Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
108 Cards in this Set
- Front
- Back
Functionele inkomensverdeling
|
prijsbepaling van de productiefactoren
|
|
Categoriale of macro-economisch functionele inkomensverdeling
|
betreft de verdeling van het nationaal inkomen over de productiefactoren.
Het betreft vnl. de verhoudingen van de loonsom, de interestsom, de winstsom… op het nationaal inkomen. Men duidt ze aan met de termen macro-economische loonquote, interestquote, winstquote, … |
|
Personele inkomensverdeling
|
heeft betrekking op de verdeling van het nationaal inkomen over de verschillende leden van de samenleving.
Men totaliseert telkens de verschillende soorten van functionele inkomens die een zelfde persoon verkrijgt. Deze is vooral van belang voor het herverdelingsbeleid van de overheid. |
|
Economische rente
|
het verschil tussen de factorbeloning en de opportuniteitskosten.
Wat de productie dus meer verdient dan de minimumvergoeding, die nodig zou zijn om de productiefactor aan te trekken. |
|
Rent seeking
|
succesvolle inspanningen van individuen om de sociale en politieke instituties in hun voordeel te beïnvloeden, die economische rente tot gevolg hebben.
|
|
Cafetariabeloning
|
de werknemers mogen periodiek binnen de door de onderneming gestelde randvoorwaarden zelf individueel de samenstelling van hun vergoedingen aan hun preferenties aanpassen.
|
|
Rekruteringsbevolking
|
het betreft de leeftijdsgroepen die principieel voor economische activiteit in aanmerking komen.
In de meeste landen zijn dat de mensen tussen 15 en 65 jaar. |
|
Tewerkgestelde beroepsbevolking
|
som van de binnenlandse werkgelegenheid en het saldo van de grensarbeid.
|
|
Totale beroepsbevolking
|
Tewerkgestelde beroepsbevolking + werkloze beroepsbevolking
|
|
Burgerlijke beroepsbevolking
|
totale beroepsbevolking - de gewapende macht
|
|
Participatiegraad
|
de verhouding van de totale beroepsbevolking van een bepaalde leeftijdsgroep op de rekruteringsbevolking van die groep
|
|
Werkzame bevolking
|
alle personen tussen 15 en 64 jaar die gedurende een referentieperiode minimum een uur tegen bezoldiging gewerkt hebben
|
|
Generatiepact
|
maatregelen om
-de mensen te stimuleren langer te werken -het vervroegd stoppen te ontmoedigen -vorming en scholing aan te moedigen -wedertewerkstelling bij herstructurering te faciliteren |
|
Canada-dry-regelingen
|
arbeidsovereenkomsten op bedrijfs- of sectorniveau die los van wettelijke regelingen vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt mogelijk maken via financiering door sociale uitkeringen voor werkloosheid en tijdskrediet, aangevuld met een vergoeding van de werkgever.
|
|
Werkgelegenheidsvallen
|
situaties waarbij het voor een persoon objectief, louter financieel niet meer interessant is (meer) arbeid aan te bieden of voor een onderneming om hem aan te werven.
Dit is het gevolg van het wegvallen na (meer) werken van allerlei sociale voordelen en van de hoge (para)fiscaliteit op arbeid -activiteitsval -armoedeval -productiviteitsval |
|
Activiteitsval
|
het is beter om inactief te zijn met uitkering dan te werken
|
|
Armoedeval
|
een laagbetaalde werkende persoon vindt het niet interessant om te proberen zijn positie op de arbeidsmarkt te verbeteren (bv door zich bij te scholen) omdat bij hoger loon allerlei sociale uitkeringen wegvallen.
|
|
Productiviteitsval
|
dit ontstaat doordat sommige jobs onvoldoende productief zijn in verhouding tot de arbeidskosten ervan.
|
|
Werkloosheid
|
een uitdrukking van onevenwicht op de arbeidsmarkt;
"geregistreerde personen zonder werk, die werk zoeken en onmiddellijk beschikbaar zijn" |
|
Niet-werkende werkzoekenden
|
de niet-werkende uitkeringsgerechtigde volledige werklozen,
evenals de andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en de vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden. |
|
Uitstroompercentage
|
dit meet de theoretische kans van een werkloze uit een bepaalde groep om na 1 jaar werk te vinden.
|
|
Werkloosheidsval
|
Komt vooral bij laaggeschoolden voor.
