Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
64 Cards in this Set
- Front
- Back
Attitude |
Een mentale representatie die samenvat hoe een individu evalueert over een specifiek persoon, groep, actie, ding of idee |
|
Persuasion. Overtuiging |
Het proces van vormen, versterken of het veranderen van attitudes |
|
Attitude verandering |
Het proces waarbij attitudes veranderen en gevormd worden door de associatie van positieve of negatieve informatie met het attitude object |
|
Bij meten van attitudes zijn 2 zaken belangrijk |
1. De richting van de attitude 2. De intensiteit van de attitude |
|
Expliciete attitudes |
De openlijk en opzettelijk beschreven attitude in zelf report of in gedrag |
|
Knowledge function |
De manier waarop een attitude bijdraagt aan het organiseren en verzamelen en versimpelen van ervaring met een attitude object |
|
Instrumental function |
De manier waarop een attitude bijdraagt aan mastery door onze aanpak te begeleiden naar positieve objecten en vermijden van negatieve objecten |
|
Social identity function |
De manier waarop een attitude bijdraagt aan verbondenheid door het uitdragen van belangrijke zelf en groeps identiteiten |
|
Impressie management functie |
De manier waarop een attitude bijdraagt aan verbondenheid door relaties en interacties te verzachten |
|
4 verschillende attitude functies |
1. Knowledge functie 2. Instrumental functie 3. Social identity functie 4. Impression management function |
|
De informationele basis van attitudes |
1. Cognitieve informatie bevat de feiten en de overtuigingen over een bepaald object 2. Affectieve informatie bevat de gevoelens en de emoties over een object 3. Gedrags informatie is kennis over interactie uit het verleden of heden met het object |
|
Strong attitude |
Een sterk gehouden extreem positieve of negatieve evaluatie die resistent is en vasthoudend, die informatie verwerken en gedrag beinvloed |
|
Niet alle informatie telt evenwichtig in het vormen van een attitude |
1. Belangrijke informatie wint van onbelangrijke. Belangrijk is wat belangrijk is voor het individu. Negatieve informatie weegt meer. 2. Informatie die toegankelijk is en er uit springt domineert beoordelingsvermogen |
|
Ambivalente attitude |
Een attitude gebasseerd op botsende positieve en negatieve informatie |
|
Persuasion heuristic |
Associatie van een keuze die positief of negatief geevalueerd is. Die het mogelijk maakt het attitude object snel en zonder bewustzijn te evalueren |
|
Evaluative conditioning |
Het proces waarbij positieve of negatieve attitudes gevormd of veranderd worden door associatie met ander positief of negatief gewaardeerde objecten |
|
Bekendheid maakt andere aspecten van persuasive appeal meer effectief |
Een herhaald argument is meer geloofwaardig wanneer het voor de 2e gehoord wordt. En herhaling sterkt zwakke argumenten meer dan sterke. Ook het framen van argumenten met bekende metaforen of gezegdes maakt argumenten overtuigender |
|
We zijn vaker geneigd akkoord te gaan met mensen die we |
Leuk vinden. Iemands gedrag kopieeren is een manier om leuker gevonden te worden. Meer overtuigingskracht. The attractiveness heuristic |
|
Expertise heuristic |
We zijn vaker geneigd te luisteren naar de mensen met de juiste credentials. Tenzij mensen te snel praten en de ontvanger echt om het onderwerp geeft. |
|
Geloofwaardigheid komt na |
Competentie als belangrijkste. Als overtuigings argumenten overkomen als niet ge-staged worden ze meer geloofd. Minimaal processing nodig. |
|
De lengte van de boodschap heuristic |
Hoe langer de boodschap, hoe meer valide deze lijkt te zijn |
|
Verschillende persuasion(overtuigings) heuristics |
1. Bekendheids heuristic 2. Attractiveness heuristic 3. Expertise heuristic 4. De boodschap lengte heuristic |
|
Elaboration |
Een proces waarbij mensen luisteren naar de boodschap, die begrijpen en systematisch verwerken. Hierbij kunnen attitudes veranderd worden |
|
Centrale route naar overtuiging |
Systematisch verwerken |
|
Aandacht voor informatie tijdens systematisch verwerken |
Leidt aandacht naar de boodschap toe ipv weg. Bv Sex en geweld trekt aandacht maar geheugen voor boodschap is slechter |
|
Type begrip voor boodschap tijdens systematisch verwerken |
Als de boodschap gemakkelijk is kunnen mensen aantrekkelijke of zwakke content herkennen. Als de boodschap complex is kunnen mensen ware atributen missen en prooi vallen aan oppervlakkige heuristieken |
|
Reageren op informatie |
Mensen nemen niet alleen informatie op, ze reageren er ook op. Verzinnen van voor of tegenargumenten. Elaboration of soms metacognitie |
|
