• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/13

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

13 Cards in this Set

  • Front
  • Back

4.1 Inleiding



Leren is het proces waardoor de mens en andere diersoorten kennis over hun omgeving verwerven.



Het geheugen is het reservoir van opgedane kennis dat wordt bewaard.



Terwijl de definitie van 'leren' het actieve en procesmatige aspect van het geheugen beklemtoont, wordt met de definitie van 'geheugen ' vooral

het passieve en structurele karakter ervan onderstreept.

Zelfs zeer primitieve diersoorten beschikken over het vermogen om van hun omgeving te leren en belangrijke inzichten in de theorievorming inzake leren en geheugen zijn gebaseerd op

onderzoek met dieren met een eenvoudig neuronaal systeem zoals de zeehaas (aplysia).



Cellulaire mechanismen van primitieve leerprocessen als habituatie, sensitisatie en klassieke conditionering werden via onderzoek met ongewervelde dieren ontrafeld.

Eerst en vooral willen we inzicht verwerven in de werking van het geheugen. Welke verschillende geheugenfuncties kunnen we onderscheiden ?



Hoe worden de onderscheiden functies verondersteld samen te werken ?



Voor deze inzichten doen we een beroep op:


de cognitieve psychologie die zich vooral vanuit theoretisch en experimenteel oogpunt met het geheugen heeft beziggehouden.



Hoewel de psychologie zich hootdzakelijk vanuit een gedragsobserverende en theoretisch beschouwende manier met het geheugen inliet en aanvankelijk weinig of geen aandacht besteedde aan de biologische aspecten van de geheugenwerking, vormt het cognitief psychologisch model van het menselijk geheugen een belangrijke stap voor een beter begrip van de biologische geheugenwerking.

Een tweede vraag heeft uiteraard betrekking op de cerebrale organisatie van geheugen en leren.



We zullen vaststellen dat de psychologische en biologische benaderingen stilaan


naar elkaar toegroeiden en dat nieuwe gegevens of hypothesen vanuit de ene discipline
een bevestiging of vruchtbare denkpiste betekenden voor de andere.

Waar de filosofische beschouwingen over het geheugen reeds dateerden vanuit de oudheid en de systematische beschrijving van de geheugen werking zich met de pychologen Ebbinghaus en James aan het einde van de negentiende eeuw situeert, kunnen we de biologische interesse voor het geheugen pas bij het begin van de Eerste Wereldoorlog opmerken.



Gedreven door een lokalisationistische trend trachtte men de cognitieve functies in de hersenen te

'lokaliseren'.



Lashleys vergeefse queeste naar de plaats waar de geheugeninhouden inde hersenen lagen opgeslagen, maakte komaf met het idee van een lokaliseerbare geheugenfunctie, vergelijkbaar met de door Broca en Wernicke ontdekte taalzones in de linkerhemisfeer.

Tegen het midden van de twintigste eeuw geloofden nog slechts weinigen dat geheugen­ functies in specifieke hersenregio's werden opgebouwd en deze opvatting stond in schril contrast met de lokaliseerbaarheid van vele andere cognitieve functies.



Het geheugen werd beschouwd als

een algemene eigenschap van de gehele cortex.



Deze sterk globalistische visie nam echter niet weg dat onderzoekers zoals Hebb speculeerden over de biologische grondslag van de geheugenfunctie, zonder evenwel de geheugenwerking in bepaalde hersenregio's te situeren.

Een belangrijke doorbraak in bet wetenschappelijk geheugenonderzoek kwam er dankzij de grondige studie van een aantal bijzondere klinische gevallen waarvan de patiënt .... de beroemste is

H.M. wellicht de meest beroemde is.



Een goedgedocumenteerde neurochirurgische ingreep veroorzaakte bij deze man een onverwacht en dramatisch geheugendeficit dat niet alleen de anatomische basis van een specifieke geheugenfunctie blootlegde, maar tevens een belangrijke stimulans betekende voor de cognitieve theorievorming, en de psychologische en biologische benaderingswijzen dichter tot elkaar bracht.

Grondige analyse van geheugendeficits bij H.M. en andere hersenbeschadigde patiënten en bij experimenteel proefdieronderzoek toonde aan dat het geheugen weliswaar in verschillende delen van onze hersenen wordt opgebouwd, maar .....

dat bepaalde hersenregio's belangrijker zijn voor de opbouw van bepaalde geheugenfunc­ties dan voor andere.



