• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/65

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

65 Cards in this Set

  • Front
  • Back

15.1 Inleiding en casuïstiek



Het beloop van reumatische artritis is onvoorspelbaar ;



• de ziekte kan g
• de ziekte kan h
• de ziekte kan m
• de ziekte kan op


• de ziekte kan geleidelijk beginnen en plots in alle hevigheid losbarsten;
• de ziekte kan heftig beginnen en daarna in een rustiger fase komen;
• de ziekte kan mild of agressief verlopen;
• de ziekte kan op een bepaald niveau stabiliseren of kan voortdurend wisselen in activiteit.



Het kan gebeuren dat je je net aan de veranderde mogelijkheden in je leven hebt aangepast als een verandering /verslechtering in de ziekte je noopt tot nieuwe aanpassingen. Je weet niet waar je je op moet instellen.

15.2 De plaats van het Jan van Breemen Instituut in de gezondheidszorg



Het Jan van Breemen Instituut (JBI) in Amsterdam is een

poliklinisch expertise centrum voor houding en beweging met als specialisaties reumatologie en revalidatie, dat jaarlijks door ongeveer 20.000 patiënten bezocht wordt.


Het Jan van Breemen Instituut (JBI) in Amsterdam is een poliklinisch expertise centrum voor houding en beweging met als specialisaties reumatologie en revalidatie, dat jaarlijks door ongeveer 20.000 patiënten bezocht wordt.



Er wordt nauw samengewerkt met

ziekenhuizen, huisartsen, paramedici uit de eerste lijn, eerstelijnspsychologen, de Thuiszorg en Arbo-diensten. In het JBI werken acht psychologen (5 fte) samen met vijf maatschappelijk werkenden en een consulent­ psychiater.



De medische staf van het JBI bestaat uit reumatologen, revalidatieartsen, neurologen, orthopeden, een plastisch chirurg, radiodiagnostici, een klinisch chemicus en psychologen.


Daarnaast zijn er diverse behandeldisciplines:



-f


-e


-m


-p


-l



In totaal werken in het JBI ongeveer 200 mensen.

fysiotherapie,


ergotherapie,


maatschappelijk werk,


podotherapie en


logopedie.



In totaal werken in het JBI ongeveer 200 mensen.

De primaire taken van het Jan van Breemen Instituut



De primaire taken van het JBI zijn:



1. p
2. w
3. o


1. patiëntenzorg,
2. wetenschappelijk onderzoek en
3. onderwijs.

15.3.1 Patiëntenzorg



In de zorg wordt getracht de patiënt zo veel mogelijk centraal te stellen.



De diagnostische bevindingen worden structureel besproken met de patiënt en diens systeem, en in onderling overleg wordt het behandelplan vastgesteld.



Goede voorlichting staat centraal. Voor de diagnostiek kan gebruikgemaakt worden van onder meer computertomografie (CT-scan) en magnetic resonance imaging (MRI) en van een modern klinisch-chemisch laboratorium. Bij diverse diagnosegroepen wordt een standaardpakket aan psychologische vragenlijsten en tests afgenomen.



Complexe behandelingen vinden plaats in

gespecialiseerde revalidatieteams.
Veel aandacht wordt besteed aan nazorg en goede overdracht naar de eerste lijn als dat nodig is.



De zorg voor de belangrijkste diagnosegroepen vindt zo veel mogelijk geprotocolleerd plaats om op die manier de kwaliteit van de zorg te garanderen.

15.3.2 Wetenschappelijk onderzoek



In het kader van geprotocolleerde behandeling worden herhaalde metingen gedaan (vóór de behandeling en een half, één en twee jaar later) zodat de effecten van de behandelingen op korte en op langere termijn geëvalueerd kunnen worden.



Ook allerlei andere onderzoeksprojecten van patiëntgebonden onderzoek worden geïnitieerd en uitgevoerd in het JBI.



Er is een vaste

Wetenschappelijke Raad met interne en externe deskundigen die projectvoorstellen beoordelen alvorens ze voor een subsidieaanvraag worden ingediend.



Diverse hoogleraren hebben een gedeeltelijke aanstelling in het JBI en stimuleren en begeleiden allerlei (promotie- onderzoek. Artsen en psychologen in het JBI worden gestimuleerd tot promoveren en het doen van wetenschappelijk (patiëntgebonden) onderzoek.

15.3.3 Onderwijs



Elke discipline in het JBI is actief in scholing van studenten in de verschillende disciplines.



Tevens worden nascholingscursussen gegeven voor huisartsen, eerstelijnsfysiotherapeuten, ergotherapeuten en psychologen, bedrijfs- en verzekeringsgeneeskundigen en medewerkers van de Thuiszorg.



Het JBI is een erkende instelling voor

de praktijkopleiding van klinisch psychologen en gezondheidszorgpsychologen.



Er is momenteel één structurele opleidingsplaats en gestreefd wordt naar een tweede opleidingsplaats: één voor een gezondheidszorgpsycholoog en één voor een klinisch psycholoog.



In het kader van de praktijkopleiding wordt samengewerkt met de psychologen uit het Slotervaartziekenhuis en de psychiater van de Psychiatrisch Consultatieve Dienst Amsterdam vanuit de Valerius­ kliniek.

