• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/28

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

28 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Vraag 1



Bij het behandelplan in de gezondheidszorg kunnen ook omgevingsgerichte doelen gesteld worden. Deze omvatten het gezin, het gezondheidszorgsysteem en de socio-culturele context. Geef van elk een voorbeeld.



(maximaal aantal te behalen punten: 6)




G


G


S

Antwoord vraag 1


p. 20-21



Gezinsinterventies
Binnen het gezinssysteem beïnvloeden en sturen de gezinsleden elkaar voortduren. Wanneer een van de leden blootgesteld wordt aan een verandering (ziekte diagnose), dan zal dat van invloed zijn op het hele gezin. Om soepel te blijven functioneren zullen de gezinsleden informatie en ondersteuning nodig hebben zodat het gezinsfunctioneren er zo min mogelijk onder lijdt en geoptimaliseerd kan worden.
- affectieve domein: ondersteunende psychotherapie om te leren omgaan met gevoelens die worden teweeggebracht door de ziekte van de patiënt
- cognitieve domein: het bevorderen van realistische en probleemoplossende denkwijzen
- gedragsdomein: het trainen van gezinsleden in het geven van sociale steun en steunend omgaan met de zieke
- materiële aspecten: aanpassing woonruimte, voorzieningen



Gezondheidszorgsysteem
- affectief domein: interventies die gericht zijn op het faciliteren van de therapeutische relatie tussen hulpverleners en patiënt
- cognitief domein: het geven van relevante informatie, consultatie en educatie ter bevordering van een gepaste attitude van hulpverleners
- gedragsdomein: interventies gericht op het gedrag van de hulpverleners (communicatie, informatievoorziening, toelichting bij medicatie)
- materieel domein: interventies van belang voor het verkrijgen van noodzakelijke voorzieningen en het creëren van privacy



Socio-culturele context
Hierbij moet men vooral denken aan interventies gericht op het sociale netwerk van de patiënt, diens werkomgeving, publieksvoorlichting om mythen en stereotypen uit te bannen, sociale wetgeving en politieke besluitvorming.


Per juist voorbeeld: 2 punten

Vraag 2



Sofie werkt als klinisch psycholoog in een algemeen ziekenhuis. Ze merkt al snel dat ze vier groepen van patiënten kan onderscheiden. Welke vier groepen zijn dit?



Geef ook van elk een voorbeeld.


(maximaal aantal te behalen punten: 8)


Antwoord vraag 2
p.71



Vier hoofdgroepen:
- patiënten met psychosomatische en/of somatopsychologische klachten
- patiënten met een psychiatrische stoornis en/of persoonlijkheidsproblematiek
- kinderen en jeugdigen met psychosomatische, neuropsychologische en/of gedragsproblematiek
- patiënten die verdacht worden van hersenbeschadiging en dus neuropsychologisch onderzoek behoeven
Voorbeelden ter beoordeling van de docent



Per juiste patiëntengroep: 1. Per juist bijpassend voorbeeld:1

Vraag 3



De GGZ bij jou in de buurt organiseert de cursus ‘Grip op je dip’.


Deze cursus omvat 10 bijeenkomsten van 1.5 uur en heeft als doelstelling een depressie te voorkomen.
Deze doelstelling moet behaald worden door:



het geven van inzicht in de samenhang tussen


gedachten, gevoelens en gedrag;


de cursist te ondersteunen in het formuleren van positieve gedachten;


de cursist te trainen in communicatieve- en assertieve vaardigheden en


de cursist te ondersteunen in het oppakken van plezierige activiteiten.



De doelgroep zijn jongvolwassenen (18-24 jaar) met sombere of (beginnende) depressieve gevoelens.



Er zijn drie vormen van preventie. Welke zijn dit en onder welke vorm valt bovenstaande cursus? Beargumenteer je antwoord.



(maximaal aantal te behalen punten: 8)


Antwoord vraag 3
p.101



Primaire, secundaire en tertiaire preventie.



Hier is sprake van secundaire preventie: het in een vroeg stadium signaleren van en interveniëren bij psychische problemen (secundaire preventie) van specifieke doel- of risicogroepen.




