• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/74

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

74 Cards in this Set

  • Front
  • Back

14.1 Inleiding en casuïstiek



Uit cijfers van de Sociale Verzekeringsraad over verzuim en arbeidsongeschiktheid in Nederland, blijkt dat klachten van

het menselijk bewegingsapparaat, zoals nek, rug, armen en benen, nummer één staan als oorzaak van verzuim en arbeidsongeschiktheid (ca. 25%).

het graded activity-principe van Fordyce (1976).
Hierbij zijn de doelstellingen:



p
a
n


1 pijn scheiden van functie (versterking van spierfuncties wordt stapsgewijs opgebouwd, onafhankelijk van de pijn klachten),
2 het afleren van het pijngedrag en
3 het normaliseren van de hart/long- en rompspierconditie. Aan het eind van vier weken training heeft zij een gemiddelde rompspierconditie.

De 'wondervraag':



Stel je gaat slapen en tijdens je slaap gebeurt er een wonder. Dit wonder lost al je problemen op. Als je wakker wordt, heeft het wonder plaatsgevonden. Alleen weet je niet dat het wonder gebeurd is, hoe zou je dat dan toch merken? Hoe sta je op? Wat denk je? Wat doe je? Hoe reageren anderen op je? Hoe reageer jij daar weer op?'



Zo kan je in gedachten losmaken van tot nu toe automatische mechanismen.

14.2 De plaats van het Rug Adviescentrum in de gezondheidszorg



Het RAC is een particuliere organisatie, in 1987 opgericht door Netty Verslaat en Pieter van Akkerveeken, met thans veertien vestigingen, geografisch verdeeld over het hele land. De reïntegratie van mensen die langdurig verzuimen door chronische klachten in hun eerdere werksituatie, staat centraal.



Het RAC is een professionele organisatie die resultaatgericht werkt vanuit een winstoptiek, met als streven

mensen weer een toekomst te bieden.



Het is formeel geen gezondheidszorgmstelling en valt dan ook niet onder de betalingsregelingen van de gezondheidszorg. De verwijzers, voornamelijk Arbo-diensten, uitvoeringsinstellingen, werkgevers en verzekeraars (bijv. in geval van whiplashcliënten), dragen zorg voor de financiering van de trainingsprogramma's.



De meeste cliënten hebben het reguliere traject binnen de gezondheidszorg reeds doorlopen.

14.3 Het soort cliënten en hun problematiek - de hulpvraag



Cliënten die bij het RAC voor onderzoek of training komen, zijn op het moment van aanmelding niet in staat om volledig aan het arbeidsproces deel te nemen.



Chronische lichamelijke klachten liggen hieraan ten grondslag. Deze kunnen bestaan uit

rugklachten,


nekklachten,


schouderklachten,


concentratie en geheugenproblemen,


bekkeninstabiliteit,


werkgerelateerde psychische problematiek en


repetitive strain injury (RSI).

Er wordt gesproken van chroniciteit als


de klachten meer dan drie maanden aanhouden. Ook komen cliënten in aanmerking die regelmatig een kortere periode uitvallen vanwege klachten.



Een trainingstraject wordt aangeboden indien bij de instandhouding van de klachten zowel fysieke als mentale factoren een rol spelen en er geen sprake is van relatieve of absolute uitsluitcriteria.


Een trainingstraject wordt aangeboden indien bij de instandhouding van de klachten zowel fysieke als mentale factoren een rol spelen en er geen sprake is van relatieve of absolute uitsluitcriteria.



Bij absolute uitsluitcriteria moet men denken aan:



1. c
2. l
3. e
4. o
5. a



1. contra-indicaties voor fysieke trainingen op intern-geneeskundig of cardiologisch gebied;
2. lichamelijke ziekten of afwijkingen die medische of chirurgische behandeling behoeven, bijvoorbeeld maligniteiten, tuberculose enzovoort;
3. ernstige psychopathologie, bijvoorbeeld psychosen, suïcidaal gedrag enzovoort;
4. onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal;
5. alcohol- en drugsverslaving.

Relatieve uitsluitcriteria zijn:



1. z
2. p
3. r



4. s
5. g
6. j


1. ziekten op intern-geneeskundig, orthopedisch, neurologisch of reumatologisch gebied die mede de klachten bepalen, bijvoorbeeld osteoporose, radiculair syndroom enzovoort;
2. psychopathologie die mede de klachten kan bepalen, bijvoorbeeld een ernstige angststoornis, borderline-persoonlijkheid enzovoort;
3. relationele problematiek op het werk, waarbij een van de partijen het probleem niet wenst op te lossen;
4. slepende, complexe arbeidsconflicten;
5. geen reëel uitzicht op werk, bijvoorbeeld bij reorganisaties;
6. juridische procedures rond arbeid of ongeval.

Afhankelijk van welk relatief uitsluitcriteria van toepassing is, wordt bepaald welke activiteiten er ondernomen dienen te worden.



• Bij criterium 1 en 2
• Bij criterium 3 wordt
• Bij criteria 4, 5 en 6 wordt


• Bij criterium 1 en 2 wordt overleg gepleegd met de behandelend arts c.q. psycholoog over de wenselijkheid en tijdstip van aanvang van het reïntegratietraject. Er kan bijvoorbeeld besloten worden eerst door te verwijzen voor een operatieve behandeling, waarna alsnog een training kan plaatsvinden.



• Bij criterium 3 wordt overleg gepleegd met betrokkene of de relationele problematiek een reïntegratietraject in de weg staat, of juist een punt van aandacht moet zijn. Vervolgens wordt met betrokkene, bedrijfsarts en werkgever een beleidslijn vastgesteld.



• Bij criteria 4, 5 en 6 wordt de advocaat van de partijen betrokken bij het vaststellen van een beleidslijn, zodat de belangen van beide partijen gewaarborgd zijn. Afhankelijk van de aard en de ernst van de problematiek wordt uiteindelijk een plan van aanpak opgesteld, waarbij een keuze wordt gemaakt uit de verschillende interventiemogelijkheden.

