• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/24

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

24 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Neuropsychologie

Neuropsychologie is het gebied in de psychologie waar je je bezighoudt met
verbanden tussen de hersenen en het gedrag, gevoel en denken.


Het gebied is een combinatie van:
neurologie en psychologie.
Neuropsychologie

Het gebied is een combinatie van:
neurologie en psychologie.
Afhankelijk van de setting waarin je werkt heb je in meer of mindere mate met neuropsychologische problemen te maken.

Psychologisch onderzoekers die weinig ervaring hebben met neuropsychologische problemen, wat doen die?
verwijzen door naar collega's die daar wel ervaring mee hebben.
2 stromingen in de neuropsychologie

Binnen de neuropsychologie zijn er twee stromingen.

In de eerste onderzoek je vooral .....
De tweede stroming richt zich vooral op ......
2 stromingen in de neuropsychologie

Binnen de neuropsychologie zijn er twee stromingen. In de eerste onderzoek je vooral specifieke gedragingen die optreden als er iets mis is in een bepaald hersendeel. Een voorbeeld hiervan zijn moeilijkheden met bewegen door verstoring van bepaalde motorische centra in de hersenen.

De tweede stroming
richt zich vooral op problemen in gedrag & gevoel en denken door verstoringen in de hersenen.

Hier is de locatie van de verstoring in de hersenen niet van belang, maar doe je onderzoek naar en zoek je oplossingen voor de gevolgen van stoornissen.

Vooral de tweede stroming heeft veel neuropsychologische onderzoeksmethoden gegenereerd. Deze tests kijken wat iemand nog wel kan en wat niet meer, zonder specifiek naar de hersengebieden te kijken. Na de Tweede Wereldoorlog was er bijvoorbeeld een grote behoefte om gevolgen van oorlogstrauma's te onderzoeken en er oplossingen voor te zoeken. Zo was geheugenverlies door lichamelijke en psychische trauma's (bijvoorbeeld laesies en/ of ingrijpende gebeurtenissen) onderwerp van onderzoek.
2 stromingen in de neuropsychologie

Binnen de neuropsychologie zijn er twee stromingen. In de eerste onderzoek je vooral
specifieke gedragingen die optreden als er iets mis is in een bepaald hersendeel. Een voorbeeld hiervan zijn moeilijkheden met bewegen door verstoring van bepaalde motorische centra in de hersenen.
De tweede neuropsychologische stroming
richt zich vooral op
problemen in gedrag & gevoel en denken door verstoringen in de hersenen.

Hier is de locatie van de verstoring in de hersenen niet van belang, maar doe je onderzoek naar en zoek je oplossingen voor de gevolgen van stoornissen.

Vooral de tweede stroming heeft veel neuropsychologische onderzoeksmethoden gegenereerd. Deze tests kijken wat iemand nog wel kan en wat niet meer, zonder specifiek naar de hersengebieden te kijken. Na de Tweede Wereldoorlog was er bijvoorbeeld een grote behoefte om gevolgen van oorlogstrauma's te onderzoeken en er oplossingen voor te zoeken. Zo was geheugenverlies door lichamelijke en psychische trauma's (bijvoorbeeld laesies en/ of ingrijpende gebeurtenissen) onderwerp van onderzoek.
Wat heeft veel neuropsychologische onderzoeksmethoden gegenereerd?
Vooral de tweede stroming heeft veel neuropsychologische onderzoeksmethoden gegenereerd.

Deze tests kijken wat iemand nog wel kan en wat niet meer, zonder specifiek naar de hersengebieden te kijken.

Na de Tweede Wereldoorlog was er bijvoorbeeld een grote behoefte om gevolgen van oorlogstrauma's te onderzoeken en er oplossingen voor te zoeken. Zo was geheugenverlies door lichamelijke en psychische trauma's (bijvoorbeeld laesies en/ of ingrijpende gebeurtenissen) onderwerp van onderzoek.
De kwaliteit van neuropsychologische onderzoeksmethoden

Als psychologisch onderzoeker wil je de scores van je cliënt kunnen vergelijken met die van andere mensen en degelijke uitspraken kunnen doen over je cliënt. Dan heb je.... wat nodig?
stabiele methoden nodig die niet per dag of week bij dezelfde persoon andere scores geven.