Per juiste vorm van preventie: 2 punt. Juiste vorm van preventie bij casus: 2 punten

Vraag 4



Jan (63 jaar) is verstandelijke gehandicapt. Omdat inmiddels beide ouders van Jan zijn overleden, is hij afgelopen jaar in een instelling geplaatst. Toen zijn moeder nog leefde, zorgde zij voor Jan volgens het ‘perspectief model’. Nu zit Jan echter in een instelling waar ze het ‘medisch/ defect model’ hanteren. Beschrijf beide modellen en geef een voorbeeld van hoe Jan het verschil in zijn dagelijkse leven zou kunnen bemerken.



(maximaal aantal te behalen punten: 10)


Antwoord vraag 4
p.119



Perspectief model:


mensen met een verstandelijke handicap hebben mogelijkheden en de directe omgeving en samenleving spelen daar een rol in. Nadruk ligt dus niet meer alleen op lichamelijke verzorging maar ook op de ontwikkeling van vaardigheden en behandeling.



Medisch/ defect model:


een verstandelijke handicap is een zuiver lichamelijk defect. De nadruk ligt op de verpleging en medische zorg.


Voorbeeld ter beoordeling van de docent.



Medisch/ defectmodel:


Jan wordt verzorgd: hij drinkt en eet op de groep en wordt beziggehouden met activiteiten die georganiseerd worden in de instelling. Perspectief model: Moeder keek samen met Jan wat hij kon of niet en hoe hij het beste iets (nieuws) kon leren. Er was altijd wel een uitdaging die Jans interesse had. Zijn moeder zorgde ervoor dat hij nieuwe hobby’s leerde kennen of nam hem mee naar iets (museum, concert etc.) waar hij nog nooit geweest was.



Per juiste beschrijving model: 4. Juist voorbeeld:

Vraag 5



Ruben heeft een CVA gehad en wordt tijdens de revalidatie verwezen voor psychodiagnostiek. Maar: de aandoening is dus al bekend. Waar richt het psychodiagnostisch onderzoek zich dan wél op?



(maximaal aantal te behalen punten: 6)


Antwoord vraag 5
p.141-142



Diagnostisch onderzoek in de revalidatie richt zich in belangrijke mate op de gevolgen van een ziekte of aandoening in termen van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen.



Restcapaciteit:


wat is er nog wel mogelijk?


Diagnostisch onderzoek in de revalidatie richt zich in belangrijke mate op de gevolgen van een ziekte of aandoening ( 3 punten) in termen van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen ( 3 punten).

Vraag 6



‘Eetstoornissen behoren tot de psychiatrische stoornissen met de hoogste mortaliteit en chroniciteit.’ Wat wordt hiermee bedoeld?



En: welke factoren spelen waarschijnlijk een rol bij zowel bij anorexia, boulimia en eetbuienstoornis?



(maximaal aantal te behalen punten: 8)


Antwoord vraag 6
p. 179



Mortaliteit:


sterfelijkheid:15% van de anorexiapatiënten overlijdt aan de gevolgen van de aandoening.



Chroniciteit:


langdurig.



Kortom:


mensen lijden gedurende een lange aan eetstoornissen en een hoog percentage overlijdt uiteindelijk ook aan de gevolgen van de stoornis.



Factoren die hierbij een rol spelen:
Anorexiapatiënten sterven aan ondervoeding (door uithongering) of aan suïcide. Eetstoornissen kunnen immers forse lichamelijke schade aanrichten door het tekort aan voedingsstoffen.



Boulimia nervosa:


tekorten aan voedingsstoffen, verstoring in de elektrolytenhuishouding, aantasting van de (slok)darmwand, gebitsslijtage.
Bij eetbuienstoornis-patiënten leidt de te hoge calorie-inname tot obesitas en tot hartklachten, gewrichtsklachten en huidproblemen.