14.4 De verwijzing en doorverwijzing van cliënten



De cliënten zijn werknemers die niet of slechts gedeeltelijk aan het arbeidsproces deelnemen.



Ze worden doorverwezen door

bedrijfsartsen , arbeidsdeskundigen of verzekeringsdeskundigen. De opdrachtgevers zijn de uitvoeringsinstanties, inkomensverzekeraars, schadeverzekeraars en/ of werkgevers.



Indien uit het uitgebreide multifactoriële onderzoek blijkt dat er structurele lichamelijke afwijkingen zijn die het klachtenpatroon hoofdzakelijk verklaren, wordt doorverwezen naar een medisch specialist. Na de training kan besloten worden tot verdere doorverwijzing naar, bijvoorbeeld, een psychotherapeut of een eerstelijnspsycholoog.

14. 5 De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog bij het Rug Adviescentrum


De psycholoog binnen het RAC maakt onderdeel uit van een multidisciplinair team.



Specifieke taken van de psycholoog zijn:




• d
• p
• D
• p


• het uitvoeren van diagnostisch onderzoek en het uitvoeren van het psychologische deel van het totale trainingsprogramma.
• richting geven aan het plan van aanpak voor de cliënten tijdens de training.
• Deelnemen aan de dagelijkse cliëntbesprekingen en het wekelijks teamoverleg.
• public relations, kwaliteitsbeheer, contact met verwijzers en dergelijke.

14.5.1 Het psychologische intakegesprek



Na aanmelding vindt er als eerste een semi-gestructureerd interview plaats. Tijdens dit gesprek wordt onderzocht in welke mate gedragsmatige, emotionele en cognitieve aspecten van invloed zijn op het klachtenpatroon.



Onderzocht wordt of:


• er sprake is van
• of ….. een rol speelt
• Gekeken wordt hierbij naar


• er sprake is van blokkerende overtuigingen over de klachten; denkt een cliënt bijvoorbeeld aan ernstige lichamelijke afwijkingen?
• of operante conditionering een rol speelt bij het in stand blijven van de klachten .
• Gekeken wordt hierbij naar het slaappatroon, eerdere of andere lichamelijke klachten.

Indien er sprake is van somatiseren, wordt onderzocht welke stressrijke factoren (in diens persoonlijkheid of psychosociale omgeving) hierop van invloed zijn.



Bijvoorbeeld,

perfectionistische neigingen, onzekerheid, ingrijpende levensgebeurtenissen, ondoelmatige stresshanteringsstrategieën, conflicten enzovoort.

Dit kan onder andere onderzocht worden door bespreking van het zelfbeeld van cliënt, zijn opvoeding en levensgeschiedenis.



Dit gesprek dient tevens om

in te schatten of er redenen zijn waarom een cliënt niet zou kunnen deelnemen aan de training. Uitsluitcriteria zijn, zoals al eerder beschreven, bijvoorbeeld ernstige psychopathologie, alcohol- en/ of drugsverslaving.

Tijdens de onderzoeksdag vult de cliënt voorts een gecomputeriseerde versie van de Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI-2; Butcher et al., 1989; Graham, 1993) in.



De psycholoog instrueert de cliënt hierbij en vertelt het doel van de test. De conclusie van het gesprek en de interpretatie van de vragen­ lijst worden vastgelegd in een rapportage.



Na de onderzoeksdag is er cliënten­ overleg waarin gekeken wordt of de RAC training aansluit bij de problematiek van cliënt. Op basis hiervan wordt

vastgesteld of cliënt een geschikte kandidaat is voor een interventieprogramma waarna er een advies wordt geformuleerd.



Een mondelinge terugkoppeling van de onderzoeksresultaten vindt binnen een week plaats, tijdens het zogeheten 'nagesprek'.

14.5.2 Het nagesprek



Bij dit gesprek zijn een orthopedisch chirurg, de psycholoog van het onderzoeks­ team en natuurlijk de cliënt en eventueel zijn partner aanwezig. De multifactoriële verklaring van de klachten wordt gepresenteerd. Uitgelegd wordt dat zowel fysieke als mentale factoren van invloed zijn op de afname van de algehele belast­ baarheid. Deze zijn van invloed op het chronische karakter van de klachten.



Deze verklaring kan wel eens

niet stroken met de cognities die cliënt zelf heeft over zijn klachten.



Daarom vindt er een uitgebreide toetsing plaats van de cognities en motivatie van cliënt over de geboden verklaring en deelname aan het trainingsprogramma.

Het gesprek dient ook om te kunnen werken aan de opbouw van een vertrouwensrelatie met de cliënt.



De resultaten van het onderzoek en het nagesprek worden vastgelegd in

een verslag. Dit verslag wordt gemaakt door de verschillende betrokken disciplines en verstuurd aan de cliënt, de verwijzer en de huisarts.

14.5.3 Het introductiegesprek voor de training



Dit gesprek heeft een tweeledig doel.



-Enerzijds gaat het om ….


-Daarnaast worden de …...

Enerzijds gaat het om het verder uitbouwen van de vertrouwensrelatie met de cliënt, anderzijds om het opnieuw toetsen of de cliënt zich kan vinden in onze werkwijze en multifactoriële visie op het klachen patroon.



Daarnaast worden de dagindeling en werkwijze van het interventieprogramma besproken en worden allerlei praktische zaken uitgelegd .

14.5.4 Het interventieprogramma



Het interventieprogramma beslaat

een periode van vier weken intensieve training, waarbij een cliënt iedere dag van negen tot vijf uur aanwezig is.



Een dag bestaat uit twee keer een blok fysieke training en twee keer een blok mentale training, training vindt plaats in een groep van zes à acht personen .

De sessies worden geven door behandelaars van verschillende disciplines:

medisch specialist, integratiedeskundige, bewegingsdeskundige en psycholoog.



Zij werken nauw met kaar samen.