Het netto-inkomen dat zij met werken zouden kunnen verdienen is, rekening houdend met de extra uitgaven die het werken met zich meebrengt en met het wegvallen van allerlei sociale tegemoetkomingen, niet significant meer dan hetgeen zij van de sociale zekerheid ontvangen tijdens hun werkloosheid. De prikkel tot het zoeken en aanvaarden van werk is dus niet erg groot. |
|
Actieve welvaartsstaat
|
de overheid probeert via allerlei maatregelen die werkloosheidsval te verkleinen
|
|
Recessie
|
wanneer de economische activiteit afneemt
tegenover opleving |
|
Frictiewerkloosheid = search unemployment
|
komt voor doordat werknemers bij verlies van hun betrekking tijd nodig hebben om een nieuwe job te vinden.
Gedurende die periode, blijven zijn uiteraard geregistreerd als werkloze. -binnenfrictie -tussenfrictie |
|
Binnenfrictie
|
binnen een beroepsgroep zijn er vacatures en werklozen.
|
|
Tussenfrictie
|
vacatures in de ene beroepsgroep staan tegenover werklozen in de andere.
|
|
Structurele werkloosheid
|
De samenstelling van de arbeidsvraag verschilt kwalitatief van de samenstelling van het arbeidsaanbod.
Daardoor zijn niet altijd de in het bedrijfsleven gevraagde kwalificaties ook beschikbaar. |
|
Keynesiaanse of conjuncturele werkloosheid
|
De ondernemingen werven te weinig aan omdat er te weinig vraag is naar hun product en die is dan weer te laag door de te hoge werkloosheid.
|
|
Klassieke werkloosheid
|
Een te hoog algemeen loonniveau leidt tot een te kapitaalintensieve productiewijze,
waarbij onvoldoende rendabele investeringsprojecten voorhanden zijn om de pf arbeid volledig te benutten. |
|
Natuurlijke werkloosheid
|
Werkloosheidsgraad waarbij de keynesiaanse werkloosheid helemaal verdwenen is.
dus te verklaren door: -frictiewerkloosheid -structurele werkloosheid -werkloosheid veroorzaakt door gebrekkige werking van de arbeidsmarkt |
|
Technische werkloosheid
|
Arbeiders verliezen hun betrekking om technische redenen.
Vb. vernieling van het bedrijf door brand |
|
Verborgen werkloosheid
|
Het aantal in een bepaalde sector werkende personen is te talrijk voor de daar te verrichten taken.
|
|
Onvrijwillige werkloosheid
|
Werkzoekende werklozen zijn bereid arbeid te verrichten tegen het op dat ogenblik aangeboden loon of zelfs tegen een lager loon.
|
|
Arbeidsmarktsegmentatie
|
De diversiteit van vraag en aanbod geeft aanleiding tot het bestaan van deelmarkten.
|
|
Theorie van de dubbele arbeidsmarkt
|
De arbeidsmarkt bestaat uit
-een primaire markt met goedbetaalde, rechts zekere, stabiele, aantrekkelijke banen -een secundaire markt met juist tegenovergestelde karakteristieken. |
|
Economische discriminatie
|
wanneer loonverschillen niet te verklaren zijn door objectieve economische factoren,
maar integendeel afhangen van ras, geslacht, afkomst… |
|
Collectieve onderhandelingen
|
Werknemers onderhandelen niet individueel over de omvang van hun loon, dat doen de vakbonden en patronaat.
|
|
Closed-shop-bepalingen
|
Alleen werknemers aangesloten bij een vakbond, komen in aanmerking voor tewerkstelling.
|
|
Insider/outsider-theorie
|
vakbonden houden vooral rekening met de belangen van de werkenden (insiders),
maar weinig met de belangen van de werklozen. De insiders halen marktmacht uit de extra kosten die ontslag en aanwerving van arbeidskrachten teweegbrengt. Door hun sterke machtspositie op de arbeidsmarkt, proberen de werkenden om althans gedeeltelijk verhogingen in de loonwig via een hoger loon af te wentelen. Ook dit vermindert de kansen op werk voor langdurig werklozen. |
|
soorten werkloosheid
|
-frictiewerkloosheid
-structurele werkloosheid -Keynesiaanse of conjuncturele werkloosheid -klassieke werkloosheid -natuurlijke werkloosheid -technische werkloosheid -verborgen werkloosheid -onvrijwillige werkloosheid |
|
Centrale loonnorm
|
Legt de maximale ruimte voor reële loonstijging vast.