Juiste uitleg mortaliteit: 1 punten. Juiste uitleg chroniciteit: 1 punten. Per eetstoornis uitleg factoren: 2 punten

Vraag 7



Mevrouw Van ’t Hof is 67 jaar en sinds 2 jaar gepensioneerd net als haar man. Nu ze beide gepensioneerd zijn, kunnen ze ‘eindelijk doen wat ze maar willen’. Ze hebben een actief leven en houden van wandelen en cultuur. Maar mevrouw heeft sinds een paar maanden benauwdheidklachten, is kortademig en moet dan even stoppen met waar ze mee bezig is..De specialist heeft astma gediagnosticeerd, medicatie voorgeschreven en haar verteld dat ze ‘het wat rustiger aan moet doen’. Dat was wel een schrikken voor de heer en mevrouw..



Nu, na 6 maanden medicatie en begeleiding, heeft mevrouw geen manieren gevonden om met haar aandoening om te gaan En de klachten lijken niet minder te zijn geworden, soms zelfs meer, vindt mevrouw. Ze ondernemen weinig, zelfs een tripje naar familie ziet mevrouw vaak niet zitten. Ze klaagt ook dat ze de familie weinig ziet op deze manier. Ze voelt zich ook ‘down’ zoals ze het zelf noemt. Meneer weet niet zo goed wat hij met ‘zijn meisje’ aan moet: ze hadden hun oude dag toch wat anders voorgesteld.



Dient mevrouw Van ’t Hof doorverwezen te worden naar astmacentrum Heideheuvel? Motiveer uw antwoord.



(maximaal aantal te behalen punten: 6)


Antwoord vraag 7
p. 191



Ja dat is niet nodig/ wenselijk.
Heideheuvel is een derdelijns zorginstelling: verwijzing hier naartoe vindt plaats indien er sprake is van complexe problematiek. De wijze waarop het adaptatieproces vorm heeft gekregen, heeft dan geleid tot nadelige gevolgen op meerdere levensgebieden: lichamelijk, psychisch en sociaal. Mevrouw Van ’t Hof heeft op alle drie de levensgebieden klachten.



Om maximaal aantal punten te verkrijgen dient student een goede argumentatie te voeren en aan te geven wat derdelijns zorginstelling in dit geval betekent. Alleen ’ja’ levert 0 punten op aangezien de gokkans 50% is. Ja dat is nodig/ wenselijk.



Heideheuvel is een derdelijns zorginstelling (2 punten): verwijzing hier naartoe vindt plaats indien er sprake is van complexe problematiek (1 punt). De wijze waarop het adaptatieproces vorm heeft gekregen, heeft dan geleid tot nadelige gevolgen op meerdere levensgebieden: lichamelijk (1 punt), psychisch (1 punt) en sociaal (1 punt). Mevrouw Van ’t Hof heeft op alle drie de levensgebieden klachten.

Vraag 8



Judith wil graag gaan werken als psycholoog bij het Helen Dowling Institute. Zij is echter afgestudeerd psycholoog en dient nog nascholing te krijgen op een aantal vlakken voordat zij werkzaam kan zijn bij het HDI. Op welke drie gebieden heeft Judith nog nascholing nodig?



(maximaal aantal te behalen punten: 6)


Antwoord vraag 8
p. 233



- medisch gebied (medische oncologie en medische cultuur)
- psychosociaal gebied (psychosociale gevolgen van kanker, interventies, onderscheid normale reactie en psychopathologie, culturele betekenis van kanker)
- organisatie/ cultuur (flexibel zijn, deel uitmaken van netwerk, eigen sterfelijkheid etc.)



Per juist gebied: 2 punten
(wat tussen haakjes staat is niet nodig om volledig aantal punten te verkrijgen)



Vraag 9



Tim werkt op Eikenboom. Hij werkt hier met cliënten met somatoforme stoornissen.
Er is een samenhang tussen somatoforme stoornissen en alexithymie.



Wat houdt dit in?



(maximaal aantal te behalen punten: 6)


Antwoord vraag 9
p. 276



Alexithymie wordt beschreven als het niet in staat zijn emoties tot uitdrukking te brengen of bij zichzelf te herkennen. Ook wordt emotionele pijn verward met lichamelijke pijn. Het affect is onbereikbaar geworden maar zoekt wel op conversieve wijze contact door het lichamelijke gedrag.



