Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
27 Cards in this Set
- Front
- Back
belangrijke aspecten macro-economisch gebeuren
|
-evolutie van de (macro-) economische activiteit
-evolutie van de koopkracht of het algemeen prijspeil -tewerkstelling -evolutie van de betalingsbalans |
|
invloeden op de schommelingen van de economische activiteit
|
-exogene factoren
-seizoenschommelingen -trend -conjunctuur |
|
Exogene factoren
|
ontstaan niet uit de economische activiteit, maar beïnvloeden ze wel doorheen de tijd.
Vb. oorlog, rampen,… |
|
Seizoenschommelingen
|
sommige economische activiteiten kennen gedurende het jaar een wisselend verloop afhankelijk van de maand waarin ze worden gemeten.
|
|
Trend
|
de lange termijnbeweging in de economische activiteit is het gevolg van de evolutie in de productiecapaciteit
|
|
Economische groei
|
een aanhoudende stijging van het (netto) reëel nationaal product of inkomen per inwoner.
|
|
Kondratieff-cycli
|
lange termijn evolutie wordt door golfpatronen gekenmerkt.
Langdurige perioden van sterke groei worden daarbij afgewisseld met perioden van zwakke activiteit. |
|
Conjunctuur
|
op korte termijn stelt men schommelingen vast in de mate waarin de productiecapaciteit van het bedrijfsleven wordt benut.
Perioden van volledige benutting wisselen af met perioden van onderbenutting. |
|
Potentiële (reële) product = full employment-product
|
geeft de omvang aan van de reële productie die een volkshuishouding zou kunnen realiseren bij volledig gebruik van haar productiefactoren op een normale gebruiksintensiteit.
|
|
BBP-gap
|
de afwijking van het werkelijke BBP ten opzichte van het potentiële.
Indien het werkelijk BBP lager is dan het potentiële, is er weinig welvaart en veel werkloosheid en verspilling van economische middelen. |
|
Conjunctuurcyclus
|
het golfpatroon van expansie (herstel, hoogconjunctuur) en contractie (recessie, laagconjunctuur) van het werkelijke BNP rondom zijn potentiële waarde.
|
|
Crisis
|
de omslag van hoogconjunctuur (boom) naar recessie
|
|
Depressie
|
een langdurige recessie
|
|
Herleving
|
de omslag van de recessiefase naar de herstelfase.
|
|
Leads
|
Breukpunten in tijdreeksen van economische variabelen kunnen de eigenlijk cyclus systematisch voorlopen.
|
|
Lags
|
Breukpunten in tijdreeksen van economische variabelen kunnen de eigenlijke cyclus achternahinken
|
|
Inflatie
|
Een aanhoudende stijging van het algemeen prijspeil.
tegengesteld aan deflatie |
|
Okun-relatie
|
legt het kwantitatieve macro-economische verband tussen de relatieve wijzigingen in het reële BNP en de wijzigingen in het werkloosheidscijfer.
Zij geeft weer hoeveel procent toename van het reële BNP nodig is om een stijging van de werkloosheid te beletten |
|
Theorie van de Kuznetsmilieucurve
|
een stijging van de welvaart leidt aanvankelijk tot hogere vervuiling,
maar begint zodra een bepaald welvaartsniveau is bereikt opnieuw te dalen o.a. omdat de vraag naar milieukwaliteit inkomenselastisch blijkt te zijn |
|
Duurzame ontwikkeling
|
Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generaties zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
|
|
deflatie
|
daling van het algemeen prijspeil
|
|
Waarom is inflatie ongewenst?
|
-onvoorspelbaar; kan niet geneutraliseerd worden door veralgemeende indexering
-verhoogt de onzekerheden bij het nemen van economische beslissingen -aantal wettelijke bepalingen verhinderen dat er correct rekening gehouden wordt met inflatie bij economische beslissingen -niet iedereen beschikt over dezelfde mogelijkheden om zijn inkomens- en vermogenspositie veilig te stellen -de reële inkomens- en prijsverhoudingen wijzigen, waardoor de inflatie op lange termijn de allocatie verstoort -voortdurend aanpassen van nominale prijzen geeft aanleiding tot extra kosten (verspilling); inflatie vermindert de waarde van de kasvoorraden; inflatie leidt tot een vlucht voor het geld, waardoor andere (minder geschikte) betaalmiddelen overnemen |
|
Kringloopeconomie
|
Er worden uit de natuur geen nieuwe grondstoffen en energie opgenomen,
omdat zij de voor de economische activiteit benodigde inputs uit haar afvalstoffen regenereert. |
|
Eenzijdige overeenkomsten
|
programma’s opgezet door de ondernemingen zelf en ter kennis gebracht aan de belanghebbende partijen
|
|
Vrijwillige overeenkomsten
|
De vervuilers bepalen vrij of ze al dan niet tot dergelijke schema’s zullen toetreden.
|
|
Convenanten
|
= vrijwillige akkoorden):
contracten tussen de openbare autoriteiten en de industrie. Zij bevatten een doelstelling en een tijdschema om die doelstellingen te behalen |
|
Sterke duurzaamheid
|
impliceert dat men toelaat het ene soort kapitaal door het andere kan substitueren.
tegengesteld aan zwakke duurzaamheid |