Zoals reeds gezegd, is het doel niet zozeer vermindering van pijn maar

herstel van het algemene functioneren.

Er wordt protocollair gewerkt, a betekent dat de training bestaat uit vaste onderdelen en thema's in een vaste volgorde.



Bijvoorbeeld:




• de psycholoog behandelt de RET en assertieve training de bewegingsdeskundige behandelt houding en bewegingssessies;
• de reïntegratie deskundige bespreekt energieverdelingssessies en werkhervattingsplannen:
• Een medisch specialist geeft lessen over het menselijk apparaat en beïnvloedende fac toren bij pijn.

Met het individueel opgestelde fysieke trainingprogramma bouwt de cliënt zijn algehele hart/longconditie en spierconditie stapsgewijs op.



Het doel hierbij is


de fysieke belastbaarheid van cliënt te verhogen en het vertrouwen in het lichamelijk functioneren te herstellen.




De sessies van de psycholoog hebben als doel

inzicht te geven in de menie factoren die de fysieke belastbaarheid verlagen.



Belangrijk hierbij is inzicht krijgen in stressoren en de invloed die zij hebben op het klachtenpatroon. Verder wordt uitleg gegeven over de Rationeel Emotieve Therapie (RET; Ellis et al., 20 ), die wordt toegepast ter uitbreiding van de stresshanteringsstrategieën van de cliënt.


Belangrijk hierbij is

inzicht krijgen in stressoren en de invloed die zij hebben op het klachtenpatroon. Verder wordt uitleg gegeven over de Rationeel Emotieve Therapie (RET; Ellis et al., 20 ), die wordt toegepast ter uitbreiding van de stresshanteringsstrategieën van de cliënt.

Uitgangspunt is dat de cliënt zelf verantwoordelijk is voor zijn welbevinden en dus moet leren zelf te kiezen welk gedrag bij hem past.



Elke groep krijgt

tien sessies, onder begeleiding van een psycholoog .



Daarnaast vinden er ook nog sessies plaats samen met de teamleden van de andere disciplines. Naast deze gros­ sessies bestaat er de mogelijkheid tot individuele gesprekken. Hierin kan dier op de in de groep besproken thema's ingegaan worden.

Een belangrijk onderdeel van de training is

cliënt inzicht te geven in de invloed die zijn cognities hebben op hoe hij zich voelt en uiteindelijk ook gedraagt.et probeert de cliënt bewust te laten worden van blokkerende irrationele gedachten en het resultaat ervan op toename van spierspanning, onrust, vermijdingsgedrag (Walen et al., 1992).

Samenvattend is:



1. de eerste week
2. Het doel van week 2 is
3. Week 3 is


4. Week 4 is de



1. de eerste week vooral gericht op inzicht verschaffen in het ontstaan en voortbestaan van chronische klachten in zijn algemeenheid. Daarbij wordt de veranderingsbereidheid gestimuleerd en ontstaat er een vertrouwensrelatie.



2. Het doel van week 2 is dat de cliënt het geleerde van week 1 op zichzelf de eigen situatie gaat toepassen.



3. Week 3 is de actie- en oefenfase, waarin het nieuwe gedrag en denkbeelden in de praktijk worden toegepast en geoefend.



4. Week 4 is de consolidatiefase. Hierin wordt aandacht besteed aan hoe het geleer­ de toegepast en vastgehouden kan worden in de thuis- en werksituatie.

14.5.5 Werkhervattingfase



De werkhervattingfase duurt

een jaar.



De psycholoog leidt vier follow-upsessies. Tijdens die sessies wordt de voortgang van de werkhervatting besproken.



De psycholoog schat in of de geleerde principes ook daadwerkelijk door de cliënten worden toegepast. Bij een eventuele stagnering, wordt geprobeerd de blokkerende mechanismen duidelijk te krijgen. Indien nodig kan hier een extra individuele interventie uit voortvloeien.

14. 5 De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog bij het Rug Adviescentrum



Het programma:

1 Het psychologische intakegesprek
2 Het nagesprek
3 Het introductiegesprek voor de training
4 Het interventieprogramma
5 Werkhervattingfase


1 Het psychologische intakegesprek
2 Het nagesprek
3 Het introductiegesprek voor de training
4 Het interventieprogramma
5 Werkhervattingfase

14.5.1 Het psychologische intakegesprek


Een semi-gestructureerd interview plaats.



Onderzocht wordt of:


• er sprake is van blokkerende overtuigingen over de klachten; denkt een cliënt bijvoorbeeld aan ernstige lichamelijke afwijkingen?
• of operante conditionering een rol speelt bij het in stand blijven van de klachten .
• Gekeken wordt hierbij naar het slaappatroon, eerdere of andere lichamelijke klachten.
• Is er sprake van somatiseren?
• bespreking van het zelfbeeld van cliënt, zijn opvoeding en levensgeschiedenis.
• MMPI-2



Na de onderzoeksdag is er cliënten­ overleg waarin gekeken wordt of de RAC training aansluit bij de problematiek van cliënt. Op basis hiervan wordt vastgesteld of cliënt een geschikte kandidaat is voor een interventieprogramma waarna er een advies wordt geformuleerd. Een mondelinge terugkoppeling van de onderzoeksresultaten vindt binnen een week plaats, tijdens het zogeheten 'nagesprek'.



14.5.2 Het nagesprek


De multifactoriële verklaring van de klachten wordt gepresenteerd. Uitgelegd wordt dat zowel fysieke als mentale factoren van invloed zijn op de afname van de algehele belastbaarheid. Deze zijn van invloed op het chronische karakter van de klachten. Deze verklaring kan wel eens niet stroken met de cognities die cliënt zelf heeft over zijn klachten.


Het gesprek dient ook om te kunnen werken aan de opbouw van een vertrouwensrelatie met de cliënt.



14.5.3 Het introductiegesprek voor de training


Dit gesprek heeft een tweeledig doel.
1. Enerzijds gaat het om het verder uitbouwen van de vertrouwensrelatie met de cliënt,
2. anderzijds om het opnieuw toetsen of de cliënt zich kan vinden in onze werkwijze en multifactoriële visie op het klachten patroon.