Bij personen met een somatoforme stoornis is het lichaam nooit eigen gaan voelen (door verstoorde ontwikkeling) en deze eigenheid van lichamelijke sensaties, waardoor deze verbonden kunnen worden met gevoelens, ontbreekt veelal. Lichamelijke ervaringen worden niet gezien als signaal, maar als symptoom van een ernstige ziekte of als een te negeren zwakte.



Samenhang:


Er blijkt sprake van een onvermogen om gevoelens van lichaam en geest te onderscheiden en om gevoelens te kunnen beschrijven.



Juiste uitleg alexithymie: 2 punten. Juiste uitleg somatoforme stoornis: 2 punten. Samenhang: 2 punten

Vraag 10



Jean-Pierre werkt als psycholoog bij het Leijpark. Hij heeft Tommie (8 jaar) als patiënt. Tommie zit in de vegetatieve fase en krijgt een Intensief Neurorevalidatieprogramma aangeboden. Jean-Pierre houdt zich hiermee bezig.



Wat is het achterliggende idee van dit programma?


En: wat is de rol van Jean-Pierre hier in?



(maximaal aantal te behalen punten: 8)


Antwoord vraag 10
p. 343



Het behandelprogramma is specifiek gericht op het stimuleren van kinderen en jeugdigen met verworven hersenletsel. Het achterliggende idee is dat er in alle fasen nog mogelijkheden zijn om het zenuwstelsel te ‘herprogrammeren’. In de literatuur zijn tal van aanwijzingen dat de hersenen zodanig flexibel zijn dat er, ook na zware beschadiging, mogelijkheden zijn tot geheel of gedeeltelijk herstel van functies. Door intensieve stimulatie zou dit herstel bevorderd kunnen worden.



p. 347



Jean-Pierre observeert Tommie en hierna wordt een gericht gestructureerd zintuiglijke stimuleringsprogramma opgesteld. Er worden video opnamen gemaakt (van de stimulering en de reactie van de patiënt/Tommie) en dit wordt geëvalueerd.



Achterliggende idee: 4 punten.


Rol psycholoog: 4 punten



Vraag 11



Faye is als psycholoog werkzaam in een klinisch genetisch centrum. Zij maakt bij de begeleiding van de adviesvragers gebruik van de client-centered theorie.



Wat houdt deze theorie in en waarom is juist deze theorie zo geschikt voor deze setting?



(maximaal aantal te behalen punten: 10)


Antwoord vraag 11
p. 366



De grondhouding bij de erfelijkheidsvoorlichting is de non-directieve-attitude.



De cliëntgerichte benadering is als volgt:


een houding die gekenmerkt wordt door empathie, congruentie, echtheid, onvoorwaardelijk respect en acceptatie van de adviesvragers.
Deze houding biedt de adviesvrager de vrijheid te onderzoeken wat zijn persoonlijke gevoelens, gedachten en opvattingen zijn m.b.t. de vraag waarvoor hij komt.



Algemeen aanvaard is dat er geenszins druk mag worden uitgeoefend op de adviesvrager m.b.t. het nemen van bepaalde beslissingen.




Juiste uitleg theorie: 5 punten.


Geschiktheid theorie: 5 punten

Vraag 12



Er zijn vier gradaties van verstandelijke handicap. En deze kunnen gerelateerd worden aan de cognitieve ontwikkelingsstadia van Piaget. Janet heeft een licht verstandelijke handicap.



Beschrijf aan de hand van het bijbehorende ontwikkelingsstadium van Piaget wat haar (on)mogelijkheden zijn.



(maximaal aantal te behalen punten: 8)


Antwoord vraag 12
p.122



De licht-verstandelijke handicap komt deels overeen met het concreet-operationele stadium. Bij deze personen blijkt een ontwikkeling tot abstract-logisch denken mogelijk. Er is sprake van een redelijke zelfredzaamheid en sociale vaardigheden kunnen goed ontwikkeld worden. De taalontwikkeling blijft echter achter. Daarnaast behoren onderwijs en beroepstraining tot de mogelijkheden. Deze personen zullen veelal redelijk zelfstandig kunnen leven.