Om prijsstijgingen te vermijden is deze meestal gebaseerd op de geraamde gemiddelde productiviteitstoename in een land. |
|
Primaire loondrift
|
Werkgevers en werknemers slagen erin de maxima te omzeilen en hun relatieve loonpositie aldus te verbeteren
(in de sterke sectoren) |
|
Secundaire loondrift
|
De arbeiders uit de zwakke sectoren maken van gunstige gelegenheden gebruik om de loonpariteiten van vóór de primaire loondrift te herstellen.
|
|
Collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s)
|
Overeenkomsten bekomen door sociaal overleg tussen vakbonden en patronaat inzake de loonvorming
|
|
Theorie van de Laffer-curve
|
De totale belastingopbrengst hangt in belangrijke mate samen met het gemiddelde belastingtarief.
|
|
Aanbodeconomie
|
De rol van het macro-economisch aanbod staat hier centraal.
Het aanbod creëert de macro-economische vraag en niet andersom. Ter stimulering van het aanbod is men hier voorstander van een verlaging van de inkomensbelasting, vooral voor de hogere inkomens, en van de parafiscaliteit, teneinde de loonwig te verkleinen. |
|
Vermogensmarkt
|
=markt van het leenkapitaal:
markt waar vermogen aan andere huishoudingen ter beschikking wordt gesteld. (lenen) |
|
Geldmarkt
|
Markt tussen professionelen uit de financiële sector, waarin gelden op kortere termijn worden verhandeld. (meestal tot 1 jaar)
|
|
Kapitaalmarkt
|
Markt waar het vermogen voor langere periode wordt uitgeleend. De voornaamste deelmarkten zijn hier de aandelenmarkt en de obligatiemarkt.
|
|
Hot money
|
Kapitaalinvoer voor korte termijn
|
|
Oppotting
|
Gelden worden liquide gehouden en komen dus niet in aanmerking voor uitlening
|
|
Inverse intereststructuur
|
Normaliter is de interest op lange-termijn financiële activa hoger dan die op korte termijnbeleggingen.
In het omgekeerde geval spreekt men van inverse intereststructuur. |
|
Financiële disintermediatie
|
de geldmarkt kende een groeiend belang omdat de ontleners de jongste jaren steeds meer los van het bankwezen financiers zochten en vonden.
|
|
Commercieel papier
|
korte termijn verplichting van een privaat bedrijf of een overheidsbedrijf
|
|
Bank accept
|
promesse uitgegeven door een niet-financieel bedrijf aan een bank in ruil voor een lening.
|
|
Repo’s
|
terugkoopakkoorden waarbij een bank een financieel activum verkoopt aan een belegger met het engagement om die op een gespecificeerde latere datum tegen een vooraf vastgelegde hogere prijs terug te kopen.
|
|
Omgekeerde repo’s
|
de belegger verkoopt activa en koopt ze later terug.
|
|
Spread
|
de verschillen tussen de interestvoeten van verschillende financiële instrumenten
|
|
Primaire markt
|
waarop de overheid haar nieuwe uitgiften aanbiedt.
|
|
soorten financiële activa gebruikt bij transacties op de geldmarkt
|
-commercieel papier
-bank accept -repo's -omgekeerde repo's |
|
Secundaire markt
|
waarop vroeger uitgegeven certificaten opnieuw worden verhandeld.
|
|
Continumarkt
|
voor effecten met hoge liquiditeit (er vinden continu veel transacties plaats)
|
|
Fixingmarkt
|
waar per beursdag maar één (enkele fixing) of twee (dubbele fixing) fixings plaatsvinden.