Daarnaast worden de dagindeling en werkwijze van het interventieprogramma besproken en worden allerlei praktische zaken uitgelegd .



14.5.4 Het interventieprogramma


Het interventieprogramma beslaat een periode van vier weken intensieve training, waarbij een cliënt iedere dag van negen tot vijf uur aanwezig is. Een dag bestaat uit twee keer een blok fysieke training en twee keer een blok mentale training, training vindt plaats in een groep van zes à acht personen .



Het doel is niet zozeer vermindering van pijn maar herstel van het algemene functioneren.


Er wordt protocollair gewerkt, a betekent dat de training bestaat uit vaste onderdelen en thema's in een vaste volgorde.



Met het individueel opgestelde fysieke trainingprogramma bouwt de cliënt zijn algehele hart/longconditie en spierconditie stapsgewijs op. Het doel hierbij is de fysieke belastbaarheid van cliënt te verhogen en het vertrouwen in het lichamelijk functioneren te herstellen.



De sessies van de psycholoog hebben als doel inzicht te geven in de algemene factoren die de fysieke belastbaarheid verlagen. Belangrijk hierbij is inzicht krijgen in stressoren en de invloed die zij hebben op het klachtenpatroon. Verder wordt uitleg gegeven over de Rationeel Emotieve Therapie (RET; Ellis et al., 20 ), die wordt toegepast ter uitbreiding van de stresshanteringsstrategieën van de cliënt.


Uitgangspunt is dat de cliënt zelf verantwoordelijk is voor zijn welbevinden en dus moet leren zelf te kiezen welk gedrag bij hem past.



Een belangrijk onderdeel van de training is cliënt inzicht te geven in de invloed die zijn cognities hebben op hoe hij zich voelt en uiteindelijk ook gedraagt. Ret probeert de cliënt bewust te laten worden van blokkerende irrationele gedachten en het resultaat ervan op toename van spierspanning, onrust, vermijdingsgedrag (Walen et al., 1992).



Samenvattend is:
1. de eerste week vooral gericht op inzicht verschaffen in het ontstaan en voortbestaan van chronische klachten in zijn algemeenheid. Daarbij wordt de veranderingsbereidheid gestimuleerd en ontstaat er een vertrouwensrelatie.
2. Het doel van week 2 is dat de cliënt het geleerde van week 1 op zichzelf de eigen situatie gaat toepassen.
3. Week 3 is de actie- en oefenfase, waarin het nieuwe gedrag en denkbeelden in de praktijk worden toegepast en geoefend.
4. Week 4 is de consolidatiefase. Hierin wordt aandacht besteed aan hoe het geleerde toegepast en vastgehouden kan worden in de thuis- en werksituatie.



14.5.5 Werkhervattingfase


De werkhervattingfase duurt een jaar. De psycholoog leidt vier follow-upsessies.

1 Het psychologische intakegesprek

14.5.1 Het psychologische intakegesprek


Een semi-gestructureerd interview plaats.



Onderzocht wordt of:


• er sprake is van blokkerende overtuigingen over de klachten; denkt een cliënt bijvoorbeeld aan ernstige lichamelijke afwijkingen?
• of operante conditionering een rol speelt bij het in stand blijven van de klachten .
• Gekeken wordt hierbij naar het slaappatroon, eerdere of andere lichamelijke klachten.
• Is er sprake van somatiseren?
• bespreking van het zelfbeeld van cliënt, zijn opvoeding en levensgeschiedenis.
• MMPI-2



Na de onderzoeksdag is er cliënten­ overleg waarin gekeken wordt of de RAC training aansluit bij de problematiek van cliënt. Op basis hiervan wordt vastgesteld of cliënt een geschikte kandidaat is voor een interventieprogramma waarna er een advies wordt geformuleerd. Een mondelinge terugkoppeling van de onderzoeksresultaten vindt binnen een week plaats, tijdens het zogeheten 'nagesprek'.



1 Het psychologische intakegesprek
2 Het nagesprek

14.5.2 Het nagesprek


De multifactoriële verklaring van de klachten wordt gepresenteerd. Uitgelegd wordt dat zowel fysieke als mentale factoren van invloed zijn op de afname van de algehele belastbaarheid. Deze zijn van invloed op het chronische karakter van de klachten. Deze verklaring kan wel eens niet stroken met de cognities die cliënt zelf heeft over zijn klachten.


Het gesprek dient ook om te kunnen werken aan de opbouw van een vertrouwensrelatie met de cliënt.


1 Het psychologische intakegesprek
2 Het nagesprek
3 Het introductiegesprek voor de training


14.5.3 Het introductiegesprek voor de training



Dit gesprek heeft een tweeledig doel.
1. Enerzijds gaat het om het verder uitbouwen van de vertrouwensrelatie met de cliënt,
2. anderzijds om het opnieuw toetsen of de cliënt zich kan vinden in onze werkwijze en multifactoriële visie op het klachten patroon.


Daarnaast worden de dagindeling en werkwijze van het interventieprogramma besproken en worden allerlei praktische zaken uitgelegd .


1 Het psychologische intakegesprek
2 Het nagesprek
3 Het introductiegesprek voor de training
4 Het interventieprogramma


14.5.4 Het interventieprogramma



Het interventieprogramma beslaat een periode van vier weken intensieve training, waarbij een cliënt iedere dag van negen tot vijf uur aanwezig is. Een dag bestaat uit twee keer een blok fysieke training en twee keer een blok mentale training, training vindt plaats in een groep van zes à acht personen .



Het doel is niet zozeer vermindering van pijn maar herstel van het algemene functioneren.


Er wordt protocollair gewerkt, a betekent dat de training bestaat uit vaste onderdelen en thema's in een vaste volgorde.