15.4 Het soort patiënten en hun problematiek - de hulpvraag



Belangrijke diagnosegroepen zijn volwassen patiënten met

chronische, progressieve gewrichtsontstekingen, zoals reumatoïde artritis en Bechterew, met kraakbeen degeneratie (artrose) , met chronische (benigne) pijnsyndromen, zoals nek/rugpijn, whiplash, fibromyalgie, repetitive strain injury (RSI), met neurologisch-motorische problemen , zoals cerebrovasculair accident (CVA), contusie, multipele sclerose (MS), en amyotrofische laterale sclerose (ALS).



Er is een speciaal kinderteam voor kinderen met lichte neurologische problemen, ADHD of juveniele chronische artritis.

Als de patiënten naar het JBI, een tweedelijnsinstituut, worden verwezen, hebben ze meestal reeds chronische, dus langer dan zes maanden bestaande, klachten.



De doelstelling voor behandeling van chronische patiënten is veelal

het optimaal leren benutten van de restcapaciteit met behoud of vergroting van de zelfstandigheid.




Momenteel bestaat de patiëntenpopulatie van het JBI



• voor ongeveer vijftig procent uit ….
• voor ongeveer veertig procent uit …..
• voor ongeveer tien procent uit …..


• voor ongeveer vijftig procent uit artritispatiënten,
• voor ongeveer veertig procent uit patiënten met chronische benigne, aspecifieke pijnsyndromen en
• voor ongeveer tien procent uit revalidatiepatiënten met allerlei neurologisch-motorische aandoeningen.

De psychologen in het JBI zien



• twintig procent ...
• zeventig procent …..
• tien procent …...



• twintig procent artritispatiënten,
• zeventig procent pijnpatiënten en
• tien procent overige patiënten.



Het JBI is vooral gespecialiseerd m de behandeling van artritis- en pijnpatiënten.

Het JBI is vooral gespecialiseerd in behandeling van

de artritis- en pijnpatiënten.


15.4.1 Artritis



Reumatoïde artritis (RA) is

een auto-immuunziekte waarbij de vliesachtige bekleding (synovia) van de gewrichten ontstoken raakt;



deze ontstekingen kunnen het kraakbeen en zelfs het bot aantasten waardoor vergroeiingen ontstaan.



De oorzaak is vooralsnog onbekend. Erfelijke factoren spelen wel een rol maar geen al­ lesbepalende. Mensen met de reumafactor in het bloed hebben een verhoogd risico. Er zijn echter ook mensen met de reumafactor die nooit RA krijgen en er zijn mensen die de reumafactor niet hebben en toch RA hebben. De ziekte is niet goed te behandelen. Met allerlei, vaak agressieve medicatie wordt getracht het ziekte­ proces te remmen of terug te drijven. Het risico bestaat nog steeds dat de ziekte niet in de hand is te houden en mensen rolstoelafhankelijk worden of anderszins ernstig gehandicapt raken.

De oorzaak van Reumatoïde artritis (RA) is vooralsnog onbekend. Erfelijke factoren spelen wel een rol maar geen al­lesbepalende.



Mensen met de reumafactor in het bloed hebben een verhoogd risico. Er zijn echter ook mensen met de reumafactor die

nooit RA krijgen en er zijn mensen die de reumafactor niet hebben en toch RA hebben.



De ziekte is niet goed te behandelen. Met allerlei, vaak agressieve medicatie wordt getracht het ziekte­ proces te remmen of terug te drijven. Het risico bestaat nog steeds dat de ziekte niet in de hand is te houden en mensen rolstoelafhankelijk worden of anderszins ernstig gehandicapt raken.

De patiënt met Reumatoïde artritis (RA) kampt vrijwel dagelijks met pijn in de gewrichten ;



mede hierdoor tre­den ook bewegingsbeperkingen op en kan de patiënt zijn dagelijkse taken en ac­tiviteiten niet meer of niet meer volledig uitvoeren.



Een minder zichtbare, en daarom wel onderschatte, klacht is het voortdurende

malaise- en moeheidsgevoel als gevolg van een chronisch ontstekingsproces.



Vaak moeten 'levenslang' zware medicijnen gebruikt worden die ook (ernstige) bijwerkingen kunnen hebben. Het vergt vaak veel (zelf)overreding om van de noodzaak van medicatie overtuigd te


raken.

De ziekte van Bechterew behoort ook tot de chronische progressieve gewrichtsontstekingziekten.



De ziekte manifesteert zich vooral in

de gewrichten van de wervelkolom en begint meestal met een ontsteking in het sacro-iliacaal gewricht. Ook andere gewrichten in het lichaam kunnen aangedaan raken.



Evenals bij RA spelen erfelijke factoren een beperkte rol. Na verloop van jaren kunnen de ontstekingen in de gewrichten gaan verkalken (ankylosering); de wervels kunnen dan aan elkaar vast gaan zitten.

Door de verkalking wordt de pijn minder maar neemt de beweeglijkheid van de wervelkolom af.



Als veel wervels aan elkaar vastgroeien, wordt wel gesproken van een

bamboospine.



Het is zaak dat de wervelkolom rechtstandig vastgroeit; zonder goede begeleiding kan de wervelkolom krom worden zodat men verder gebogen door het leven moet.