fixing: het bepalen vn een beurskoers waartegen zoveel mogelijk orders kunnen worden uitgevoerd |
|
Syndiceren
|
Voor de emissie van een nieuwe private obligatielening wendt de potentiële ontlener zich tot een financiële instelling die als vaste overnemer en manager van de emissie optreedt,
meestal in samenwerking met andere financiële instellingen. |
|
Uitgiftevoorwaarden
|
hebben betrekking op de uitgifteprijs evenals de mogelijke zekerheden die worden geboden
|
|
Hypothecaire obligatieleningen
|
de terugbetaling wordt bv. gewaarborgd door een hypotheek op bepaalde onroerende goederen
|
|
Bevoorrechte obligaties
|
de terugbetaling wordt gewaarborgd door bepaalde roerende activa van de emittent
|
|
Obligaties met variabele rentevoet
|
het rentepercentage verandert op vooraf bepaalde data gedurende de looptijd
|
|
Winstdelende obligaties
|
de houders krijgen naast de rente ook nog een deel van de winst van het bedrijf
|
|
deelmarkten van de geldmarkt (van Euroland)
|
-markt van de overheidscertificaten
-interbankenmarkt -markt voor 'commercial paper' |
|
markt van overheidscertificaten
|
heeft betrekking op de verhandeling van schuldtitels met en looptijd van ten hoogste één jaar, uitgegeven door de schatkist
-primaire markt -secundaire markt |
|
interbankenmarkt
|
omvat de verhandeling van tegoeden en verplichtingen voor ten hoogste één jaar
tussen Europese financiële instellingen onderling en tussen die financiële instellingen en hun buitenlandse collega's zonder tussenkomst van de overheid; ofwel rechtstreeks contact, ofwel bemiddeling van makelaars |
|
markt voor 'commercial paper'
|
op die markt geven grote bedrijven en parastatalen door bemiddeling van kredietinstellingen kortetermijnschuldbewijzen uit in euro of deviezen van OESO-landen
|
|
deelmarkten van de kapitaalmarkt
|
-obligaties
-aandelen -vastgoedcertificaten -deelbewijzen van gemeenschappelijke beleggingsfondsen -afgeleide producten -termijncontracten (futures) -opties -swap -warrant -gestructureerde financiële producten |
|
primaire kapitaalmarkt vs secundaire kapitaalmarkt
|
primair: nieuwe emissies
secundair: reeds bestaande vermogenstitels |
|
Zerobonds
|
betalen geen jaarlijkse rente uit.
De houder ervan krijgt wel een hogere terugbetalingskoers dan de aanschafwaarde; de rente wordt dus eigenlijk in één maal op het einde van de obligatie uitgekeerd. |
|
Kapitalisatieleningen
|
de rente wordt niet jaarlijks uitgekeerd maar automatisch herbelegd.
|
|
Lotenleningen
|
de uitgelote obligaties krijgen een extra prijs
meestal worden deze obligaties daarom met lagere rente uitgegeven. |
|
Eeuwigdurende obligaties
|
worden nooit terugbetaald.
De houder kan zijn geld slechts vrij maken door ze op de secundaire markt te verkopen |
|
kenmerken obligatieleningen
|
-uitgiftevoorwaarden: hebben betrekking op uitgifteprijs (a pari, beneden of boven pari) en eventuele zekerheden die worden geboden (hypothecair, bevoorrecht...)
-interestbepalingen: regelen de vergoeding van de obligatiehouder -variabele rentevoet -geïndexeerde obligaties -winstdelende obligaties -zerobonds -kapitalisatieleningen -lotenleningen -terugbetalingsvoorwaarden -eeuwigdurend -converteerbaar -achtergesteld |
|
Converteerbare obligaties
|
kunnen onder bepaalde voorwaarden worden omgezet in andere financiële producten, meestal aandelen
|
|
Achtergestelde obligaties
|
de houders worden slechts terugbetaald na elke andere schuldeiser,
doch voor de aandeelhouders |
|
Staatsbons
|
instrumenten, uitgegeven door de overheid, die zich vooral richten tot het breed publiek
|
|
Onmiddellijk rendement = current yield
|
de verhouding van het jaarlijks uitgekeerde interestbedrag op de kostprijs (de uitgifteprijs of de aankoopkoers vermeerderd met de aanschafkosten) van de obligaties, vermenigvuldigd met honderd
|
|
Actuarieel rendement = redemption yield
|
de berekende interne interest,
die de actuele waarde van alle toekomstige ontvangsten uit een obligatie (in de vorm van interestuitbetaling en aflossingen) gelijk maakt aan haar kostprijs |
|
Ratings
|
Internationaal erkende categorieën inzake emittenten
|
|
Junkbonds
|
obligaties uitgeven door landen of ondernemingen met een erg lage kredietwaardigheid.