Met het individueel opgestelde fysieke trainingprogramma bouwt de cliënt zijn algehele hart/longconditie en spierconditie stapsgewijs op. Het doel hierbij is de fysieke belastbaarheid van cliënt te verhogen en het vertrouwen in het lichamelijk functioneren te herstellen.



De sessies van de psycholoog hebben als doel inzicht te geven in de algemene factoren die de fysieke belastbaarheid verlagen. Belangrijk hierbij is inzicht krijgen in stressoren en de invloed die zij hebben op het klachtenpatroon. Verder wordt uitleg gegeven over de Rationeel Emotieve Therapie (RET; Ellis et al., 20 ), die wordt toegepast ter uitbreiding van de stresshanteringsstrategieën van de cliënt.


Uitgangspunt is dat de cliënt zelf verantwoordelijk is voor zijn welbevinden en dus moet leren zelf te kiezen welk gedrag bij hem past.



Een belangrijk onderdeel van de training is cliënt inzicht te geven in de invloed die zijn cognities hebben op hoe hij zich voelt en uiteindelijk ook gedraagt. Ret probeert de cliënt bewust te laten worden van blokkerende irrationele gedachten en het resultaat ervan op toename van spierspanning, onrust, vermijdingsgedrag (Walen et al., 1992).



Samenvattend is:
1. de eerste week vooral gericht op inzicht verschaffen in het ontstaan en voortbestaan van chronische klachten in zijn algemeenheid. Daarbij wordt de veranderingsbereidheid gestimuleerd en ontstaat er een vertrouwensrelatie.
2. Het doel van week 2 is dat de cliënt het geleerde van week 1 op zichzelf de eigen situatie gaat toepassen.
3. Week 3 is de actie- en oefenfase, waarin het nieuwe gedrag en denkbeelden in de praktijk worden toegepast en geoefend.
4. Week 4 is de consolidatiefase. Hierin wordt aandacht besteed aan hoe het geleerde toegepast en vastgehouden kan worden in de thuis- en werksituatie.


1 Het psychologische intakegesprek
2 Het nagesprek
3 Het introductiegesprek voor de training
4 Het interventieprogramma
5 Werkhervattingfase


14.5.5 Werkhervattingfase


De werkhervattingfase duurt een jaar. De psycholoog leidt vier follow-upsessies.

14.6 De werkwijze van het Rug Adviescentrum



Het primaire doel van het RAC is

het aanbieden van training en begeleiding van cliënten met chronische pijn naar volledige werkhervatting.



Het traject bestaat uit een multifactorieel onderzoek door de diverse disciplines en een eventueel daaruit voortvloeiend trainingsprogramma.



Het werkreïntegratietraject kan bestaan uit:

• een counselingsmodule,
• een rugtrainingsmodule (RTM) of
• een cognitief gedragsmatige training.



De training is multidisciplinair van opzet en wordt verzorgd door een begeleidend team, bestaande uit een orthopedisch chirurg of neuroloog, psycholoog, bewegingsdeskundige en reïntegratiedeskundige.

Uitgangspunt bij de behandeling is dat het chronische karakter van de klachten multifactorieel bepaald is en dat er sprake is van een verstoring van de balans tussen belasting en belastbaarheid.



De belastbaarheid kan verlaagd zijn door afname van de spierconditie die ontstaat na ziekte of als gevolg van een afwijking. Daarnaast kan de belastbaarheid verlaagd zijn door continue aanspanning van de spieren (stress-spierreacties).



Bij dit alles spelen allerlei processen een rol.


De belangrijkste mechanismen zijn



• k
• o
• s

• klassieke conditionering,
• operante conditionering en
• somatisering.

Van operante conditionering is sprake als

mensen hun houding en bewegingen zijn gaan aanpassen aan de pijn, omdat dat de pijn verlicht.



Dit geeft echter alleen op de korte termijn klachtenverlichting, terwijl de klachten op de lange termijn hierdoor juist toenemen of in stand worden gehouden. Dit heeft onder meer te maken met conditievermindering. De onmiddellijke pijnverlichting bekrachtigt evenwel dit soort aanpassingen, met als gevolg dat men zichzelf steeds zwakker maakt.

klassieke conditioneringsprocessen



Als het aantal situaties waarin klachten optreden zich uitbreidt, kan dit het gevolg zijn van klassieke conditioneringsprocessen. We spreken dan van


stimulusgeneralisatie.



Bijvoorbeeld, iemand is betrokken geweest bij een kop-staartbotsing op een drukke snelweg. Die situatie (de 'ongeconditioneerde stimulus') ging gepaard met angst en spanning (de 'ongeconditioneerde reactie').



Nadien voelt die persoon de angst weer opkomen als hij autorijdt onder dezelfde omstandigheden als bij het ongeval (de 'geconditioneerde stimulus'). Later wordt dit angstgevoel ook ervaren bij autorijden onder allerlei andere omstandigheden.

somatisering



Van somatisering is sprake als


mentale spanningen zich omzetten in lichamelijke klachten.



Spanningen hebben vaak invloed op de pijnervaring. Bovendien kan pijn zelf ook een stressinducerende invloed hebben. Het aanhouden van de pij en de invloed die het heeft op het functioneren, kunnen beangstigend werken c toekomstverwachtingen.



De beperkingen die cliënten ervaren, kunnen leiden tot een sociaal isolement, met als gevolg depressieve gevoelens en verlies van eigen waarde . Andere factoren die van invloed kunnen zijn op het spanningsniveau en die mentaal overbelastend kunnen zijn, kunnen te maken hebben met zowel persoonlijkheidseigenschappen van de cliënt, alsook met diens (psycho)social omstandigheden.



Voorbeelden in dit verband zijn levenshouding, snel piekeren, neiging tot perfectionisme, ingrijpende levensgebeurtenissen, enzovoort.

Cognities



Een laatste belangrijke rol is weggelegd voor


cognities.



Als iemand angstige en catastroferende ideeën over de pijn heeft (bijv. 'als ik meer beweeg, zullen er be schadigingen optreden en wordt het alleen maar erger'), zal de pijn zelf angst op roepen en kunnen leiden tot het vermijden van bepaalde bewegingen.

