Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
77 Cards in this Set
- Front
- Back
Bindweefsel |
Niet aaneengesloten cellen, maar door tussenstof gescheiden |
|
Wat is het embryona voorstadium van bindweefsel |
Mesenchym |
|
Welke celtypen behoren tot bindweefsel? |
1. Vezel en losmazig bindweefsel 2. Kraakbeen en been 3. Bloed en lymfe 4. Endotheel en mesotheel |
|
Twee typen cellen in bindweefsel |
1. Vaste cellen 2. Vrije cellen |
|
Noem de cellen waar tot een ongedifferentieerde mesenchymale cel kan differentiëren. Zijn dit vaste of vrije cellen? |
1. Chrondroblast -> chondrocytes 2. Adipocyte 3. Fibroblast 4. Mesothelial cel 5. Endothelial cel 6. Osteoblast -> osteocyte 6. Mestcellen 7. Macrofagen |
|
Mestcellen |
Bloedvatverwijdende stoffen (histamines) |
|
Waar bevinden zich macrofagen en waarvoor? |
Huid: cellen van Langerhans Lever: Kupffer Long: stofcellen Hersenen: microglia
Het afweersysteem |
|
Waaruit bestaat vezelbindweefsel? |
Fibroblasten & tussenstof |
|
Waaruit bestaat de tussenstof van vezel bindweefsel? |
Uit de grondsubstantie & vezels (oa collageen) |
|
Waar bestaat de grondbestantie uit? |
1. Proteoglycanen 2. Adhesive glycoproteïnen |
|
Waar doen de macromoleculen van de grondsubstantie? |
Deze macromoleculen interacteren met elkaar, met vezels en met bindweefsel- en epitheelcellen. |
|
De 3 typen vezels |
1. Collagene vezels 2. Reticulaire vezels 3. Elastische vezels |
|
Wat is collageen? |
Een lijmvormend eiwit |
|
Welke type collageen zijn er? |
15 verschillende typen Type 1: bundels in pezen, en in bot Type 2: dunne vezels in kraakbeen Type 3: dunne vezels van reticulair bindweefsel Type 4: basale lamina |
|
Hoe gaat de synthese van collageen? |
1. Transcriptie mRNA in de kern 2. Translatie van preprocollageen in RER 3. Hydroxylatie in RER 4. Glycosylation in RER 5. Formatie van procollageen triple helix in RER 6. Secretie van procollageen via trans Golgi netwerk 7. Snijding van propeptiden voor de vorming van tropocollageen moleculen 8. Spontane zelf regulerend mechanisme van tropocollageen om collageen fibril te vormen |
|
Opbouw collageen vezel |
Spier- pees- bundel - Vezel- fibril - tropocollageen triple helix |
|
Wat zijn reticulaire vezels? |
Vlechtwerken van vezels die te vinden zijn om organen en in het basaal membraan |
|
Waar bestaat het basale lamina uit en waarvoor is het? |
Gemaakt door epitheel, is onderdeel van basaal membraan (incl. lamina reticulair gemaakt door bindweefsel). Voor aanhechting epitheel. |
|
Waaruit zijn elastische vezels opgebouwd? |
Uit microfibrillen (fibrilline) en elastine wat verantwoordelijk is voor de elastische eigenschappen. |
|
Waardoor worden elastische vezels gemaakt? |
Door fibroblasten, chondrocyten en gladde spiercellen in bloedvaten |
|
Waar komen elastische vezels voor? |
Elastische vezels komen voor elastisch bindweefsel, elastisch kraakbeen en rond bloedvaten. |
|
Wat is kraakbeen? |
Kraakbeen is een gespecialiseerd type bindweefsel. Gemaakt uit embryonale skelet. Is in een volwassen dier met name in gewrichten,neus, oor en tranchea te vinden. |
|
Waaruit bestaat kraakbeen? |
Chondroblasten, chondrocyten, chondroclasten en tussenstof |
|
Welke soorten kraakbeen zijn er? |
1. Hyalien 2. Elastisch 3. Fibreus |
|
Waaruit bestaat de tussenstof van kraakbeen? |
Chondrocyten, grondsubstantie en vezels (met name collageen) |
|