De kwaliteit van neuropsychologische onderzoeksmethoden is dikwijls onvoldoende. Vooral de stabiliteit en normgroepen zijn- nog onvoldoende onderzocht.

Om normgroepen te krijgen moet je een vragenlijst of test afnemen bij grote groepen mensen van allerlei leeftijden en opleidingsniveaus. Het is heel arbeidsintensief om zoveel mensen te testen en daarom zijn de kosten van dergelijk onderzoek hoog.
De kwaliteit van neuropsychologische onderzoeksmethoden is dikwijls
onvoldoende. Vooral de stabiliteit en normgroepen zijn- nog onvoldoende onderzocht.

Om normgroepen te krijgen moet je een vragenlijst of test afnemen bij grote groepen mensen van allerlei leeftijden en opleidingsniveaus. Het is heel arbeidsintensief om zoveel mensen te testen en daarom zijn de kosten van dergelijk onderzoek hoog.
9.1 Neuropsychologische instrumenten
Onderzoeksmethoden binnen de neuropsychologische praktijk zijn:
• het gesprek
• en het interview,
• de observatie,
• en de vragenlijsten
• en tests.


De beschikbare instrumenten zijn:

1 screeningstests;
2 tests over het denkvermogen;
3 tests over het emotioneel functioneren en persoonlijkheidsproblematiek;
4 tests voor ziekte specifieke symptomen.
De beschikbare instrumenten zijn:
1 screeningstests;
2 tests over het denkvermogen;
3 tests over het emotioneel functioneren en persoonlijkheidsproblematiek;
4 tests voor ziekte specifieke symptomen.
De screeningstests zorgen ervoor dat je.... wat kunt doen?
een schatting kunt doen van de intelligentie of het IQ.

Die informatie is belangrijk om andere neuropsychologische tests op waarde te schatten. Iemand die een lage intelligentie heeft, zal op de andere tests ook niet zo hoog scoren.

Ook kan gekeken worden of er bij de onderzochte grote verschillen zijn tussen de scores op verschillende onderdelen van de intelligentietest. Dit kan ook op hersenstoornissen wijzen. Als het kortetermijngeheugen bijvoorbeeld zwak is, kan aan dementie gedacht worden.
Ook kan gekeken worden of er bij de onderzochte grote verschillen zijn tussen de scores op verschillende onderdelen van de intelligentietest. Dit kan ook op ..... wijzen
hersenstoornissen wijzen.

Als het kortetermijngeheugen bijvoorbeeld zwak is, kan aan dementie gedacht worden.
De meest toegepaste intelligentietests zijn (onderdelen van) de
WAIS en de GIT.
Opvallend is dat voor meerdere gebieden onderdelen van intelligentietests gebruikt worden.

Dit geeft al aan dat .....
er een probleem is met de trefzekerheid van intelligentietests. Meten ze nu intelligentie of bijvoorbeeld aandacht en geheugen?
Tests over het emotioneel functioneren en persoonlijkheidsproblematiek bestaan uit onderzoek naar ...
• depressiviteit,
• neuroticisme,
• intro- en extraversie,
• zelfkritiek,
• responsinhibitie en
• plannen.
Bij hersenstoornissen komt het veel voor dat men emotionele problemen krijgt en dat de persoonlijkheid verandert.
Ook wordt er psychologisch onderzoek gedaan naar simulatie. Is het bijvoorbeeld voorstelbaar dat iemand in verband met de verzekering zijn klachten overdrijft? Als iemand graag weer aan de slag wil zal hij of zij juist de klachten verdoezelen.
Uiteraard is dossier- en literatuuranalyse ook van belang in neuropsychologisch onderzoek. Kennis van de hersenfuncties en hoe zich dat in gedrag, gevoel en denken kan uiten worden dan door wetenschappers onderling uitgewisseld.

Vanuit de dossier-en-literatuur-onderzoeksmethode kun je drie soorten informatie krijgen:
1. ontstaansgeschiedenis of etiologie, bijvoorbeeld een hersenbloeding geeft acute stoornissen, tumoren vaak een 'langzame' verslechtering;
2. soort verstoring in de hersenen, één gebied in de hersenen is aangetast of de aantasting is meer verspreid over de hersenen;
3. persoonsgebonden verschillen, bijvoorbeeld leeftijd.
Geheugen
Het geheugen is een term die veel voorkomt in de neuropsychologie. Geheugen is:
het vermogen om informatie op te slaan, te bewaren en zich te herinneren.
Alle informatie die je via je zintuigen binnenkrijgt komt binnen in je:
kortetermijngeheugen.
Het kortetermijngeheugen kan nieuwe informatie maar één minuut vasthouden en het kortetermijngeheugen kan maar weinig informatie opslaan. De informatie wordt steeds 'overschreven' door nieuwere informatie.

Hoe leer je dan?:
De nieuwe informatie wordt in het werkgeheugen gekoppeld aan andere informatie. Zo kun je leren en beredeneren.

Als je informatie herhaalt, wordt het in het langetermijngeheugen opgeslagen. Dit geheugen kan veel informatie lang vasthouden. Van het langetermijngeheugen wordt gezegd dat het niet alleen toegankelijke informatie bevat (bijvoorbeeld drie maal vijf is vijftien), maar ook niet-toegankelijke (bijvoorbeeld vaardigheden die je automatisch
uitvoert, zoals traplopen).

De ontoegankelijke informatie zou kunnen verklaren waarom je een eerder gelezen tekst makkelijker en sneller leest dan een nooit eerder gelezen tekst. Dit verschijnsel noemen we ook wel 'priming'.
Hoe onderzoek je of iemand iets onthoudt?
Praktisch onderzoeken of iemand iets onthoudt, doe je door
iets te melden en later te vragen om het te herhalen.

Wat je wilt weten is of iemand oude informatie kan 'opdiepen' en of iemand nieuwe informatie kan 'vasthouden'. Dit kun je onderzoeken met bijvoorbeeld de 15-woordentest.
Eén van de mogelijkheden om geheugenstoornissen op te lossen is 'drill and practice':
het steeds herhalen van namen van mensen of objecten in je omgeving.

Een andere oplossing is gebruik maken van externe hulpmiddelen, ook wel 'de kruimeltjesmethode' genoemd. In verpleeghuizen staan bijvoorbeeld vaak gekleurde strepen op de muur of vloer zodat mensen de weg kunnen vinden.
Tests over denkvermogen (Kolk, 1997)

gericht handelen
praktisch uitvoerende functies, bijvoorbeeld tanden poetsen, schoenen aantrekken en een hand geven
geen stoornissen in de motoriek

coördineren en plannen
zelfstandig kunnen structureren, bijvoorbeeld de Stroop-test: sorteren op kleur terwijl 'groen' in rode inkt is gedrukt

verbale functies
taalbegrip en -uiting, bijvoorbeeld san-test met expressie en verstaan van gesproken en gehoorde taal
geheugen
Korte- en langetermijngeheugen, bijvoorbeeld nazeggen van cijferreeksen en de 1 5-woordentest: vijf keer worden vijftien woorden aangeboden en die moeten later herhaald en herkend worden

waarneming
na (medische) ogen en oren tests wordt bijvoorbeeld de Hoopertest afgenomen om herkenning van objecten en gezichten te testen

informatieverwerking
snelheid van informatieverwerking met onderdelen van een intelligentietest

aandacht
niet afgeleid raken, voorbeeld is de Bourdon-test: op een vel staan groepjes met drie, vier en vijf puntjes, opdracht is alle groepjes van vier door te strepen, ook 'cijfers nazeggen' uit een intelligentietest