonden wordt

Vermijdende hechtingsstijl

Een hechtingsstijl die gekarakteriseerd wordt door een onderdrukking van de behoefte aan hechting omdat pogingen tot intimiteit afgewezen werden, mensen met deze stijl hebben moeite met het ontwikkelen van intieme relaties

Ambivalente hechtingsstijl

Een hechtingsstijl die gekarakteriseerd wordt door een angst dat je wens voor intimiteit niet beantwoord wordt, wat resulteert in een hoger dan normaal level van angst

Investment model

De theorie dat de verbintenis van mensen aan hun relatie niet alleen afhangt van hun tevredenheid met de relatie wat betreft beloningen, kosten en hun comparison level en hun comparison level for alternatives, maar ook van hoe veel ze geïnvesteerd hebben in de relatie dat verloren zou zijn wanneer de relatie verbroken wordt

Investment model of commitment

Exchange relationships

Een relatie die vooral berust op de behoefte aan gelijkheid (voor wat hoort wat)

Communal relationships

Een relatie waarin de voornaamste zorg is om de ander te voorzien in zijn/haar behoeften

Het beëindigen van intieme relaties gaat volges Duck door 4 fases

1 Intrapersoolijke Fase: Je denkt veel na over je ontevredenheid in een relatie


2 Dyadic fasee : Het confronteren en discussieren met je partner


3 Social Fase: Het bekenmaken van een scheiding


4 Intrapersoonlijke fase: Bijkomen en nadenken waarom het fout liep.

Begrippen hoofdstuk 11

Begrippen hoofdstuk 11

Prosociaal gedrag

Elke daad die uitgevoerd wordt met als doel het helpen van iemand anders

Altruïsme

De behoefte om een ander te helpen zelfs als het de helper benadeelt

Kin selection

Het idee dat gedrag dat een genetisch familielid helpt wordt begunstigd door natuurlijke selectie

Norm of reprocity

De verwachting dat het helpen van anderen de kans verhoogt dat zij ons zullen helpen in de toekomst

Empathie

Het vermogen om je in te leven in een ander en de gebeurtenissen en emoties zo te ervaren als die persoon doet

Empathie-altruïsme Hypothese

Het idee dat, wanneer we empathie voor iemand voelen, we deze persoon zullen proberen te helpen vanuit puur altruïstische beweegredenen, ongeacht ons eigen gewin

Altruïstische persoonlijkheid

De kwaliteiten die ervoor zorgen dat een individu anderen helpt in allerlei situaties

In-group

De groep waarmee iemand zich identificeert als een lid

Out-groep

Een groep waar iemand zich niet mee identificeert

Urban overload hypothesis

De theorie dat mensen die in een stad leven constant gebombardeerd worden met stimulatie en dat ze meer in zichzelf blijven om niet overweldigd te raken

Bijstander effect

Het gegeven dat hoe meer bijstanders er zijn die een ongeval waarnemen, hoe kleiner de kans is dat iemand hulp biedt

Pluralistic ignorance

Het geval waarbij mensen denken dat iedereen een situatie op een bepaalde manier interpreteert, terwijl dit niet het geval is i

Diffusion of responsibility

Het fenomeen waarbij het verantwoordelijkheidsgevoel van alle bijstanders vermindert naarmate het aantal bijstanders vermeerdert

Begrippen hoofdstuk 12

Begrippen hoofdstuk 12

Agressie

Opzettelijk gedrag dat bedoeld is om iemand pijn te doen

Vijandige agressie

Agressie die voortkomt uit gevoelens van woede en bedoeld is om pijn te veroorzaken

Instrumentele agressie

Agressie gebruikt als middel om een ander doel te bereiken dan pijn veroorzaken

Frustration-agression theory

Het idee dat frustratie — de perceptie dat je wordt verhinderd een doel te bereiken- de kans verhoogt op een agressieve respons

Agressieve stimulus

Een object dat wordt geassocieerd met agressieve responsie (zoals een wapen) en waarvan alleen de aanwezigheid al de kans op agressie kan verhogen

