Ipma C 9.01 Programma-Orientatie (Ncb 3.02)

Front 1

Wat is de kerncompetentie die de PM leert in de paragraaf 9.01 Programma-orientatie.

Back 1

Het vermogen om op succesvolle wijze projecten te managen in de context van een programma.

Front 2

Definitie Programma?

Back 2

Een geheel van samenhangende projecten en activiteiten in een tijdelijke organisatie om één of meer van te voren gedefinieerde doelstellingen te realiseren, die van strategisch belang zijn.

Front 3

Definitie Programmaorientatie?

Back 3

De orientatie van organisaties op het managen door middel van programma's en de ontwikkeling van programmamanagementcompetenties.

Front 4

Definitie Programmamanagement?

Back 4

Het besturen van en leidinggeven aan een programma.

Front 5

Waar dient programmamanagement voor te zorgen?

Back 5

Dat een strategisch doel van een klantorganisatie worden gerealiseerd.

Front 6

Welke actiepunten onderneemt het programmamanagement om te zorgen dat een strategisch doel van een klantorganisatie wordt gerealiseerd?

Back 6

- initieren noodzakelijke projecten;
- bewaken onderlinge samenhang projecten;
- zeker stellen dat projectresultaat wordt opgeleverd en geimplementeerd;
- zeker stellen dat de transitie van de oude wijze van werken naar de nieuwe wijze binnen de klantorganisatie plaatsvindt;
- realiseren van de voorziene baten.

Front 7

Wat is een project?

Back 7

Een project is een geheel van activiteiten om in een tijdelijke organisatie, binnen gestelde condities, een vooraf gedefinieerd resultaat te bereiken.

Front 8

Benoem de verschillen tussen een project en een programma?

Back 8

- Project levert een product/dienst op | Programma realiseert doelstellingen;
- Project omvat projectactiviteiten | Programma omvat project- en lijnactiviteiten;
- Project realiseert baten na afloop | Programma realiseert Baten tijdens en na afloop;
Project eindigt bij oplevering resultaat | Programma moet bewust worden afgesloten.

Front 9

Wanneer kies je voor een programma?

Back 9

Als je majeure veranderingen wilt doorvoeren in complexe situaties met een grote impact op de bestaande organisatie.

Front 10

Wat is een essentiële voorwaarde om een programma in te kunen richten, te leiden en te managen en de gewenste doelen te realiseren?

Back 10

Het vaststellen van een goede programmaorganisatie met een heldere en passende omschrijving van ieders TBV.

Front 11

Wat is randvoorwaardelijk voor goed programmamanagement?

Back 11

De juiste mensen op de juiste plaats, met de juiste competenties, houding en gedrag.

Front 12

Wie rapporteert over het programma aan de directie?

Back 12

De bestuurlijk verantwoordelijke persoon, en deze is de programmodrachtgever voor alle betrokkenen binnen het programma.

Front 13

Wie is eindverantwoordelijk voor het programma?

Back 13

De programmaopdrachtgever.

Front 14

Wie heeft de dagelijkse leiding voor het inrichten en managen van het programma?

Back 14

De programmamanager.

Front 15

Wie initiëert en coördineert de noodzakelijke projecten?

Back 15

De programmamanager.

Front 16

Wie zijn de sponsors van het programma?

Back 16

De managers van de betrokken bedrijfsonderdelen.

Front 17

Wie zijn de eerstverantwoordelijke personen die door de sponsoren worden aangesteld?

Back 17

De verandermanagers

Front 18

Wat zijn de verantwoordelijkheden van de verandermanagers.

Back 18

- voorbereiden benodigde veranderingen (binnen eigen bedrijfsonderdeel);
- doorvoeren van de veranderingen;
- zorgen dat de nieuwe veranderingen het gewenste resultaat opleveren.

Front 19

Wat is de programmamanagementstructuur?

Back 19

De structuur (met Sponsors, programmaopdrachtgever e.d.) tussen de bedrijfsorganisatie en de uit te voeren projecten en activiteiten.

Front 20

Wat maakt de programmamanagementstructuur mogelijk?

Back 20

Dat de bedrijfsorganisatie ruimte houdt voor de eigen werkzaamheden en toch een directe sturing heeft en verantwoordelijkheid houdt voor het doorvoeren van de gewenste veranderingen.

Front 21

Waar bestaat de sponsorgroep uit?

Back 21

Uit de vertegenwoordigers van de verschillende partijen, die overeenkomen samen bepaalde doelstellingen te realiseren.

Front 22

Wat wordt vanuit de sponsorgroep gedaan?

Back 22

De programmastuurgroep ingericht en een programmaopdrachtgever benoemd.

Front 23

Waar start batenmanagement mee?

Back 23

Met een baten- of doelenidentificatie.