Wat is de functie van hyalien kraakbeen? |
Stijve, maar flexibele steun geven, redelijk veel collageenvezels |
|
Waar is hyalien kraakbeen te vinden in het lichaam? |
Tussen de uiteinden van ribben en botten van de borstkas: bedekt botoppervlakte bij de synoviale gewrichten; biedt support aan de larynx, trachea en bronchi; vormt deel van de nasale septum |
|
Wat is de functie van het elastische kraakbeen? |
Steun geven en vervorming zonder schade tolereren (dus keert weer terug in normale vorm), collageenvezels en elastische vezels. Bevindt zich bijvoorbeeld in het oor |
|
Wat is de functie van fibreus kraakbeen? |
Is bestand tegen compressie, bestaat uit veel collageenvezels en de chondrocyten liggen op een rij. |
|
Noem 3 kenmerken van kraakbeen |
1. Omgeven door een vlies: perichondrium 2. Geen doorbloeding: diffusie 3. Geen zenuwelementen |
|
Waar bevindt zich fibreus kraakbeen? |
Op plekken waar weerstand geboden moet worden aan grote werkbelasting, zoals tussenwervelschijven, schaambeenderen, kaak-en kniegewricht en aanhechtingen van pezen aan bot. |
|
Wat is interstitiële groei en hoe verloopt het? |
Het vormen van isogenetische groepjes cellen (chondronen); mesenchymcellen groeien uit tot chondroblasten, chondroblasten groeien uit tot chondrocyten en die chondrocyten vormen isogene groepen (stapelen op elkaar). |
|
Wat is appositionele groei? |
Groei van buitenaf, geïnitieerd door chondrocyten in het perichondrium |
|
Wat is perichondrium |
Vlies dat om kraakbeen zit |
|
Waar differentiëren perichondriumcellen zich tot? |
Kraakbeencellen |
|
Waarvan is been afkomstig? |
Mesenchym en osteoprogenitorcellen |
|
Waarin zijn deze cellen ingebed? |
In tussenstof |
|
Waaruit bestaat het tussenstof van de been? |
Uit vezels,eiwitten en calciumzouten (fosfaten en carbonaten) |
|
2 kenmerken van het been |
Zeer dynamisch weefsel en doorbloed |
|
Wat is een osteoblast en wat is de functie ervan? |
Onvolwassen botcellen, bouwt botweefsel op door stoffen af te scheiden |
|
Wat is een osteocyt? |
Volwassen botcel, osteoblast ingebouwd in het beenweefsel, met elkaar verbonden door canaliculi. Liggen in lacunae. |
|
Wat is een osteoprogenitor/mesenchym cel? |
Een stamcel, als die meedoet aan de mitose produceert die uiteindelijk osteoblasten. |
|
Wat zijn osteoclasten en wat is hun functie? |
Multinucleaire cellen, afkomstig uit beenmerg, die botten afbreken d.m.v acids en enzymen. |
|
Wat is het periosteum |
Bindweefselvlies aan buitenoppervlak van bot. Het is sterk doorbloed. Bestaat uit twee lagen: de binnen- en buitenlaag. |
|
Waaruit bestaat de buitenzijde van het periosteum? |
De buitenzijde bestaat uit een fibreuze laag met collagene bundels. |
|
Waaruit bestaat de binnenzijde van het periosteum? |
De binnenzijde van het periosteum bestaat uit een osteogene laag met osteoprogenitor cellen. Deze cellen worden osteoblasten. |
|
Wat zijn vezels van Sharpay? |
Dat zijn vezels die loodrecht in het bot binnendringende vezels, vormen de aanhechting met de pezen. |
|
Wat is het endosteum? |
Het is een dunne osteogene laag aan de binnenoppervlak van het bot. |
|
Wat bevat de tussenstof van het been? |
1. Vezels 2. Ca-fosfaat en Ca-carbonaat 3. GAGs, proteoglycanen en glycoproteïnen (osteocalcine en osteopontine; Ca- bindend) |
|
Hoe gaat de vorming van de tussenstof? |
De vezels en grondsubstantie worden door een osteoblast gevormd tot een osteoïd. Vervolgens volgt er een impregnatie met Ca- zouten. |