De licht-verstandelijke handicap komt deels overeen met het concreet-operationele stadium (4 punten). Bij deze personen blijkt een ontwikkeling tot abstract-logisch denken mogelijk (1 punt). De taalontwikkeling blijft echter achter (1 punt). Er is sprake van een redelijke zelfredzaamheid en sociale vaardigheden kunnen goed ontwikkeld worden (1 punt).
Daarnaast behoren onderwijs en beroepstraining tot de mogelijkheden. Deze personen zullen veelal redelijk zelfstandig kunnen leven (1 punt)



Vraag 13



Dennis heeft een eerste afspraak met een eerstelijnspsycholoog: Marly. In zijn verwijsbrief van de huisarts staat dat Dennis depressief is. Marly heeft met hem een intakegesprek en neemt tevens twee vragenlijsten af.



Waarom doet Marly dit terwijl in de verwijsbrief reeds staat wat de diagnose is?


En: welke twee vragenlijsten zal zij afnemen? Licht beide lijsten kort toe.



(maximaal aantal te behalen punten: 10)


Antwoord vraag 13
p. 67



Het korte bericht van de huisarts waarmee Dennis bij Marly komt, is niet voldoende:


de psycholoog moet zich ervan vergewissen dat de klacht verklaard kan worden uit het gedrag of de cognities van de cliënt en niet uitsluitend te wijten is aan de omgeving.



De psycholoog moet bovendien onderzoeken of er geen onderliggende pathologie is die verhindert dat een behandeling van de klacht resultaat heeft.



Twee testen zijn voor de eerstelijnspraktijk erg geschikt:
1. Een algemene klachtenlijst OF een klachtenlijst specifiek gericht op depressie: 2 punten.


Bijvoorbeeld de Symptoms Check List (SCL-90): 5-puntsschaal (angst, paniek, depressie; klachten zijn somatisch, mentaal, sociaal of vitaal). Test kan gebruikt worden om de cliënt uit te leggen welke behandeling het meest geschikt is/ Tevens evaluatie-instrument van de behandeling (1 punt) en 2.



Een persoonlijkheidvragenlijst (2 punten). bijvoorbeeld NVM, NPST, VKP of MMPI: Om goed beeld te krijgen van sterke en zwakke punten van een cliënt, lijdensdruk, neuroticisme, dwangmatigheid en eventuele psychopathologie/ Goed gebruik van de test kan voorkomen dat er behandelingen in gang worden gezet die de cliënt niet kan volbrengen (1 punt)

Vraag 1



De GGD en de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) houden zich o.a. bezig met de preventie van psychische problematiek. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen primaire, secundaire en tertiaire preventie.



Beschrijf tertiaire preventie en illustreer met een voorbeeld.


Antwoord: p.32



Tertiaire preventie is gericht op het voorkomen van terugval en het beperken van ongemak ten gevolge van een bepaalde vorm van ziekte via nabehandeling en ondersteuning.



Een voorbeeld van tertiaire GGZ-preventie is het verzorgen van periodieke ondersteunende gesprek- ken aan mensen die behandeld zijn voor burn-out na afloop van de behandeling.


Vraag 2



Marja (40 jaar), gescheiden, 2 thuiswonende kinderen ( 2 zonen van 8 en 11 jaar) wordt door de huisarts verwezen naar de GGZ. Hieronder volgt kort haar verhaal.



Marja was prematuur en enig kind. Haar moeder heeft haar zo lang ze zich kan herinneren verteld dat ze een ‘foutje’ was en nooit geboren had moeten worden. Beide ouders zijn overigens niet meer in leven.
Zowel vader als moeder was alcohol- en drugsverslaafd. Marja wist nooit wat thuis aan te treffen als ze uit school kwam: of er iemand thuis was, of er eten in huis was…



Haar moeder kon ook onvoorspelbaar reageren; ze kon uit het niets enorm kwaad worden en fysiek agressief zijn of soms kon ze Marja enorm verwennen met aandacht en cadeautjes. Marja durfde daarom nooit vriendjes of vriendinnetjes mee naar huis nemen. Die had ze ook nauwelijks. Echt contact met haar vader en moeder heeft ze nooit gehad. Vader is toen Marja tien jaar was vertrok- ken. Ook werd er niet veel interesse in haar getoond. Ze is op haar 17e uit huis gegaan. Heeft geluk- kig de MAVO kunnen afronden.