Zolang de gewrichtsontstekingen actief zijn, ervaren mensen met de ziekte van Bechterew vergelijkbare problemen als mensen met RA.



Indien ankylosering is opgetreden en vooral met een rechtstandige wervelkolom, kunnen de functionele mogelijkheden aanzienlijk toenemen.



Door artritis kunnen

vele expliciete en impliciete levensplannen van de patiënt verstoord worden, omdat de gevolgen in alle levenssectoren van de patiënt last kunnen veroorzaken (Krol, 1996).

15.4.2 Chronische pijnsyndromen



Bij chronische benigne aspecifieke pijnsyndromen gaat het om pijnlijke aandoeningen van het bewegingsapparaat die goedaardig (benigne) zijn; dat wil zeggen dat

er geen progressieve (ontstekings-)ziekte of andere specifieke aandoening (fractuur, hernia, (bot)kanker enz.) aan ten grondslag ligt.



Blijkens bevolkingsonderzoek gaan aspecifieke benigne pijnklachten na een paar weken meestal vanzelf over. In zo'n vijf à tien procent van de gevallen krijgen de klachten een
chronisch karakter, dat wil zeggen dat ze langer dan zes maanden duren.



De interessante vraag hierbij is

waarom deze klachten bij de meeste mensen vanzelf over aan en bij sommigen niet.

Verondersteld wordt dat iedere pijnklacht met een lichamelijk-mechanische oorzaak begint (vertillen, verdraaien, overbelasting enz.), maar dat in de loop van de tijd

psychische en sociale factoren de klachten mede gaan beïnvloeden en wel zo dat de klachten kunnen voortduren of zelfs verergren, terwijl de oorspronkelijke lichamelijke pathologie reeds genezen is.

Bij de huidige stand van de wetenschap gaat men ervan uit dat de pijnprikkels vanuit de oorspronkelijke lichamelijke pathologie in de hersenen worden opgeslagen in een soort pijngeheugen.



Deze zenuwcircuits kunnen ook vanuit andere delen van de hersenen worden geactiveerd, vooral onder invloed van stress, angst en depressie.



Als de oorspronkelijke lichamelijke pathologie is genezen, kan het pijngeheugen

toch worden geactiveerd via andere kanalen, terwijl de patiënt dezelfde pijn ervaart op de plaats waar de oorspronkelijke lichamelijke pathologie zich bevond.

Mogelijk speelt klassieke conditionering hierbij een rol:



iemand er­ vaart grote spanningen in zijn leven door ernstige levensproblemen.



Deze spanningen gaan gepaard met ...

allerlei vervelende mentale, maar ook lichamelijke sensaties (zoals hartkloppingen, zweten, hyperventilatie, hoofdpijn, of moeheid).



Als iemand zich in deze toestand bezeert of blesseert, kan de pijn hiervan door klassieke conditionering gekoppeld raken aan de spanningssensaties, zodat in het vervolg, als de spanningen zich weer doen voelen, tegelijk ook de pijn voelbaar wordt, en dat terwijl de oorspronkelijke lichamelijke pathologie reeds is genezen.

Mogelijk speelt ook operante conditionering een rol:



iemand kampt met ernstige levensproblemen en heeft op alle mogelijke manieren geprobeerd deze problemen op te lossen en de spanningen te verminderen. De pogingen zijn echter op niets uitgelopen en de spanningen duren onverminderd voort.



Op het moment dat ie­mand dan pijn heeft of pijngedrag vertoont, blijken de levensproblemen ineens

wel gedeeltelijk of geheel opgelost.



Het hebben van pijn is kennelijk de enige ma­nier waarop iemands levensproblemen deels opgelost kunnen raken. De pijn blijft dan 'in het gedragsrepertoire' en de pijn of het pijngedrag wordt bekrachtigd door de spanningsreductie.

Voor deze verklaringen (pijngeheugen, klassieke conditionering en operante conditionering) waarin aspecifieke benigne pijnklachten een chronisch karakter kunnen krijgen, is wel enige wetenschappelijke steun gevonden, maar

het definitieve bewijs moet nog steeds geleverd worden.



Derhalve zijn bovenstaande gedachten nog verre van gemeengoed binnen de geneeskunde.



Dit opgeteld bij het feit dat de patiënt zijn klachten presenteert in de vorm van soma­tische pijn, maakt dat men zich in de gezondheidszorg (nog steeds) primair richt op de lichamelijke aspecten van de klachten en pas in een later stadium of hele­maal niet op de psychosociale aspecten.

De rol van de huidige gezondheidszorg bij pijnklachten



Mogelijk speelt de huidige gezondheidszorg een belangrijke rol in het chronisch worden van in aanvang 'onschuldige' pijnklachten.



Na diverse series fysiotherapie, allerlei medicatie, gelegitimeerd arbeidsverzuim, nadere diagnostiek bij (diepte)specialisten, is de patiënt er door de gezondheidszorg van overtuigd dat hij


een serieus lichamelijk probleem heeft.



Groot is dan ook de boosheid en verontwaardiging als het somatische spoor doodloopt en de betreffende arts mee­ deelt dat de patiënt niets mankeert en zo snel mogelijk weer 'gewoon' aan het werk moet en dat het wel 'tussen de oren ' zal zitten.