De praktische gang van zaken



Multifactorieel onderzoek
• l
• f
• w
• p
• p



De interventiemogelijkheden
Een interventie kan bestaan uit
• c
• r
• c


Multifactorieel onderzoek
• lichamelijk en functieonderzoek
• fysieke prestatievermogen
• de werksituatie
• psychosociale factoren
• psychologisch onderzoek ligt de nadruk vooral op de mogelijke rol van mechanismen als klassieke en operante conditionering en somatisering.



De interventiemogelijkheden
Een interventie kan bestaan uit
• een counselingmodule,
• een rugtrainingsmodule (RTM) of

14.6.1 Multifactorieel onderzoek



De orthopedisch chirurg of de neuroloog onderzoekt eerst of er sprake is van structurele lichamelijke afwijkingen die de klachten volledig kunnen verklaren.



Dit gebeurt door een lichamelijk en functieonderzoek, eventueel aan de hand van röntgenfoto's.



Verder wordt

het fysieke prestatievermogen vastgesteld, de werksituatie wordt besproken en er worden mogelijk relevante psychosociale factoren in kaart gebracht.



De bewegingsdeskundige bepaalt het fysieke prestatievermogen door een fietstest waarmee de hart/longconditie wordt vastgesteld.



Daarnaast wordt bij cliënten met rugklachten de rompspierkracht gemeten. Bij het psychologisch onderzoek ligt de nadruk vooral op de mogelijke rol van mechanismen als klassieke en operante conditionering en somatisering.

De interventiemogelijkheden



Een interventie kan bestaan uit

een counselingmodule,


een rugtrainingsmodule (RTM) of


een cognitief-gedragsmatige training.



Een counselingsmodule wordt aangeboden indien

de problematiek van cliënt relatief eenvoudig is.



Deze omvat gesprekken met een psycholoog, een bewegingsdeskundige en een reïntegratie­ deskundige. Indien een cliënt uitsluitend een afgenomen fysieke conditie heeft en mentale factoren geen noemenswaardige rol lijken te spelen, wordt de RTM ge­adviseerd. Deze module wordt verzorgd buiten het RAC door een fysiotherapeut die werkt volgens de werkwijze van het RAC.

Zijn de klachten duidelijk multifactorieel bepaald , dan wordt besloten tot een c0gnitief-gedrags matige training, bestaande uit een aantal modules. Afhankelijk van welke modules geïndiceerd zijn, wordt de duur en de opbouw van de training vastgesteld.



Het gehele traject beslaat een jaar, waarbij er sprake is van 3 fasen:



• v
• i
• w


• een voorbereidende fase,
• een intensieve fase en
• een werkhervattingsfase.


De voorbereidende fase,




In de voorbereidende fase worden de beginselen van de gedragsmatige en cognitieve aanpak besproken.




• Er worden
• Het principe van
• het verband tussen



• Er worden basismetingen gedaan, waarbij de werkwijze van de graded activity wordt uitgelegd .
• Het principe van het doelgericht werken wordt doorgenomen en
• het verband tussen fysieke klachten en emotionele factoren komt ter sprake.


De cliënten stellen zich hierbij heel specifieke doelen, waaraan tijdens de training gewerkt wordt, zoals weer met de kinderen kunnen spelen, bukken, grenzen leren stellen, enzovoort. Daarnaast worden praktische zaken als kleding, lunch en het programmarooster doorgenomen.

De intensieve fase




De intensieve fase bestaat uit



C


F


P


W



• een cognitieve module,
• een fysiek operante trainingsmodule,
• een persoonlijke effectiviteitsmodule en, als laatste,
• en werkhervattingsmodule.

De cognitieve module is gericht op

herdefiniëring van de klachten.



Veel mensen met chronische klachten kunnen overtuigingen hebben die hen blokkeren om weer vertrouwen te krijgen in hun mogelijkheden tot 'normaal' functioneren. Cliënten kunnen er bijvoorbeeld van overtuigd zijn dat zij een onoverkomelijke structurele afwijking in hun wervels hebben . Verder wordt inzicht gegeven in alle factoren die de belastbaarheid negatief kunnen beïnvloeden.



De invloed van stress en/ of spanningsfactoren op het lichamelijke functioneren wordt uitgebreid uitgelegd en door oefeningen laat men deze invloed ook daadwerkelijk ervaren.

De fysiek operante trainingsmodule richt zich op

inadequaat pijngedrag en af­ genomen fysieke conditie.



De opbouw van de fysieke conditie geschiedt op gedragsmatige wijze volgens het graded activity-principe van Fordyce (1976).



Tijdens de operante behandeling wordt het activiteitenniveau uitgebreid en het pij gedrag (bijv. praten over pijn, kreunen, rug ondersteunen) verminderd, met als doel de cliënt, ondanks de pijn, toch weer een aantal voor hem prettige activi­teiten te laten uitvoeren .



Pijnvermindering op zichzelf is niet het therapiedoel. Samen met de cliënt wordt de basislijn van activiteiten vastgelegd. Per activiteit en oefening (met behulp van een fitnesstoestel) wordt de maximaal haalbare krachtsinspanning en/ of tijdsduur vastgesteld. Hiervan wordt dertig procent ge­nomen als startpunt bij de trainingsopbouw. Dit wordt stapsgewijs opgebouwd op basis van tijd, niet op geleide van pijn .



De bedoeling hiervan is de cyclus van over­ en vervolgens onderbelasting te doorbreken. Pijngedrag wordt door de trainers niet beloond (genegeerd), waardoor het gedrag kan uitdoven .

De persoonlijke effectiviteitmodule richt zich op

de bewustwording van lichamelijke reacties op mentale en/ of emotionele belasting (somatiseren).



Van belang is dat cliënt inzicht krijgt in situaties en omstandigheden die in zijn dagelijks leven als stressoren kunnen functioneren en dientengevolge tot een toename van klachten kunnen leiden.