Marja werkt sinds 6 maanden niet meer (schoonmaakster) nu niet: wegens haar psychische en lichamelijke klachten zit ze in de WAO. En voor die klachten zoekt ze nu hulp.



Welke risicofactoren herken je?


Antwoord:
p. 34



vroege risicofactoren biologische factor: prematuur
chaotische thuissituatie: Marja wist nooit wat ze thuis zou aantreffen alcohol- en drugsverslaving van beide ouders
psychische verwaarlozing: geen contact met ouders; moeder reageerde onvoorspelbaar lichamelijke verwaarlozing: ‘of er eten in huis was’
lichamelijke mishandeling: fysieke agressie van moeder ineffectief ouderschap: Marja werd aan haar lot overgelaten gebrekkige emotionele betrokkenheid van ouders: zie hierboven


latere risicofactoren
lage sociaal-economische status: werkte voorheen als schoonmaakster, nu WAO echtscheiding

Vraag 3



U werkt bij de Arbodienst als bedrijfspsycholoog.



Beschrijf vijf vormen van werkgerelateerde pro- blematiek die u tegenkomt.


Antwoord
p. 42



Overspannenheid, burn-out, conflicten met collega’s of leidinggevenden, fobieën in de contact van de werksituatie, PTSS, depressie, rouwproblematiek, chronische pijnklachten, problemen als gevolg van ongewenste intimiteiten.



Doelgroep bestaat dus voornamelijk uit mensen die zich in een reïntegratie- proces bevinden of die dreigen uit te vallen.


Vraag 4



Hans is klinisch psycholoog in het algemeen ziekenhuis. Hij werkt daar met kinderen en onder andere Timothy. Timothy is 5 jaar en kan op school moeilijk meekomen. De juf vindt dat hij ach- terloopt in vergelijking met zijn klasgenootjes: Timothy lijkt de stof niet altijd te begrijpen en kan moeilijk samen spelen met de andere kinderen.



Welke 4 groepen van problematiek kan Hans bij de kinderen onderscheiden en onder welke groep vallen de klachten van Timothy?


Antwoord p.79



Vier groepen van klachten:
1. psychosomatische klachten
2. kinderen met ernstige en vaak chronische lichamelijke klachten en ziekten
3. kinderen die verdacht worden van problemen in de ontwikkeling: ontwikkelt een kind zich in emotioneel en/of cognitief opzicht conform de leeftijd?
4. kinderen met verworven hersenletsel en kinderen die een hersenoperatie hebben ondergaan Timothy valt onder groep 3.


Vraag 5



Hetty werkt als psycholoog met verstandelijk gehandicapten. Een van haar kerntaken is diagnostiek.



Tegen welke problemen kan zij aanlopen bij het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek bij een verstandelijk gehandicapte?


Antwoord p. 127



Bij het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek kan normaal gesproken gebruik worden gemaakt van interviews met de cliënt, klinische observaties en testen.



Psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke handicap is niet zo eenvoudig omdat veel diagnostische instrumenten niet te gebruiken zijn. De afname van een interview (anamnese, biografie) bij een cliënt en gebruik van testen doen immers een beroep op de cognitieve, communicatieve en sociale vaardigheden van de cliënt.



Bij het merendeel van de cliënten is echter sprake van een (ernstige) stoornis op deze ontwikkelingsgebieden. Dit maakt het onmogelijk om de cliënt direct te betrekken bij het psychodiagnostisch onderzoek. (Daardoor is het veelal descriptief te noemen:


door gesprekken met mensen uit de omgeving van de cliënt, observatie en de invulling van schalen probeert de gedragswetenschapper een beeld te krijgen van de cliënt).

Vraag 6



Amber is aangemeld bij een programma voor eetstoornissen. De psycholoog voert met haar een intakegesprek waarin een aantal onderwerpen aan de orde komen.



Welke onderwerp vind jij van groot belang en waarom?