De toon waarop het gezegd wordt, wekt de indruk dat de klachten minder serieus genomen worden dan wan­ neer het iets lichamelijks zou betreffen. En menigmaal verschijnt in het medisch dossier de term aggravatie, simulatie of aanstelleritis.



Uiteraard accepteert de patiënt het 'psychisch label' van zijn klachten niet als daarmee zijn klachten minder serieus worden genomen.
Vaak gebeurt het dat pas na vele maanden of zelfs jaren een patiënt met onbegrepen pijn voor het eerst gevraagd wordt naar mogelijke spanningen of levensproblemen.

de zelfperceptie en de perceptie van de patiënt



Door het hebben van langdurige pijnklachten, door langdurig ziekteverzuim en door het veelvuldig bezoek aan doktoren en therapeuten zijn de zelfperceptie en de perceptie van de patiënt door anderen veranderd;



• de drempel om
• de va
• de c
• de o
• Daarbovenop kan


• de drempel om weer aan het werk te gaan is hoger naarmate het verzuim langer duurt;
• de vaardigheden (arbeidsspecifiek en sociaal) verminderen,
• de collegiale contacten verwateren ,
• de ontwikkelingen op het werk zijn ongemerkt voortgeschreden enzovoort.
• Daarbovenop kan het gebeuren dat, hoewel de patiënt nog dezelfde pijn ervaart, hij plotseling arbeidsgeschikt wordt verklaard en zijn ziekte-uitkering wordt gestopt, terwijl hij zichzelf nog even arbeidsongeschikt acht.



Zo kan een onschuldig begonnen pijn ook een onoplosbare pijn worden als de gezondheidszorg de pijn niet begrijpt.

Zo kan een onschuldig begonnen pijn ook een onoplosbare pijn worden als de gezondheidszorg de pijn niet begrijpt.



Als a-specifieke pijnklachten na zes weken onverminderd voortduren is er

een verhoogd risico op het chronisch worden van de pijn.



Eigenlijk zou men dan met­een moeten gaan zoeken naar mogelijke psychische en sociale factoren die de pijn versterken of in stand kunnen houden.



Het voortgaan op uitsluitend het somatische spoor is te vergelijken met de situatie waarin een patiënt met pijn in de linkerarm waaraan een hartlijden ten grondslag ligt, maanden en zelfs jarenlang dia­gnostiek en behandeling krijgt uitsluitend gericht op de linkerarm.

In het JBI worden binnen de groep chronische pijnpatiënten enkele aandachtsgebieden onderscheiden ;



• n
• w
• f



• nek-/rugpijn,
• whiplash
• fibromyalgie.

Nek/ rugpijn



Aspecifieke nek-/ rugpijn ontstaat meestal na


overbelasting of asymmetrische belasting.



Bij chronische nek-/ rugpijn is er meestal sprake van een combinatie van lichamelijke en psychosociale factoren die de pijn onderhouden naast fysieke overbelasting is er vaak sprake van mentale overbelasting.

Whiplash



Whiplash of zweepslag is een syndroom van klachten dat ontstaat wanneer

het hoofd, meestal door een aanrijding van achter, wordt gelanceerd ten opzichte van de romp.



Als het hoofd ergens hard tegenaan komt, kan bovendien een hersenschudding (contusio cerebri) het gevolg zijn.



De klachten als gevolg van een whiplash zijn: nek- en (achter)hoofdpijn, geheugen- en concentratiestoornissen, overgevoeligheid voor licht en geluid, duizeligheid, moeheid, slaapproblemen, angst en vermijdingsgedrag.



Meestal worden bij neurologisch en radiologisch onderzoek bij mensen met Whiplash geen afwijkingen gevonden.



Omdat veel mensen met whiplash vaak vergelijkbare klachten hebben, wordt verondersteld dat er behalve van posttraumatische stress mogelijk ook sprake is van

somatische minitraumata.



Behalve wat algemene ergonomische instructies, instructies om de nek te leren ontspannen en te leren geleidelijk de beweeglijkheid weer op te bouwen, zijn er weinig (fysio)therapeutische aanknopingspunten.



Wat betreft de aandachts-/ concentratieproblemen is er geen gerichte training behalve de instructies het aantal omgevingsprikkels te beperken als je je echt moet concentreren en tijdig te pauzeren en rust te nemen.



Het is belangrijk de patiënt en diens omgeving goed uit te leggen hoe energieverslindend en dus hoe ingrijpend een concentratiestoornis in het dagelijks leven is.

Fibromyalgie



Fibromyalgie is

een chronisch pijnsyndroom in spieren en pezen, waarover nog veel discussie gaande is.



Pas in 1990 zijn er afspraken gemaakt over wat men nu wel en niet onder fibromyalgie moet verstaan.



Er zijn bij Fibromyalgie achttien punten op het lichaam die veelvuldig drukpijnlijk zijn, de zogenaamde tenderpoints.



Iemand bij wie, langer dan zes maanden, minimaal elf van deze punten drukpijnlijk zijn (boven en onder de gordel en niet alleen links of rechts), voldoet aan de criteria van fibromyalgie.



De oorzaak is

onbekend.