Front 24

Noem de twee manieren waarop een baten- of doelenidentificatie opgezet kan worden?

Back 24

-bottum-up vanuit de verschillende geidentificeerde projecten;
- top-down vanuit het einddoel.

Front 25

Wat is te doen gebruikelijk hoe een baten- of doelenidentificatie opgezet wordt?

Back 25

Gebruikelijk is eerst top-down de baten te identificeren en dan bottum-deze identificatie te complementeren.

Front 26

Waarvoor gebruikt men een doelenboom?

Back 26

Voor het identificeren van baten.

Front 27

Wat is een doelenboom?

Back 27

Een visualisering van het einddoel uitgesplitst via tussenliggende doelen naar subdoelen.

Front 28

Wat is een DIN.

Back 28

Een doelen-inspanningen netwerk, dat is een doelenboom aangevuld met noodzakelijke projecten en activiteiten.

Front 29

Waarmee is een batenprofiel te vergelijken?

Back 29

Met een werkpakket.

Front 30

Wat wordt in een batenrealisatieplan uitgezet in de tijd?

Back 30

Het totaal van de te realiseren baten.

Front 31

Wat omvat transitiemanagement?

Back 31

De gecoordineerde organisatie, aansturing en implementatie van een sprong in verandering.

Front 32

Globaal kunnen zes processtappen worden onderscheiden in de programmalevenscyclus en -documentatie.

Back 32

1. Initiëren van een Programma; 2. Definiëren van een Programma; 3. Sturen van een Programma; 4. Realiseren van een Programma; 5. Verzilveren van een Programma 6. Afsluiten van een Programma;

Front 33

Wat wordt bepaald bij het definieren van een Programma?

Back 33

- wat door wie wanneer moet worden gedaan;
- wie erbij betrokken moet worden;
- welke doelstellingen moeten worden gerealiseerd;
- welke veranderingen moeten worden doorgevoerd;
- welke baten deze veranderingen opleveren;
- wie is verantwoordelijk voor het incasseren van welke baten en op welke termijn.

Front 34

Het proces "Sturen van een Programma" zorgt voor:

Back 34

- de leiding van het programma;
- de aansluiting van het programma op de bedrijfsorganisatie;
- controle over de voortgang van de projecten en activiteiten;
- controle over batenmanagement.

Front 35

Hoe heten de overgangen tussen de verschillenden fasen in het programma?

Back 35

Plauteauovergangen.

Front 36

Wie is verantwoordelijk voor het realiseren van een Programma?

Back 36

De programma manager.

Front 37

Wie is verantwoordelijk voor het verzilveren van een programma?

Back 37

De verandermanagers.

Front 38

Waar kan het proces "verzilveren van een programma"in onderscheiden worden?

Back 38

- pre-transitie
- transitie
- post transitie

volgens de indeling van Lewin: unfreeze -move - freeze.

Front 39

Noem de zes elementen die van belang zijn bij een organisatieverandering volgens Weggeman.

Back 39

- Strategie
- Personeel
- Managementstijl
- Systemen
- Structuur
- Cultuur

Front 40

Omschrijf het element "Strategie" volgens Weggeman.

Back 40

De manier waarop vooraf gestelde doelen bereikt worden.

Front 41

Omschrijf het element "Personeel" volgens Weggeman.

Back 41

Het type mensen met hun karakteristieke competenties.

Front 42

Omschrijf het element "Managementstijl" volgens Weggeman.

Back 42

De gedragscompetenties die kenmerkend zijn voor het topmanagement.

Front 43

Omschrijf het element "Systemen" volgens Weggeman.

Back 43

De systemen, procedures en infrastructuur waarmee het primaire proces wordt uitgevoerd en gestuurd.

Front 44

Omschrijf het element "Structuur" volgens Weggeman.

Back 44

De formele en informele taak- en verantwoordelijkheidsverdeling en coordinatie en rapportage daartussen.

Front 45

Omschrijf het element "Cultuur" volgens Weggeman.

Back 45

De gemeenschappelijke waarden en normen.

Front 46

Geeldrukdenken volgens De Caluwe.

Back 46

- Het gaat om macht en belangen
- rekening houden met het samengesteld conflomeraat van partijen en belanghebbenden..

Front 47

Blauwdrukdenken volgens de Caluwe.

Back 47

- Gaat uit van een rationele aanpak.
- argumenten en feiten zijn leidend.

Front 48

Rooddrukdenken volgens de Caluwe.

Back 48

- human resource management.
- mensen prikkelen dmv straf of juist door een beloningsstructuur.

Front 49

Groendrukdenken volgens de Caluwe?

Back 49

- action-learning
- bewust maken van de organisatie van nieuwe zienswijzen

Front 50

Witdrukdenken volgens de Caluwe

Back 50

Uitgangspunt is dat mensen en organisaties zelf doorlopend veranderen.