Antwoord p. 182



onderwerpen van intake:
- voedingsgewoonten, compensatiedrang, de aan- of afwezigheid van honger en verzadiging en eventueel verboden voedsel
- de lichaamsbeleving en de relatie met de spiegel
- het gewicht, het streefgewicht en de relatie met de weegschaal
- het zelfbeeld en de relaties met anderen
- de motivatie en de lijdensdruk
- de behandeling en de plaats die de behandeling kan innemen in het actuele leven van de aangemelde cliënt



Van belang: motivatie en lijdensdruk. Is de motivatie groot genoeg?


Is de lijdensdruk groot genoeg zodat de cliënt de drang voelt aan het probleem te gaan werken.


Staat de cliënt daadwerkelijk open voor hulp?


Vraag 7



Mevrouw Manders komt voor een intakegesprek bij de psycholoog van het Helen Dowling Institute.



Welke functie heeft dit gesprek?


Antwoord p. 226



In het intakegesprek is plaats voor wederzijdse kennismaking en informatie-uitwisseling.



Ajhankelijk van de voorkeur van de patiënt en de inschatting van de therapeut wordt een keuze gemaakt uit het zorgaanbod van het HDI. De intakegesprekken zijn daarmee een belangrijk hulpmiddel voor zowel de (potentiële) patiënt als de hulpverlener om te komen tot zorg op maat, passend bij de vraag van de patiënt.



Voor zorgbehoeften waar het HDI niet aan kan voldoen, wordt verwezen naar andere gespecialiseerde hulpverlenende instanties.


Vraag 8



Na aanmelding bij het RugAdviesCentrum (RAC) vindt een psychologisch intakegesprek plaats. De psycholoog houdt dit gesprek met Lieneke. Lieneke is 33 jaar, getrouwd en werkzaam als dok- tersassistente. Ze heeft is sinds 6 maanden thuis met ernstige rugklachten. Uit het gesprek blijkt ook dat zij een arbeidsconflict heeft met de huisartsenpraktijk waar zij werkzaam is.



Wat voor gevolgen kan dit hebben voor haar mogelijke trainingstraject bij RAC?


Antwoord p. 239-240



Een trainingstraject kan eventueel niet worden aangeboden bij absolute dan wel relatieve uitsluitcri- teria.


Eén van de relatieve uitsluitcriteria is relationele problematiek op het werk, waarbij een van de partijen het probleem niet wenst op te lossen. Bij dit criterium wordt overleg gepleegd met betrokkene of de relationele problematiek een reïntegratietraject in de weg staat of juist een punt van aandacht moet zijn. Vervolgens wordt met betrokkene, bedrijfsarts en werkgever een beleidslijn vastgesteld.
Kortom: komen de betrokkenen er samen uit, dan kan het traject doorgang vinden.

Vraag 9



Bij de behandeling in het RAC wordt er uitgegaan van twee pijnmodellen. Een daarvan is het Deconditioneringsmodel van Gatchel. Licht dit model toe.



Antwoord p. 246



Het model van Gatchel gaat er vanuit dat pijngewaarwording het resultaat is van weefselschade. Dit kan makkelijk leiden tot het idee dat er sprake is van een blijvende structurele afwijking (belemme- rende cognitie en catastroferen), wat kan leiden tot bewegingsangst.



Ten gevolge hiervan kan men beweging en activiteiten gaan vermijden (door operante conditioneringsprocessen) met als resultaat een afname van de conditie. Er komen dientengevolge ook steeds meer beperkingen in het dagelijkse leven (afname van positieve bekrachtigers), wat kan leiden tot onzekerheid en angst over de toekomst, een toename van de spierspanning en, uiteindelijk, een toename van de pijn.



Vraag 10



Stel: Iris gaat werken als psycholoog in het Jan van Breemen Instituut.


Wat zal haar belangrijkste taak zijn?


Antwoord p. 263



Iris’ taken zullen bestaan uit patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. De nadruk zal liggen op patiëntenzorg.



De taak van de psycholoog is het bijdragen aan het vergroten van de zelf- standigheid en de kwaliteit van het leven van de patiënt door de patiënt te leren zijn spanningen en levensproblemen beter te hanteren.