Minutieus onderzoek van de pijnlijke spieren en pezen bracht geen afwijkingen aan het licht. Medicijnen en fysiotherapie blijken niet te helpen, zodat fibromyalgie als onbehandelbaar te boek staat.



De patiënten hebben pijn door het hele lichaam; de pijn kan van plaats veranderen; moeheid is een belangrijk kenmerk en gaat vaak hand in hand met slaapproblemen. Door vermoeidheid en krachtsverlies is de belastbaarheid soms minimaal, zodat zelfs het vasthouden van een kopje al een probleem vormt.



Recente onderzoeken tonen aan dat er allerlei …….. veranderingen zijn bij mensen met fibromyalgie.

hormonale veranderingen zijn bij mensen met fibromyalgie.



Met name de hypofyse-bijnierschors-as zou verstoord zijn, met als ge­ volg een verminderde cortisolafscheiding door de bijnierschors. Dit zou kunnen duiden op stoornissen op het gebied van stressverwerking (Griep, 2000).



Uit recent onderzoek (Zant et al., 1997) komt naar voren dat fibromyalgie­ patiënten vaak mensen zijn die

zich vele jaren fysiek en mentaal hebben overbelast.



Kenmerkend is dat mensen al langere tijd klachten hebben, maar altijd zijn doorgegaan , zichzelf aansporend met het motto: 'Niet zeuren!'.



De behandeling bij fibromyalgie richt zich op

het verbeteren van het slaappatroon en op het leren meer evenwicht te brengen tussen belasting en belastbaarheid;



daarbij is het van belang dat mensen grenzen leren trekken, 'nee' leren zeggen en leren hun eigen wensen en behoeften in het leven te formuleren en in interacties met ande ren ook gestalte te geven. Intussen wordt getracht de lichamelijke conditie gelej delijk en in kleine stapjes weer wat op te bouwen.



Mensen met fibromyalgie kampen met veel onbegrip ten aanzien van hun klachten. Ze begrijpen er zelf ook niets van en worden vaak negatief bejegening door mensen uit hun omgeving (inclusief mensen uit de gezondheidszorg) die vinden dat fibromyalgie maar onzin is.

15.5 De verwijzing en doorverwijzing van patiënten



Patiënten kunnen nooit rechtstreeks verwezen worden naar een psycholoog van het JBI.



Verwijzing verloopt altijd via een

daar werkzame reumatoloog of revalidatiearts.



De meeste patiënten worden met een somatische vraagstelling voor diagnostiek en behandeling verwezen door de huisartsen uit de regio Groot Amsterdam.



Als gevolg van de ontwikkeling van het reumatologisch netwerk er het revalidatienetwerk in de diverse ziekenhuizen in deze regio, worden in toenemende mate patiënten door specialisten uit deze ziekenhuizen naar het JBI verwezen.

Vóór 1980 was de psycholoog in het JBI voor verwijzing van patiënten volledig afhankelijk van

de reumatologen.



In de praktijk kwam het erop neer dat eer patiënt alleen verwezen werd naar de psycholoog, als de reumatoloog bij zijn drukke somatische werkzaamheden tijd vond om de patiënt te vragen naar spanningen of levensproblemen, of als de patiënt aan het bureau van de reumatoloog in huilen was uitgebarsten.

In de jaren tachtig kwam het specialisme revalidatie meer tot bloei in het JBI en deed het begrip multidisciplinaire behandeling zijn intrede.



Voor de belang­rijkste diagnostische patiëntengroepen werden (onder voorzitterschap van een psycholoog) behandelprotocollen ontwikkeld waarin voor iedere discipline de ver­wijscriteria en de behandelmogelijkheden werden omschreven.



Pas in de jaren negentig kreeg het artritisprotocol een zodanige vorm en een zodanig draagvlak dat elke drie maanden

systematisch de psychische en sociale problemen die patiënten als gevolg van hun ziekte ervaren, werden geïnventariseerd door een klinisch onderzoeksassistent die de reumatoloog op psychosociale problematiek kon attenderen.



Het pijnprotocol kreeg een zodanige vorm dat de resultaten van het diagnostisch onderzoek van de revalidatiearts en van de psycholoog in een gezamenlijke bespreking met de patiënt tot een behandelplan gevormd werden.

In de loop der jaren is het voor de psycholoog in een medische setting een belangrijke taak geweest het systeem van noodgedwongen passief verwijzingen krijgen om te vormen tot een systeem waarin


de psycholoog mede de multidisciplinaire behandeling indiceert.



In toenemende mate gaan psychologische principes ook een belangrijke rol spelen in de wijze waarop bijvoorbeeld fysiotherapeuten en ergotherapeuten hun behandelingen geven.



De psycholoog treedt daarbij regelmatig op als coach (Kaptein et al., 2000).

15.6 De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in het Jan van Breemen Instituut



In het kader van de doelstellingen en primaire taken van het JBI heeft de psycholoog vanuit zijn discipline taken op gebied van:



• p
• w
• o


• patiëntenzorg,
• wetenschappelijk onderzoek en
• onderwijs.

15.6.1 Patiëntenzorg



De taak van de psycholoog is het bijdragen aan het vergroten van

de zelfstandigheid en de kwaliteit van het leven van de patiënt door de patiënt te leren zijn spanningen en levensproblemen beter te hanteren (Gottlieb, 1997; Sapolsky, 1994).