Daarnaast wordt het repertoire van stresshanterings ­ technieken op cognitief en gedragsniveau vergroot .



De werkhervattingsmodule heeft als doel de cliënt door een stapsgewijze opbouw weer terug te laten keren naar de oude werksituatie. Het streeftempo waar-in cliënt terugkeert naar het werk, ligt op ongeveer drie maanden. De cliënt bepaalt zelf echter de uiteindelijke opbouw van zijn werkhervattingsschema.

In de werkhervattingsfase, ten slotte, wordt nagegaan of

de training in de praktijk ook effectief blijkt te zijn en vindt er zo nodig bijsturing plaats.



Het succes van de interventie wordt vastgesteld aan de hand van de mate en het niveau van werkhervatting, de medische of paramedische consumptie, functionle beperkingen in privé- en werksituatie en de algehele lichamelijke conditie.

Het succes van de interventie wordt vastgesteld aan de hand van

-de mate en het niveau van werkhervatting,


-de medische of paramedische consumptie,


-functionle beperkingen in privé- en werksituatie en


-de algehele lichamelijke conditie.

De intensieve fase bestaat uit
• een cognitieve module,
• een fysiek operante trainingsmodule,
• een persoonlijke effectiviteitsmodule en, als laatste,
• en werkhervattingsmodule.


• De cognitieve module
is gericht op herdefiniëring van de klachten.



• De persoonlijke effectiviteitmodule
richt zich op de bewustwording van lichamelijke reacties op mentale en/ of emotionele belasting (somatiseren).



• De werkhervattingsmodule
heeft als doel de cliënt door een stapsgewijze opbouw weer terug te laten keren naar de oude werksituatie.



• In de werkhervattingsfase,
wordt nagegaan of de training in de praktijk ook effectief blijkt te zijn en vindt er zo nodig bijsturing plaats.



Het succes van de interventie wordt vastgesteld aan de hand van de mate en het niveau van werkhervatting, de medische of paramedische consumptie, functionele beperkingen in privé- en werksituatie en de algehele lichamelijke conditie.

14.7 De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog bij het Rug Adviescentrum



De vaardigheden en kennis die een psycholoog nodig heeft bij het RAC zijn te onderscheiden in


• s
• k

• de specifieke vaardigheden en
• kennis die nodig zijn voor het werken met chronische pijncliënten en meer algemene vaardigheden.

De werkwijze en visie die het RAC erop na houdt is vooral



• een combinatie van principes van de cognitieve psychologie en de gedragsmatige leertheorie. Daarnaast bevat het elementen uit de psychofysiologie en psychodynamische stroming.
• Voorts is elementaire kennis over moderne psychologische stresstheorieën vereist.
• Tenslotte dient men inzicht te hebben in de processen die van belang zijn voor het ontstaan en beloop van psychosomatische en chronische klachten.

14.7.1 Kennis van de theoretische uitgangspunten


De cognitief-gedragsmatige benadering van pijn
Er wordt bij de behandeling uitgegaan van twee pijnmodellen.



• d
• L


• deconditioneringsmodel van Gatchel
• Loeser. De integratie van de lichamelijke, psychische en sociale aspecten van pijn

Het eerste is het deconditioneringsmodel van Gatchel (1991).



Dit model gaat ervan uit dat pijngewaarwording het resultaat is van

weefselschade.



Dit kan makkelijk leiden tot het idee dat er sprake is van een blijvende structurele afwijking (belemmerende cognitie en catastroferen), wat kan leiden tot bewegingsangst.



Ten gevolge hiervan kan men beweging en activiteiten gaan vermijden (door operante conditioneringsprocessen) met als resultaat een afname van de conditie.



Er komen dientengevolge ook steeds meer beperkingen in het dagelijks leven (afname van positieve bekrachigers), wat kan leiden tot onzekerheid en angst voor de toekomst, een toename van de spierspanning en, uiteindelijk, een toename van de pijn (zie fig. 14.1).

Het tweede model is gebaseerd op Loeser (1980).



Deze auteur integreert de lichamelijke, psychische en sociale aspecten van pijn. Pijn is niet alleen het resultaat van een bepaalde lichamelijke beschadiging of afwijking, maar het gevolg van en aantal mechanismen dat op elkaar inwerkt.



• n
• p
• p
• p


• nociceptie: het omzetten van pijnprikkels in elektrische zenuwsignalen;
• pijngewaarwording: het centrale zenuwstelsel registreert de nociceptie, waardoor de pijn bewust wordt waargenomen;
• pijnbeleving : het emotionele aspect van pijn. Het ontstaat als gevolg van en pijnervaring, maar ook als reactie op andere bedreigende gebeurtenissen, Zo is eenzaamheid, angst, verlies van een geliefd persoon.
• pijngedrag: al het gedrag waaruit een buitenstaander kan afleiden dat er sprake is van pijn . Bijvoor beeld kreunen , of niet langer dan vijf minuten staan of zitten. Dit pijngedrag kan blijven voortduren, terwijl de nociceptie afgenomen of verdwenen is.

Met andere woorden: de opvatting 'pijn is altijd het resultaat van

een onderliggende pathologie' wordt vertaald in 'pijn is het gevolg van een interactie tussen
fysieke, emotionele en omgeving sfactoren'.

De psychofysiologische benadering



Er zijn drie etiologische modellen die verklaren hoe (psycho)fysiologische factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan van het chronische pijnsyndroom:



• b
• r
• p


• het biomechanische model, met als uitgangspunt dat verkeerde spieractiviteit patronen tot pijn leiden;



• het reflex-spasmemodel, dat stelt dat pijn het gevolg is van een beschermen spierspasme na het oplopen van letsel;



• het psychosociale stressmodel, dat benadrukt dat toegenomen spierspanning een belangrijke uitlokker van pijn is en dit vooral in samenhang met het onvermoge om oplossingen te vinden voor emotionele problemen .

Volgens dit laatste model ontstaat de vicieuze cirkel:

emotionele problemen - verhoogde spierspanning - pijn - beperkingen - wederom toegenomen spierspanning - enzovoort.