|
Twee soorten beenvorming: |
1. Intramembraneus 2. Enchondraal |
|
Hoe gaat de intramembraneuze beenvorming? |
De beenvorming ontstaat direct vanuit het mesenchym en de fibroblasten. Bijvoorbeeld schedelbeenderen. |
|
Hoe gaat de enchondrale beenvorming? |
Indirect via kraakbenig voorstadium. Door het opzwellen en calcificatie van kraakbeenmatrix in diaphyse. Bijvoorbeeld pijpbeenderen. |
|
Waar staat wat voor? |
T= trabeculae (small bone) ECT= mesenchyme (embryonic connective tissue) Os= osteoblast Hc= haversian canal |
|
Waar staan de afkortingen voor. |
Ob= osteoblast Ot= osteoïd Ocl= osteoclast |
|
Noem de stappen in enchondrale beenvorming |
1. Opzwellen en calcificatie van kraakbeenmatrix in diaphyse 2. Vorming van beenkraag 3. Lacunae in kraakbeen fuseren 4. Vascularisatie van centrum diafyse 5. Beenkraag groeit in lengte 6. Osteoblasten en osteoclasten treden naar binnen, botvorming/resorptie tegen gecalcificeerde kraakbeenmatrix 7. Begin van ossificatie van epifyse 8. Alle kraakbeen behalve epifysairschijf is vervangen door bot 9. Top epifyse blijft kraakbeen (gewricht) |
|
Wat is de oorzaak van reuzengroei? |
Overstimulatie van epifysairschijf door groeihormoon |
|
Epifysairschijf |
Groeischijf, lengtegroei |
|
De vier processen van lengtegroei bij de epifysairschijf |
1. Proliferatie 2. Maturatie en hypertrofie 3. Calcificatie 4. Bot afzetting |
|
Wie behandeld de vormgroei van het bot? |
Osteoblasten en osteoclasten, deze cellen worden tijdens ontwikkeling door bloedvaten aangevoerd. De bloedvaten liggen in uitsparingen in bot. |
|
Door wie worden er nieuwe ruimtes voor bloedvaten gevormd? |
Door osteoclasten |
|
Wat ontstaat er doordat de kanalen in het bot wijder zijn dan nodig? |
1. Afzetting van lammelair bot -> ontstaan van osteonen, en kanalen van Havers en Volkmann |
|
Wat voor functie heeft vitamine D (steroïde) bij de botvorming? |
Ca en P opname uit darm |
|
Wat voor functie hebben parathormoon en calcitonine bij de botvorming? |
Calcium homeostase (via osteocyten en osteoclasten) |
|
Wat doen oestrogenen |
Stimulatie osteoblasten tot secretie van beenmatrix |
|
Welke vrije cellen bevat bindweefsel? |
Bloedcellen: 1. Rode bloedcellen 2. Witte bloedcellen: 1. agranulocyten 2. Granulocyten 3. Platelets |
|
Bloed bestaat voor .. uit |
45 % cellen en bloedplaatjes 55 % plasma "tussenstof" |
|
Wat zijn erythrocyten? |
Cellen aangepast aan zuurstof transport zonder celorganellen en kern: bevatten hemoglobine. Worden aangemaakt onder invloed van erythropoëtine (epo) in rode beenmerg. |
|
Noem een ziekte waarbij er iets mis met de erythrocyten |
Sikkelcelanime |
|
3 soorten granulocyten |
1. Neutrofiele granulocyten 2. Eosinofiele granulocytsn 3. Basofiele granulocyten |
|
Neutrofiele granulocyten |
Fagocytose en doden bacteriën: acute onsteking |
|
Eosinofiele granulocyten |
Parasitaire functies |
|
Basofiele granulocyten |
Overgevoeligheid reacties, histamine in granula, bloedvat verwijdend |
|
Soorten agranulocyten |
1. Lymfocyten 2. Monocyten, macrofagen |
|
Lymfocyten |
Immunologische afweer, antlichaam productie |
|
Monocyten, macrofagen |
- Fagocytose van allerlei lichaamsvreemde stoffen - regulatie van immuunrespons |
|
Bloedplaatjes |
Celfragmenten, afkomstig van megakaryocyten. Bevatten enzymen die een rol spelen bij bloedstolling. |