• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/19

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

19 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Aftrekposten

Bepaalde uitgaven die je van je inkomen mag afhalen, waardoor je uiteindelijk minder belasting hoeft te betalen.

BBP

De waarde van alle productie in een land.

Denivellering

De verschillen tussen hoge en lage inkomens worden groter.

Draagkrachtbeginsel

Mensen met een hoger inkomen betalen in verhouding meer belasting dan mensen met een lager inkomen. De sterkste schouders, dragen de zwaarste lasten.

Economische groei

De toename van de totale productie in een land.

Eigenwoningforfait

Het bedrag dat je bij je inkomstenbelasting moet optellen als je een koophuis hebt. Hierdoor moet je wat meer belasting betalen.

Fiscus

De belastingdienst.

Heffingskorting

De korting die je krijgt op het bedrag dat je aan inkomstenbelasting moet betalen.

Inkomstenbelasting

Belasting die je over je inkomen moet betalen.

Loonheffing

Het totaalbedrag wat je werkgever van je brutoloon afhaalt. Bestaat uit loonbelasting en de premies volksverzekeringen.

Motorrijtuigenbelasting

De belasting die je over je auto moet betalen als je een auto hebt.

Nationaal inkomen

Alle inkomens van alle bewoners van een land bij elkaar opgeteld.

Nivellering

De verschillen tussen hoge en lage inkomens worden kleiner.

Profijtbeginsel

moet je betalen als je gebruik maakt van goederen of diensten die de overheid levert.

Progressief tarief

Het belastingpercentage wordt hoger als je inkomen hoger wordt.

Retributie

Een bedrag wat je voor een overheidsdienst moet betalen, bijvoorbeeld bij het kopen van een rijbewijs of paspoort.

Solidariteitsbeginsel

De sterkeren helpen de zwakkeren.

Staatsschuld

De totale waarde van de leningen die de overheid heeft gedaan.

Vennootschapsbelasting

De belasting die bedrijven over hun winst moeten betalen.