Zij compenseren dit nadeel door een hoge rente aan te bieden. |
|
Claims
|
Inschrijvings- of intekenrechten van de aandeelhouder.
|
|
Scripts
|
Verkoopbare claims ná de inschrijvingsperiode.
|
|
OLO
|
lineaire obligaties uitgegeven door de overheid
richten zich tot grote institutionele beleggers |
|
Effectenbeurs
|
Een gereglementeerde secundaire markt waarop effecten (vooral aandelen) worden verhandeld door gespecialiseerde tussenpersonen in opdracht van anderen of voor eigen rekening
in België noemen we die gespecialiseerde tussenpersonen: beleggingsondernemingen |
|
Groeiaandelen
|
Deze kenmerken zich door een aanhoudende groei van de winst per aandeel
|
|
Cyclische aandelen
|
Deze lopen vooruit op de beweging van de conjunctuurgevoelige sectoren en leveren een wisselende winst per aandeel op
|
|
Rendementsaandelen
|
Deze keren een relatief hoog rendement uit en kennen een vrij stabiel koersverloop
|
|
Vastgoedcertificaten
|
worden uitgegeven door ondernemingen die in de vastgoedsector actief zijn
zij geven recht op een deel van de gerealiseerde meerwaarde bij verkoop van het onroerend goed dat ermee gefinancierd werd, of van de opbrengst van verhuringen -leasingcertificaten -huurcertificaten |
|
Leasingcertificaten
|
het onroerend goed wordt via leasing aan de gebruikers ter beschikking gesteld
|
|
Huurcertificaten
|
het onroerend goed wordt via normale huurcontracten aan de gebruikers ter beschikking gesteld
|
|
Afgeleide producten
|
financiële activa waarvan de waarde fluctueert met een ander financieel activum
|
|
Termijncontracten (futures)
|
zaan- of verkoopcontracten van financiële activa,
waarbij op het moment van afsluiten ervan de prijs wordt bepaald waartegen later het contract verplichtend wordt uitgevoerd, hetzij door het onderliggend financieel actief daadwerkelijk te verhandelen, hetzij door de transactie met een tegengestelde transactie ongedaan te maken, hetzij door de transactie af te wikkelen met een transactie in geld. |
|
soorten aandelen op basis van de koersevolutie
|
-groeiaandelen
-cyclische aandelen -rendementsaandelen |
|
Optiecontracten
|
geven de houder ervan het recht (niet de verplichting) om een bepaald financieel activum te kopen (call optie) of te verkopen (put optie) tegen een daarin vastgelegde prijs (de uitoefenprijs)
|
|
Swap
|
partijen ruilen financiële verplichtingen of toekomstige financiële inkomsten
|
|
Interestswap
|
een onderneming die een lening met variabele interest lopen heeft,
ruilt de betalingen daarop met een onderneming die een lening met vaste interest is aangegaan. Of de ondernemingen ruilen interestbetalingen die op een verschillende manier worden berekend. Niet de leningen zelf worden dus omgeruild, louter de betalingsstromen |
|
Valuta- of deviezenswap
|
twee ondernemingen willen een bepaald bedrag in een bepaalde munt ruilen tegenover hetzelfde bedrag in een andere munt,
maar met de overeenkomst op een vastgelegde latere datum de betrokken bedragen opnieuw omruilen tegen een nu vastgelegde koers |
|
Warrants
|
effecten die aan de houder ervan het recht geven om in de toekomst tegen een bepaalde koers een financieel activum, meestal een aandeel van een bepaald bedrijf, te kopen
|
|
Winst
|
Wat overblijft nadat de ondernemer de aangetrokken pf heeft vergoed.
Deze is gedeeltelijk de vergoeding voor de inbreng van risicodragend kapitaal en gedeeltelijk als vergoeding van de ondernemingsfunctie en het daarbij horende ondernemersrisico |
|
Over- en superwinst
|
Wanneer de winst de normale beloning voor het risicodragende kapitaal overtreft
|