Aan dit model ligt tevens de klassieke conditionering ten grondslag. Geconditioneerde prikkels die samengaan met pijn, zoals een bepaalde houding, bewegingen , emoties, of externe prikkels, kunnen namelijk op den duu op zichzelf ook al een toename van de spierspanning veroorzaken . Langdurige spierspanning kan gepaard gaan met een verminderde zuurstoftoevoer en overgevoeligheid van receptoren, waardoor de pijn toeneemt.

Naast deze theoretische kennis dient de psycholoog te beschikken over specifieke vaardigheden.



• cliënten inzicht kunnen geven in
• De psycholoog zorgt voor
• Voorts moet hij de


• cliënten inzicht kunnen geven in de processen die ervoor zorgen dat de acute klachten chronisch worden.
• De psycholoog zorgt voor het positief bekrachtigen en stimuleren van nieuw (positief) gedrag, terwijl pijngedrag genegeerd wordt.
• Voorts moet hij de cliënten positieve ervaringen laten opdoen met situaties die voorheen angst of spanning opriepen.

De psycholoog moet samen met de cliënt belemmerende cognities kunnen opsporen en deze vervangen door 'ruimtegevende' cognities.



Belemmerende cognities betreffen

zowel het ontstaan en voortbestaan van de klachten (psyche-fysiologische model en cognitief-gedragsmatig model), als situaties die de cliënt stress opleveren.



Dit gebeurt door psycho-educatie en door toepassing van RET (Ellis et al., 2000; Jacobs, 1998; Verhulst, 1999; Walen et al., 1992).

Deze therapie, RET, gaat ervan uit dat

gevoelens en gedachten en gedrag met elkaar in verband staan.



Irrationele gedachten kunnen leiden tot spanningstoename . Voor­ beelden hiervan zijn generalisatie (van één keer naar altijd , of van één situatie naar alle situaties), catastroferen (dramatiseren), personaliseren (vervelende gebeurtenissen altijd aan jezelf toewijzen), selectieve abstractie (betekenistoekenning op basis van onvolledige informatie).

Met behulp van het G-schema (Gebeur­tenis, Gedachte, Gevoel en Gedrag) wordt op een gestructureerde manier de in­ vloed van denkpatronen op gevoel en gedrag weergegeven.



Het is belangrijk erbij stil te staan dat gevoelens niet bepaald worden door de gebeurtenis of situatie, maar door

gedachten daarover, door de manier waarop tegen de situatie wordt aangekeken.



Veel voorkomende irrationele denkpatronen zijn de perfectionisti­sche benadering van situaties of het idee dat iemand in alle opzichten helemaal perfect , competent en succesvol moet zijn om zichzelf de moeite waard te kunnen vinden. Een ander voorbeeld is de lovejunk-benadering: het idee dat het nodig is om geliefd en gerespecteerd te worden door bijna ieder belangrijk persoon in de omgeving.



De low frustration tolerance (LIT)-benadering staat voor het idee dat het verschrikkelijk of zelfs rampzalig zou zijn als de dingen niet zo zijn of gaan zoals jij dat graag zou willen .


Veel voorkomende irrationele denkpatronen zijn de perfectionisti­sche benadering van situaties of het idee dat iemand in alle opzichten helemaal perfect , competent en succesvol moet zijn om zichzelf de moeite waard te kunnen vinden.



Een ander voorbeeld is de lovejunk-benadering: het idee dat

het nodig is om geliefd en gerespecteerd te worden door bijna ieder belangrijk persoon in de omgeving.



De low frustration tolerance (LIT)-benadering staat voor het idee dat het verschrikkelijk of zelfs rampzalig zou zijn als de dingen niet zo zijn of gaan zoals jij dat graag zou willen .


De low frustration tolerance (LIT)-benadering staat voor het idee dat

het verschrikkelijk of zelfs rampzalig zou zijn als de dingen niet zo zijn of gaan zoals jij dat graag zou willen .

Het vergroten van sociale vaardigheden is een ander aandachtspunt. Dit kan door

uitleg, ervaren en oefenen met rollenspelen , psychodrama en dergelijke. Belang­ rijke onderwerpen die aan bod komen zijn assertiviteit, grenzen aangeven en het uiten van emoties.

Het kunnen aansturen van het groepsproces en het individuele leerproces zijn
andere belangrijke vaardigheden.



Hiervoor is het van belang dat de psycholoog een


open en ontspannen sfeer kan creëren waarin het uiten van emoties en feed­ back naar elkaar mogelijk is. De groep kan fungeren als klankbord en plaats bie­ den voor het oefenen van nieuw gedrag, zoals een meer assertieve houding.

Naast het begeleiden en reguleren van het groepsproces, begeleidt de psycholoog

de cliënt in individuele gesprekken.



Dit alles om cliënten te stimuleren tot zelfredzaamheid en hun probleemoplossend vermogen te verhogen.

Diagnostische vaardigheden



Bij het stellen van diagnoses is het vooral belangrijk:



• het kunnen onderscheiden en differentiëren tussen
• het kunnen toepassen van
• Andere


• het kunnen onderscheiden en differentiëren tussen verschillende (psycho)pathologieën.
• het kunnen toepassen van testdiagnostiek een wezenlijk aspect van het werk. Hiervan maakt de MMPI-2 een belangrijk onderdeel uit.
• Andere belangrijke en veelgebruikte testen. Voorbeelden hiervan zijn: cijferreeksen en substitutie van de WAJ.S, trailmaking A en B, 15- Woordentest.



Deze laatste testen worden, onder andere, afgenomen bij cliënten die een whiplashongeval hebben meegemaakt. Hiermee wordt inzicht verkregen in het concentratie- en aandachtvermogen en het geheugen. Met behulp hiervan kan een globale indicatie verkregen worden of er sprake is van ernstige hersendisfuncties. Indien nodig wordt verder neuropsychologisch onderzoek gedaan.