Social learning theory

Het idee dat we sociaal gedrag leren door naar anderen in onze omgeving te kijken en het te imiteren

Scripts

Manieren om ons sociaal te gedragen zoals we impliciet leren in onze cultuur

Catharsis

Het idee dat de beste manier om van agressieve gevoelens af te komen is door het uiten van deze agressieve gevoelens

Begrippen hoofdstuk 13

Begrippen hoofdstuk 13

Vooroordeel

Een vijandige of negatieve houding ten opzichte van een afzonderlijke groep mensen, slechts gebaseerd op hun lidmaatschap van de groep

Stereotype

Een generalisatie van een groep mensen waarin elk lid dezelfde eigenschappen wordt toegekend, ongeacht de werkelijke variatie in die groep

Discriminatie

Onterechte negatieve of schadelijke actie jegens een lid van een groep slechts omdat hij lid is van deze groep

Out-groep homogenity

De perceptie dat individuen in een out-group meer op elkaar lijken dan werkelijk zo is en meer op elkaar lijken dan leden van de in-group

Illusory correlation

De neiging om correlaties of verbanden te zien tussen gebeurtenissen die in werkelijkheid niet gerelateerd zijn

Ultimate attribution error

De neiging om dispositionele attributies over een gehele groep mensen te maken

Stereotype threat

Bezorgdheid vanuit een groep dat hun gedrag misschien als cultureel stereotiep wordt gezien

Blaming the victim

De neiging om individuen te schuld te geven voor hun slachtofferrol, vaak gemotiveerd door een verlangen om de wereld als een eerlijke plaats te beschouwen

Self-fulfilling prophecy

Het geval waarbij mensen (1) een bepaalde verwachting hebben over hoe een ander persoon is, wat (2) beïnvloedt hoe ze zich gedragen tegenover deze persoon, wat (3) ervoor zorgt dat die persoon zich zo gedraagt als ze verwacht hadden

Realistic conflict theory

Een theorie die stelt dat beperkte bronnen leiden tot conflicten tussen groepen en resulteren in meer vooroordelen en discriminatie

Scapegoating

De neiging van individuen om, wanneer gefrustreerd of ongelukkig, agressie te vertonen jegens groepen die niet geliefd zijn, zichtbaar zijn en relatief weinig macht hebben

Institutionalized racism

Racistische opvattingen van de grote meerderheid van mensen die in een maatschappij [even waar stereotypering en discriminatie de norm is

Institutionalized sexism

Seksistische opvattingen van de grote meerderheid van mensen die in een maatschappij leven waar stereotypering en discriminatie de norm is

Institutionalized discrimination

Discriminatie, legaal of illegaal, tegen een minderheid op grond van etniciteit, geslacht, cultuur, leeftijd, seksuele oriëntatie of andere vooroordelen

Normative conformity

De neiging om mee te gaan met de groep om te voldoen aan de verwachtingen van de groep en geaccepteerd te worden

Modern racisme

Je naar de buitenwereld onbevooroordeeld gedragen terwijl je inwendig vooroordelen behoudt

Mutual interdependence

De situatie die zich voordoet wanneer twee of meer groepen elkaar nodig hebben en van elkaar afhankelijk zijn om een doel te bereiken dat belangrijk is voor beide groepen

Jigsaw classroom

Een klaslokaal dat ontworpen is om vooroordeel te verminderen en het zelfvertrouwen van kinderen te verhogen door ze in kleine ongescheiden groepjes te plaatsen om zo elk kind afhankelijk te maken van de andere kinderen in de groep om het lesmateriaal goed te leren en goed te presteren in de klas

Propinquity Effect H10

Hoe meer we mensen zien en met hen interacteren, hoe waarschijnlijker we vrienden worden

Mere exposure effect H10

Hoe meer we worden blootgesteld aan een waarschijnlijke stimulus, hoe meer we geneigd zijn deze stimulus te waarderen

Social Exchange theory H10

Het idee dat de gevoelens van mensen over een relatie afhangen van:


-hun perceptie van de beloning en kosten van de relatie


-Het soort relatie dat ze verdienen


-En hun kansen op een betere relatie met iemand anders.