Recent neurofysiologisch en biochemisch onderzoek steunt bovendien de eerdere inzichten van Hebb met ontdekkingen als synaptische effectiviteit en langeterrnijnpotentiatie.




4.2 Een cognitief-psychologisch model van het geheugen



Los van elke neuroanatomische context heeft het cognitief psychologisch geheugenon­derzoek het geheugen traditioneel voorgesteld al een reeks van bewaarplaatsen die de informatie voor een bepaalde tijd kunnen vasthouden en die met elkaar in verbinding staan.



Naast de bewaarplaatsen onderscheidt men

een aantal geheugenprocessen die het systeem toelaten de informatie in en tussen de geheugenbewaarplaatsen te manipuleren.



Klassiek wordt het cognitief geheugenmodel voorgesteld als een stroomdiagram met een aantal hokjes die de verschillende geheugen bewaarplaatsen voorstellen en die door middel van pijlen met elkaar verbonden zijn om de interacties tussen de geheugencom­ ponenten uit te beelden.



Het model vertegenwoordigt een 'standaard ', een hypothese van het gemiddeld normaal geheugenfungeren. Een 'normaal' gebeugenfungeren veronder­ stelt een correct functioneren van de bewaarplaatsen en van de geheugenprocessen die er plaatsvinden. Het meest bekende geheugenmodel werd geïntroduceerd in de jaren zestig (Atkinson & Shiffrin, 1968 ; Waugh & Norman, 1965) en nadien verder uitgewerkt. Volgens dit model wordt het geheugen verdeeld in drie structurele componenten met specifieke kenmerken

Het model vertegenwoordigt een 'standaard ', een hypothese van het gemiddeld normaal geheugenfungeren.



Een 'normaal' gebeugenfungeren veronder­stelt een correct functioneren van de bewaarplaatsen en van de geheugenprocessen die er plaatsvinden.



Het meest bekende geheugenmodel werd geïntroduceerd in de jaren zestig (Atkinson & Shiffrin, 1968 ; Waugh & Norman, 1965) en nadien verder uitgewerkt. Volgens dit model wordt het geheugen verdeeld in drie structurele componenten met specifieke kenmerken:




ueneugen en 1eren 1 ..i 1



aantal hokjes die de verschillende geheugen bewaarplaatsen voorstellen en die door middel van pijlen met elkaar verbonden zijn om de interacties tussen de geheugencom­ ponenten uit te beelden. Het model vertegenwoordigt een 'standaard ', een hypothese van het gemiddeld normaal geheugenfungeren. Een 'normaal' gebeugenfungeren veronder­ stelt een correct functioneren van de bewaarplaatsen en van de geheugenprocessen die er plaatsvinden. Het meest bekende geheugenmodel werd geïntroduceerd in de jaren zestig (Atkinson & Shiffrin, 1968 ; Waugh & Norman, 1965) en nadien verder uitgewerkt. Volgens dit model wordt het geheugen verdeeld in drie structurele componenten met specifieke kenmerken.



De onderscheiden geheugenbewaarplaatsen zijn:
• het z
• het k
• het l

• het zintuiglijk geheugen,
• het korte- en
• het langetermijngeheugen .

De onderscheiden geheugenbewaarplaatsen zijn
• het zintuiglijk geheugen,
• het korte- en
• het langetermijngeheugen.



In deze compartimenten kan informatie worden vastgehouden.



Elke bewaarplaats wordt gekenmerkt door

een specifieke functie (de rol in de algehele geheugenwerking), een capaciteit (de hoeveelheid informatie die de bewaarplaats op elk ogenblik kan bevatten) en de duur waarmee een stimulus in het geheugencompartiment kan worden vastgehouden.



Naast de verschillende opslagplaatsen specificeert het model een set van controleprocessen zoals patroonherken­ning, herhalen , inprenten en ophalen die de interactie tussen de verschillende geheugen­ bewaarplaatsen weergeven.



Naast de verschillende opslagplaatsen specificeert het model een set van controleprocessen zoals

-patroonherken­ning,


-herhalen ,


-inprenten en ophalen



die de interactie tussen de verschillende geheugen­ bewaarplaatsen weergeven.

Een cognitief-psychologisch model van het geheugen: