• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/13

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

13 Cards in this Set

  • Front
  • Back


6.4 Individuele verschillen in spatieel gedrag



Er zijn duidelijke indicaties voor verschillen in spatiële vaardigheid tussen de beide geslachten.



Integenstelling tot de superieure prestaties van vrouwen voor taalvaardigheid , fijnmotoriek en perceptuele snelheid, presteren mannen over het algemeen beter op

spatiële tests dan vrouwen.

We illustreren deze bevinding met een onderzoeksvoorbeeld (Vingerhoets , Lannoo & Bauwens , 1996).



De Standardized Road-Map Test of Direction Sense (Money , Alexander & Walker, 1965), gewoonlijk de Money Road-Map Test (MRMT) genoemd, is een test voor het meten van links-rechtsoriëntatie in de ruimte (Figuur 6.4.).

Bij deze potlood-en -papiertest dienen de proefpersonen een vooraf uitgestippelde route doorheen een geschematiseerd tratenplan te volgen.



Elke bocht die de route doorheen het plan neemt, moet worden aangeduid als een bocht naar links, dan wel als een bocht naar rechts. Sommige van de links-rechtsbeslissingen vereisen een egocentrische mentale rotatie aangezien de vooraf uitgestippelde route zich een grillige weg zoekt doorheen het stratenplan.



Het is de proefpersoon echter niet toegelaten de kaart te draaien, noch hoofd - of lichaamsbewegin­ gen te maken om de links-rechtsdiscriminatietaak uit te voeren .



Een goede prestatie op de MRMT vereist dus niet alleen een intacte links-rechtsdiscriminatie, maar noodzaakt tevens

een goede mentale rotatie van het eigen gezichtspunt op het stratenplan om ook na bochten van 90° of 180° het correcte antwoord te blijven geven.

Aan een groep van studenten werd gevraagd deze test zo snel en accuraat mogelijk uit te voeren.



De proefpersonen mochten de route met de vinger volgen, maar hoofd- of lichaamsbewegin­gen werden niet toegestaan. De verbale antwoorden werden opgenomen op een bandop­ nemer. De antwoorden op alle 32 bochten (items) werden vervolgens gechronometreerd en op correctheid gecontroleerd . De 32 bochten werden gecategoriseerd volgens de mate waarin ze een mentale rotatie noodzaken om de juiste links-rechtsoplossing te geven (Figuur 6.5.).



Zo noodzaakt het eerste type bocht (Geen Rotatie : GR) geen mentale rotatie terwijl het vierde type bocht (Volledige Rotatie : VR) een mentale rotatie van 180° vereist om de correcte links-rechtsoplossing te geven.


Zo noodzaakt het eerste type bocht (Geen Rotatie : GR) geen mentale rotatie terwijl het vierde type bocht (Volledige Rotatie : VR) een mentale rotatie van 180° vereist om de correcte links-rechtsoplossing te geven.

Figuur 6.6. toont de gemiddelde antwoord­ tijden en accuraatheidsscores voor de verschillende soorten bochten.



De figuren tonen dat de antwoordtijd significant stijgt en de accuraatheid van het antwoord significant daalt wanneer er een grotere mentale rotatie wordt vereist voor het geven van een links-rechts­ discriminatie.

Opvallend is echter dat mannen deze taak niet alleen significant sneller, maar ook significant correcter uitvoeren dan vrou wen.



Merk op dat wanneer er geen mentale rotatie wordt vereist, mannen en vrouwen

de links-rechtsdiscriminatietaak even accuraat uitvoeren.

Onderzoek toont aan dat de gevonden verschillen in spatiële vaardigheid niet terug­ gevoerd kunnen worden op socioculturele omstandigheden waarbij mannen beroepshalve meer in de typisch mannelijke (en spatieel eisende) beroepsrichtingen zoals architect of ingenieur geduwd zouden worden en hierdoor een grotere spatiële vaardigheid kunnen opbouwen.



Er werd immers vastgesteld dat de verschillen reeds


bij jonge kinderen aanwezig zijn.

De vaststelling dat mannen ook beter presteren in vaardigheden zoals schaken en wiskunde, wordt wellicht ten dele verklaard door het feit dat deze vaardighe­den

aanzienlijke spatiële eisen stellen .



Als mannen een betere spatiële vaardigheid hebben dan vrouwen, verklaart dit ook wellicht hun grotere succes bij het schaakspel en de mathematica.



We moeten wel opmerken dat de verschillen in spatiële vaardigheid binnen de geslachtsgroepen groter zijn dan de verschillen

tussen de geslachtsgroepen en dat er dus zowel mannen zijn met een zeer zwakke spatiële vaardigheid als vrouwen met een zeer goede.



Er is dus langs mannelijke kant geen reden voor een overdreven optimisme.
Toch blijven deze gemiddelde verschillen intrigerend en geven ze aanleiding tot een aantal hypothesen die hiervoor een verklaring willen bieden. Een eerste hypothese verwijst naar genetische invloeden. Deze hypothese grijpt terng naar het ontstaan van de moderne mens en de taakverdeling tussen de seksen die toen de meeste overlevingskansen

Er is dus langs mannelijke kant geen reden voor een overdreven optimisme.
Toch blijven deze gemiddelde verschillen intrigerend en geven ze aanleiding tot een aantal hypothesen die hiervoor een verklaring willen bieden.



Een eerste hypothese verwijst naar

genetische invloeden.



Deze hypothese grijpt terng naar het ontstaan van de moderne mens en de taakverdeling tussen de seksen die toen de meeste overlevingskansen bood.



De voornaamste bezigheid van de wat grotere en sterkere mannen werd de jacht. Een opdracht die niet alleen een goede spatiële oriëntatie op het jachtterrein, maar tevens ook een doelmatig en precies projecteren van speren of pijlen om de prooi te doden noodzaakte (een motorisch spatiële component). Mannen die behept waren met de betere spatiële kwaliteiten, waren hierbij ook meer succesvol en hadden hogere overlevingskan­sen. Hoewel de huidige man deze spatiële vaardigheden niet langer nodig beeft, erfde hij ze van zijn voorvaderen wier voortbestaan ervan afbankeLijk was.



Een andere hypothese verwijst naar

een hormonale invloed op de neuronale organisatie en functie.



Volgens deze hypothese wordt de spatiële vaardigheid van een individu bepaald door bet niveau van androgenen (mannelijke hormonen). Dit zou niet alleen blijken uit bet feit dat de verschillen in spatiële vaardigheden tussen seksen kleiner zijn voor de puberteit dan erna, maar ook uit de opvallend beperkte spatiële vermogens van patiënten met het Turner yn­ droom (dit zijn vrouwen met één enkel X-chromo oom die geen gonadale hormonen produceren) (Kolb & Whishaw, 1990).

De twee hypothesen:

-genetische invloeden


-hormonale invloed