Patiëntenzorg bij artritispatiënten



Bij artritispatiënten zal de aandacht gericht zijn op de problemen die de patiënt als gevolg van zijn ziekte ervaart en op allerlei andere spanningen en levensproblemen die de vooruitgang of behandelmogelijkheden remmen of blokkeren.



Individueel en in groepen geeft de psycholoog aan patiënten en hun omgeving voorlichting over

de psychische en sociale gevolgen van RA.



De psycholoog draagt bij aan het leerproces waarbij de patiënt op geëmancipeerde wijze communiceert met artsen en therapeuten en waarbij de patiënt leert als ervaringsdeskundige zijn vragen te stellen en zijn bijdrage aan het behandelplan te leveren (Taal, 1995).



Daarnaast krijgen de patiënten, indien nodig, alle mogelijke psychotherapeutische behandelingen die de aard van hun spanningen of levensproblemen vereist; het probleemscala is zo breed als in een Riagg.

Patiëntenzorg bij pijnpatiënten



Bij pijnpatiënten richt de aandacht zich op:



1. het leren
2. het leren accepteren dat
3. Een derde behandeloptie, waarbij


1. het leren omgaan met chronische pijn en de gevolgen daarvan, maar vooral ook op het identificeren en behandelen van psychische factoren die de pijn in standhouden of zelfs versterken (Dingemans et al., 1993; Passchier et al., 1998). Als het laatste het geval is, zal de psycholoog zich primair richten op het behandelen van deze factoren opdat de 'motor' achter de pijn wordt weggenomen. Als deze primaire behandeloptie niet (goed) mogelijk is, zal de behandeling zich richten op:



2. het leren accepteren dat pijn een blijvend gegeven is en dat het zaak is ondanks de pijn een zo prettig en actief mogelijk leven op te bouwen.



3. Een derde behandeloptie, waarbij met psychologische technieken wordt getracht de pijn( sensatie) zelf te beïnvloeden, wordt om theoretische redenen nauwelijks toegepast.

Bij chronische pijnpatiënten is door allerlei somatische zorgverleners al te vaak en langdurig getracht de pijn te verminderen;



bij chronische pijnpatiënten wordt de pijn in de regel niet meer door somatisch­ motorische factoren onderhouden maar door

spanningen en levensproblemen.



Ontspanningsoefeningen, (zelf)hypnose en afleidingstechnieken worden dan ook hooguit als ondersteunende behandelvorm toegepast.



Het risico bestaat immers dat pijngerichte behandeling de somatische fixatie van de patiënt versterkt en de eindeloze roep om verdere pijndiagnostiek en pijnbehandeling stimuleert, terwijl dit door het pijnteam van het JBI als een onvruchtbaar en zelfs pijnbestendigend spoor wordt beschouwd.

In groepsbehandelingen wordt vooral veel voorlichting gegeven over de plaats van psychische problemen in de pijnontwikkeling en pijnbestendiging ;



daarnaast wordt volgens psychologische leerprincipes het niveau van activiteit geleidelijk opgebouwd (geen aandacht voor pijngedrag, beloning van actief gedrag);



voorts wordt veel aandacht besteed aan


het leren luisteren naar je lichaam, evenwicht leren brengen tussen inspanning en ontspanning, tussen belasting en belastbaarheid en aan het grenzen leren stellen voor jezelf in de interactie met anderen die als eisend worden ervaren.



In individuele behandelingen wordt aanvullend aandacht besteed aan allerlei andere spanningsbronnen en levensproblemen die de pijn instand houden.

Patiëntenzorg bij CVA-patiënten



Bij CVA-patiënten is de taak van de psycholoog vooral

een diagnostische.



Met allerlei tests wordt getracht de neuropsychologische functiestoornissen in kaart te brengen zodat de beperkingen, de leerbaarheid en de behandelmogelijkheder duidelijk worden.



Deze bevindingen spelen een belangrijke rol bij de herkenning en erkenning van de problemen die de patiënt, diens familie en vrienden en diefü hulpverleners ervaren, maar niet precies kunnen benoemen.



Voorts spelen deze bevindingen een belangrijke rol bij het opstellen van het behandelplan.

Patiëntenzorg bij kinderen met ADHD



Bij kinderen met ADHD zijn de taken van de psycholoog velerlei. Na het vaststellen of het kind aan de DSM-IV-criteria van ADHD voldoet, richten de behandelactiviteiten zich op


het kind, zijn ouders en zijn leerkrachten.



Het kind krijgt bijvoorbeeld sociale vaardigheidstraining in een groep waarin het leert wat de impact van zijn gedrag is op andere kinderen.



Het kind krijgt instructie en ondersteuning om in plaats van het gedrag dat vrijwel uitsluitend negatieve feedback krijgt, alternatief gedrag te ontwikkelen, waardoor de kans op positieve reacties en feedback stijgt.

In het JBI behandelt een psycholoog altijd in multidisciplinair teamverband. Goede samenwerking met andere disciplines (reumatologie, revalidatie, orthopedie, neurologie, psychiatrie, fysiotherapie, ergotherapie, podotherapie, logopedie, maatschappelijk werk) is essentieel.



Belangrijk is dat het team erin slaagt de

verschillende begrippenkaders, theorieën en culturen van de verschillende disciplines te integreren tot een werkbaar geheel.



De psycholoog moet dus over de grenzen van zijn eigen denkraam heenkijken om adequaat te kunnen werken.

Naast diagnostiek, behandeling en voorlichting, heeft de psycholoog belangrijke taken in het verbeteren van de kwaliteit van de zorg (wachttijden, bejegening, rapportage enz.) en in

de ontwikkeling van het zorgbeleid van het instituut waar­ bij de profilering van de psychologie in de zorg en de verdere protocollering met betrekking tot verwijscriteria en behandelmogelijkheden een continu ontwikkelingsproces is.

15.6.2 Wetenschappelijk onderzoek



De afdeling psychologie initieert wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de psychische aspecten van de diverse aandoeningen van het bewegingsapparaat en draagt bij aan

andere onderzoeken waarbij psychische aspecten deel van de onderzoeksopzet uitmaken.



Daarnaast wordt evaluatieonderzoek gedaan naar de effectiviteit van de diverse behandelingen door herhaalde metingen in de tijd. Veelal wordt nauw samengewerkt met diverse universiteiten. Er wordt naar ge­ streefd dat zo veel mogelijk psychologen promotieonderzoek doen.



Gepromoveerden begeleiden zo mogelijk anderen die onderzoek uitvoeren en treden eventueel op als copromotor. De psychologen zijn vertegenwoordigd in de wetenschappelijke raad en in een groep gepromoveerden van het JBI, samengesteld uit diverse disciplines, die als peergroup fungeert en adviseert bij subsidieaanvragen.

15.6.3 Onderwijs



Psychologen houden regelmatig voordrachten voor teamleden, collega-psychologen, studenten en allerlei bij de zorg betrokken beroepsgroeperingen.



De psycholoog fungeert binnen het team vaak als

coach voor de teamleden als het erom gaat psychologische principes in de behandeling ook door andere disciplines consequent aan te bieden.



Studentenstagiairs worden begeleid bij het leren opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek in nauwe samenwerking met de universiteit. Er vindt praktijkbegeleiding en supervisie plaats van opleidelingen in het kader van de postdoctorale opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog en klinisch psycholoog.

15.7 De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in het Jan van Breemen Instituut



De psycholoog dient een grondige kennis te hebben van de verschillende aandoeningen die in het JBI worden behandeld;



• wat er zoal aan
• een goede an
• Gebruik kunnen maken van m
• De t


• wat er zoal aan hypothesen en theorieën is geformuleerd
• een goede anamnese afnemen
• Gebruik kunnen maken van mogelijke relevante psychologische tests en vragenlijsten
• De therapievormen beheersen die in het JBL worden toegepast. Cognitief-gedragsmatige en directieve therapievormen.

De problemen van de patiënt hoeven niet allemaal en volledig opgelost te zijn aan het einde van de therapie.



Essentieel is de patiënt zodanig

met kennis er vaardigheden toe te rusten dat hij beter in staat is zijn eigen problemen ter hand te nemen; het eindresultaat hoeft niet binnen de therapie afgewacht te worden.

De centrale gedachte is dat

patiënten in de loop van hun leven of door hun ziekte of door allerlei levensomstandigheden en gebeurtenissen zodanig aangeslagen zijn dat ze zich hulpeloos zijn gaan voelen en niet meer weten hoe ze hun problemen moeten hanteren.



Hun hulpeloosheid uit zich in angst, waardoor ze allerlei situaties gaan vermijden, of in depressie waarbij ze het opgegeven hebben nog actief verantwoordelijkheid te dragèn voor hun eigen leven en welzijn of allerlei ander machteloos symptoomgedrag vertonen .



De patiënt heeft het opgegeven zelf de oplossing voor de problemen te bewerkstelligen, stelt zich afhankelijk op en wacht op hulp van buiten (een ouder, een dochter, een therapeut, een goeroe, de alcohol, God of het noodlot).

De essentie van cognitief-gedragsmatige therapie is mensen

erkenning te geven van het doorgemaakte leed, ze duidelijk te maken dat passiviteit en catastroferen de oplossing niet dichterbij brengen en met de patiënt te zoeken naar acties, in­ zicht, vaardigheden en verschuiving van normen of doelstellingen die bevorderen dat de patiënt zijn levenssituatie beter kan hanteren.



De therapeutische technieken zijn middelen om de patiënt te motiveren tot


actieve coping.



Daarbij is het soort technieken

niet essentieel, als het de patiënt maar aanspreekt en aanzet tot nieuw initiatief.



Daarom is het van belang dat de therapeut goede kennis en vaardigheden heeft met betrekking tot de meest uiteenlopende therapeutische methoden en technieken zodat hij eclectisch de middelen kan kiezen die deze patiënt aanspreken bij het bereiken van diens doelstellingen.



Het maakt bijvoorbeeld niet uit of je een patiënt met een liftfobie behandelt met gedragstherapie, een angstremmend middel of met psychoanalyse; waar het om gaat is dat de aanpak de patiënt motiveert tot het initiatief de lift in te stappen en te leren zijn angst te overwinnen of te hanteren.

15.8 Trends en nieuwe ontwikkelingen



• K
• S
• S
• E


• Kwaliteitsverbetering als systeem
• Streven naar evidence based care
• Secundaire preventie en vroegtijdige arbeidsreïntegratie
• Expertisecentrum met regiefunctie

Kwaliteitsverbetering als systeem



Onder leiding van het CBO (kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg) worden door de afdelingshoofden van de zorgdisciplines methodieken geleerd en structuren opgezet die een voortdurende reeks verbeterprojecten in de zorg moeten garanderen.



Ieder verbeterproject moet aan de zogenaamde SMART-criteria voldoen, dat wil zeggen


dient Specifiek en Meetbaar geformuleerd zijn, Aansprekend voor de patiënten (bijv. blijkens een patiëntenenquête) , Realistische doelstellingen te hebben, en binnen een tevoren vastgesteld Tijdstraject te worden uitgevoerd.



Klantgerichtheid vormt de rode draad bij alle verbeterprojecten. Het SMART formuleren van behandeldoelen is een moeilijke uitdaging voor psychologen met hun vaak abstracte begrippen.


Streven naar evidence based care



Er is een begin gemaakt met het formuleren van behandeldoelen voor de belangrijkste patiëntengroepen in het JBI. Met betrekking tot deze doelen zijn meetinstrumenten gekozen met bewezen betrouwbaarheid en validiteit.



Deze tot nu toe voor het grootste deel psychologische tests en vragenlijsten worden afgenomen aan het begin van de behandeling, na een half jaar, na één jaar en na twee jaar, om


de korte- en langetermijneffecten van de behandeling te kunnen evalueren.



Alle nieuwe artritispatiënten en een toenemend aantal nieuwe pijnpatiënten wordt bij het eerste bezoek aan de arts gevraagd of ze bereid zijn deel te nemen in het protocol met herhaalde metingen.

Secundaire preventie en vroegtijdige arbeidsreïntegratie



Pijnpatiënten komen in de regel pas in het JBI als de pijn al chronisch is geworden (klachtenduur langer dan zes maanden); de werkende patiënten zijn dan al langdurig in de ziektewet of zijn in de WAO terechtgekomen. Chronische benigne aspecifieke pijn is een, als eenvoudig begonnen lichamelijk ongemak dat normaliter vanzelf overgaat, tragisch uit de hand gelopen probleem.



In het JBI bestaat het gevoel dat we met onze kennis en vaardigheden voor de patiënt als mosterd na de maaltijd komen, dat wil zeggen: veel te laat worden ingeschakeld.



Het JBI streeft ernaar

met huisartsen en bedrijfsartsen zodanige afspraken te maken dat patiënten die na zes weken nog onverminderd aspecifieke pijnklachten hebben, uitgebreid lichamelijk maar vooral ook psychologisch worden onderzocht om na te gaan of er risicofactoren zijn op het chronisch worden van de pijn. Hiermee kunnen patiënten tijdig in het juiste behandelcircuit worden gedirigeerd en wordt voorkomen dat ze eindeloos voort blijven denderen op het spoor van uitsluitend somatisch gerichte diagnostiek en behandeling.



Tevens kan veel eerder dan nu het geval is, begonnen worden met het uitzetten van een arbeidsreïntegratietraject, waarbij in overleg met de verzekeringsgeneeskundige, bedrijfsarts, werkgever en arbeidsdeskundige een traject van geleidelijke opbouw van arbeidsuren wordt uitgezet, zonodig aanvankelijk op arbeidstherapeutische basis. Het is voor werknemers desastreus als daar pas na een half jaar ziekteverzuim een begin mee wordt gemaakt.



Wat betreft secundaire preventie en vroegtijdige arbeidsreïntegratie hebben de psychologen een voortrekkersrol.

Expertisecentrum met regiefunctie



Reumapatiënten en pijnpatiënten worden gerekend tot de care business van het JBI. Op gebied van zorg, onderzoek en onderwijs is met betrekking tot deze doe groepen veel expertise opgebouwd. Het JBI stelt zich de komende jaren tot doel voor deze doelgroepen een regiefunctie te gaan vervullen in het kader van transmurale zorg of ketenzorg.



Het doel is


de grenzen tussen echelons en disciplines te slechten en in nauwe samenwerking met alle betrokken zorgverleners te kome tot protocollaire afspraken over wanneer een patiënt volgens welke criteria verwezen wordt voor een bepaalde vorm van diagnostiek en/ of behandeling.

Voor reumapatiënten betekent dit dat de zorg bij huisartsen, in de reumakliniek, bij de orthopeed, bij de plastisch chirurg, in de polikliniek en in de gespecialiseerde Thuiszorg onder één regie komt, namelijk

de directie van het JBI.



Een vergelijkbare formule wordt op initiatief van de psychologen gezocht voor pijnpatiënten in samenwerking met huisartsen, eerstelijnsfysiotherapeuten en -psychologen, bedrijfsartsen en verzekeringsgeneeskundigen.



Voor de revalidatiepatiënten zal de samenwerking tussen JBI en RCA verder gestalte krijgen en zal het netwerk revalidatie in ziekenhuizen en verpleeghuize1 verder uitgebreid worden. Het beleid voor ketenzorg wordt ten zeerste aangemoedigd door de ziektekostenverzekeraars.