Vraag 11



Beschrijf een casus van een patiënt zoals die aangemeld kan worden bij een centrum voor psycho- somatische revalidatie. Max. ½ A4tje.


Antwoord p. 271



De patiënten op Eikenboom presenteren zich met een veelheid van lichamelijke klachten.


De belangrijkste daarvan zijn de volgende:
- chronische pijn
- lichamelijke functiestoornissen zoals verlammingsverschijnselen, waarbij de medisch speci- alisten geen mogelijkheden voor behandeling (meer) zien
- chronische vermoeidheid
- chronische lichamelijke ziekte
- niet-vorderend herstel na operatie of ongeval
- constitutioneel bepaalde klachten die na een periode van chronische stress tot uiting zijn gekomen
In de casus dient 1 of meerdere van bovenstaande klachten beschreven te worden.

Vraag 12



Welke psychische klachten/ problemen kunnen op langere termijn blijven bestaan bij brandwondenpatiënten?



PTSS,


aanpassingsstoornissen,


(sociale) fobieën,


relatiestoornissen,


somatoforme stoornissen en depressies in engere zin.


Problemen met lichaamsbeeld -


sociale problemen.



Vraag 13



Beschrijf in eigen woorden het verschil tussen het ‘revalidatiegeneeskundig construct’ en het ‘construct van de vraagsturing’ binnen de behandeling en begeleiding van meervoudige gehandicapte kinderen en hun ouders.


Antwoord p. 309



revalidatiegeneeskundig construct:


de invalshoek van de hulpverlening



construct van de vraagsturing:


invalshoek van de cliënt: Nota ‘Keuzemogelijkheden voor de patiënten’ van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid (NRV, 1994):
‘dat een mens niet het object wordt van de gezondheidszorg, maar - binnen redelijke grenzen - zelf de gezondheidszorg kan aanwenden voor de oplossing van zijn gezondheidsproblemen, zo veel mogelijk conform zijn persoonlijke waarden en voorkeuren’ (p. 312).



De aansturing van het zorgaanbod komt dan niet vanuit de medische professionaliteit maar vanuit de hulpvraag van de cliënt. Het resultaat, het concrete behandelplan is zowel professioneel inhoudelijk gemotiveerd als verantwoord in termen van de hulpvraag en visie van de ouders (p. 312).


Vraag 14



U bent psycholoog en begeleidt het revalidatieproces van Jelle (7 jaar). Jelle heeft door een ongeval NAH. U heeft tijdens dit proces ook veel aandacht voor het gezin van Jelle: moeder Anneke, vader Gert en de tweeling Niels en Noah.



Beschrijf kort en in eigen woorden wat u als psycholoog in elk van de 3 fasen van het revalidatieproces voor het gezin kan betekenen.



v


m


l


Antwoord p. 347 e.v.



1. vroege fase van behandeling (vegetatieve fase)
- u voert een informatiegesprek met familieleden over de werking van de hersenen
- u begeleidt en coacht de familieleden



2. middenfase
- u begeleidt en coacht de familieleden
- de in kaart gebrachte (door neuropsychologisch onderzoek) cognitieve stoornissen/ vaardig- heden legt u in begrijpelijke taal uit aan de familie
- u informeert de familie over mogelijke gedragsstoornissen en hoe deze beïnvloed kunnen worden door hoe de omgeving en de familie met de patiënt omgaan



3. late fase van behandeling
- u bereidt de patiënt samen met de familie voor op terugkeer in de maatschappij (voor zover dat mogelijk is)

Vraag 15
Gerben werkt als psycholoog in een klinisch genetisch centrum. Hij werkt met het familiy-systems- illness-model van Rolland (1990).



Licht dit model toe.


Antwoord p. 367



Dit model beschrijft de interacties binnen een gezin en uitgebreidere familie met betrekking tot het voorkomen van een chronische ziekte.



Centraal staat het psychologische appel dat een ziekte doet op de gezinsopvattingen, structuur en draagkracht.



Het model voorziet ook in het anticiperen op toekomstig verlies, een ervaring die families met genetische aandoeningen met elkaar gemeen hebben.