Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
27 Cards in this Set
- Front
- Back
hoe moet je een procentueel verschil uitrekenen? |
nieuw - oud procentuele verandering = oud keer 100 |
|
welvaart in enge zin |
welvaart opvatten als de hoeveelheid goederen en diensten die iemand kan kopen (je koopkracht) |
|
welvaart in ruime zin |
bij welvaart berekenen rekening houden met immateriële behoeften (zoals vrije tijd, een schoon milieu, etc.) |
|
het begrip bruto binnenlands product (BBP) |
de toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid opgeteld |
|
het begrip productiefactoren |
- arbeid; alle geestelijke en lichamelijke inspanningen van mensen - kapitaal (goederen dus geen geld!); bijvoorbeeld grondstoffen, machines, transportmiddelen en gebouwen - natuur of natuurlijke hulpbronnen; bijvoorbeeld grond, mineralen, klimaat maar ook geografische ligging - ondernemerschap; het risico dat een ondernemer neemt door het bezig van een eigen zaak |
|
begrip primaire inkomens |
de beloning van de productiefactoren; loon, winst, rente en huur of pacht |
|
begrip het nationaal inkomen |
alle primaire inkomens die in ons land in een jaar verdiend worden |
|
begrip de productiewaarde |
verkoopprijs van het product - de koopkosten van de grond- en hulpstoffen |
|
begrip produceren |
het toevoegen van waarde aan de ingekochte grond- en hulpstoffen |
|
de toegevoegde waarde van bedrijven |
de omzet min de ingekochte grond- en hulpstoffen |
|
de toegevoegde waarde van de overheid |
de som van alle ambtenarensalarissen |
|
begrip een kapitaalintensief bedrijf |
een bedrijf dat veel gebruik maakt van kapitaalgoederen (en heeft dus lage loonkosten) |
|
begrip een arbeidsintensief bedrijf |
een bedrijf dat veel gebruik maakt van werknemers (en heeft dus hoge loonkosten) |
|
de arbeidsproductiviteit hangt af van 4 factoren |
- de mate van arbeidsverdeling of specialisatie - de scholing van de werknemers - het aantal en de kwaliteit van de kapitaalgoederen - de arbeidsomstandigheden |
|
begrip de arbeidsproductiviteit |
de productie per werknemer per tijdseenheid |
|
begrip inflatie |
prijsstijging |
|
begrip het nominaal inkomen |
een geldbedrag, vaak in euro's |
|
begrip de reële waarde |
de koopkracht van het inkomen |
|
begrip de reële waarde van het inkomen |
is gelijk aan de nominale waarde, gecorrigeerd voor de inflatie |
|
de berekening van de procentuele verandering van het reëel inkomen |
1. maak twee indexcijfers; één indexcijfer dat de verandering weergeeft van het nominaal inkomen ten opzichte van het basisjaar (indexcijfer nominaal inkomen) en een indexcijfer dat de verandering weergeeft van het prijspeil ten opzichte van het basisjaar (indexcijfer prijspeil) 2. de berekening voor het indexcijfer; reëele inkomensindexcijfer = (nominale inkomensindex : prijsindex ) keer 100 |
|
begrip indexcijfer |
een verhoudingsgetal dat de verandering van een bepaalde grootheid weergeeft ten opzichte van een basisjaar, dat op 100 is gesteld ( ze hebben geen eenheid ) |
|
begrip prijsinflatie |
toename van de kosten van het levensonderhoud |
|
begrip het CPI |
hoeveel procent de kosten van het levensonderhoud stijgen ten opzichte van een basisjaar |
|
formule voor het berekenen van het cpi |
(w keer prijsindex) + (w keer prijsindex) + (w keer prijsindex) 100 |
|
begrip oppertunity cost |
ook wel alternatieve kosten, dit zijn de kosten van het niet uitvoeren van andere opties (als je het een koopt, heb je niet meer genoeg geld voor iets anders) |
|
begrip nivelleren |
de inkomens in verhouding dichter bij elkaar brengen |
|
begrip denivelleren |
het verschil tussen arm en rijk relatief groter worden |