• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/35

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

35 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Een glas muntthee, graag.
I’ll have a glass of mint tea, please.
Mag ik een kop koffie, alstublieft?
Can I have a cup of coffee, please?
Ik zou dat graag willen bestellen.
I’d like to order that, please.
Zou u me nog wat thee kunnen brengen?
Could you bring me some more tea, please?
Kan ik uw bestelling opnemen?
Can I take your order?
Kan ik uw bestelling (drankjes) opnemen?
Can I take your drinks?
Wat kunt u aanbevelen?
What do you recommend?
Kunt u me vertellen wat er in de stoofpot zit?
Could you tell me what’s in the stew?
Hebben jullie ook vegetarische gerechten?
Do you serve vegetarian food?
Wordt de burger geserveerd met een bijgerecht?
Does the burger come with a side dish?
Ik heb nog geen keuze gemaakt.
I’m not sure yet.
Ik zou graag iets pittigs willen.
I would like (to have) something spicy.
Ik kan de vistaco’s aanbevelen.
I (can) recommend the fish tacos.
De stoofpot bevat rundvlees en champignons.
The stew is made with beef and mushrooms.
De burger wordt geserveerd met patat.
The burger comes with French fries.
De burger wordt geserveerd zonder patat.
The burger comes without French fries.
Hoeveel kost de taart?
How much is the cake?
De taart kost $4,50 per stuk.
The cake costs $4.50 a slice.
Mag ik de rekening, alstublieft?
Can I have the check / bill, please?
Kunt u me korting geven?
Could you give me a discount?
Kan ik met creditcard betalen?
Can I pay by credit card?
Kan ik met contant betalen?
Can I pay by in cash?
Houd het wisselgeld maar.
You can keep the change.
Ik ben alleenstaand.
I’m single.
Ik heb een relatie.
I’m in a relationship (with someone).
Zij was vroeger zijn vriendin, maar het is uit gegaan.
She used to be his girlfriend, but they broke up.
Ik ben heel gek op haar.
I’m really fond of her.
Ze zijn verloofd, dus ze gaan binnenkort trouwen.
They are engaged, so they will get married soon.
Mijn zus en ik zijn behoorlijk hecht.
My sister and I are quite close.
Jij hebt een geweldig gevoel voor humor.
You’ve got a great sense of humour.
Zij heeft zo’n sterke en vrolijke persoonlijkheid.
She’s got such a strong and upbeat personality.
Hij lijkt me een aardige vent.
He seems like a nice guy.
Hij heeft een charmante glimlach.
He’s got a charming smile.
Hij is niet heel spraakzaam, want hij is verlegen.
He’s not very talkative because he’s shy.
Lucy is vrij zelfverzekerd en spontaan.
Lucy is quite self-confident and outgoing.