Het accepteren of verwerpen van de bepleitte positie |
Als systematisch verwerkte informatie gunstige cognitieve of affectieve elaborations oproept zal het overtuigend zijn. Veel slechte argumenten kan ons zelfs de andere richting insturen. Boomerang effect |
|
Consequenties systematisch verwerken |
Attitudes die resulteren van systematisch verwerken zijn aanhoudend en resistent. In tegenstelling tot heuristic verwerken zijn systematisch verwerkte gedachtes weerbaarder tegen persuasion poging |
|
Benodigdheden systematisch verwerken |
Motivatie en cognitieve capaciteit |
|
Hoe motivatie voor mastery, verbondenheid en bescherming van de zelf ons oppervlakkig of systematisch verwerken beinvloeden |
1. Mastery. Belang van accuraat zijn. Reputatie op het spel. In geval van elkaar tegensprekende argumenten zijn mensen meer geneigd dieper te denken 2. Verbondenheid. In dit belang meer geneigd om andere inzichten te begrijpen 3. Me and mine. Persoonlijk dan eerder geneigd goed na te denken. Sterke argumenten te accepteren en zwakke te negeren |
|
Hoe capaciteit systematisch en oppervlakkig verwerken beinvloed |
1.Niet iedereen heeft de mentale capaciteit om alle informatie te verwerken. Bij een te complexe boodschap komt vaak de expertise heuristic als overtuiging. 2. Concentratie. Verlies hiervan beinvloed informatie verwerking. Mensen die zijn afgeleid zijn eerder geneigd te vallen voor de expertise heuristic |
|
Waarom angst werkt bij overtuiging |
Onzekerheid en verlies van controle. Om voor een angst boodschap te overtuigen moet het zorgen laten toenemen bij mastery/verbondenheid/me&mine. Mits angst motivatie activeert zonder capaciteit te elimineren |
|
Emoties en moods bij overtuiging |
Mensen die blij zijn worden niet meer overtuigd door sterke argumenten vs zwakke. Zij vallen voor expertise heuristic. Droevige mensen andersom en verwerken systematisch en voorzichtig. Bij woede kan beide kanten op |
|
De samenwerking van oppervlakkig en systematisch verwerken bij overtuiging |
Als beide vormen van overtuiging gebruikt worden kan dit versterkend werken. Op het moment dat systematisch verwerken niet lukt wordt er terug gevallen op oppervlakkig |
|
Beschermen van attitudes |
1e lijn defensie: Negeren of vermijden inconsistente informatie 2e : reinterpretatie |
|
Beste verweer tegen overtuiging, persuasion |
Inoculation(inenting) Oefening van verweer en dus systematisch nadenken. Als mensen vooraf gewaarschuwd worden bouwen zij verdedigings argumentatie. |
|
Attitudes en gedrag. Associaties met actie |
Gedrag is sterk gelinked aan attitude. Als wij iets leuk vinden lachen wij, knikken, en schuiven objecten naar ons toe. Worden wij geforceerd een fysieke actie uit te voeren zijn wij geneigd te denken in deze richting |
|
Self perceptie theorie |
Wij maken indicaties over onze attitudes aan de hand van ons gedrag |
|
Voet in de deur techniek |
Verkoop techniek waarbij eerst een kleine gunst wordt gevraagd om vervolgens een grote te vragen |
|
Mensen die actief een keuze maken |
Zijn eerder geneigd deze te volgen dan de gene die waarbij de keuze passief gemaakt wordt |
|
Acties leiden tot adaptatie attitudes als mensen |
Vooral oppervlakkig nadenken. Als attitudes verankerd en belangrijk zijn en verandering serieus voor de self is zijn mensen geneigd systematisch na te denken over gedrag dat contradictioneert |
|
Cognitieve dissonantie |
Een mentale staat waarin wij ons ongemakkelijk bewust worden van inconsistentie in onze overtuigingen en gedrag. Attitudes veranderen om gedrag te verantwoorden |
|
4 stappen nodig voor cognitieve dissonantie |
1. De individu neemt de actie waar als inconsistent 2. De individi neemt waar dat de actie vrijwillig uitgevoerd is 3. De individu ervaart een ongemakkelijke psychologische staat 4. De individu koppelt de staat aan de inconsistentie tussen attitudes en acties |
|
Post decisional regret effect |
Attitude verandering die komt om dissonantie te reduceren na maken vrije keuze |
|
Gegeven de hoeveelheid systematisch verwerken die nodig is om dissonantie te reduceren |
Is er een grote kans dat deze attitude verandering langer termijn zichtbaar is |
|
Preken wat je zelf niet doet |
Is een belangrijke bedreiging voor de zelf |
|
Hypocrisy effect |
Verandering van gedrag wat dissonantie reduceert veroorzaakt bij vrijwillig publiekelijk bepleit gedrag wat men zelf niet uitvoert |
|
Dissonantie reductie strategieen |
Trivialisatie - directe manier vaak voor strijd met sociale normen Zelf bevestiging - indirecte manier geschikt voor personen met veel zelf concepten |
|
Culturele verschillen bij cognitieve dissonantie |
1. In collectivistische culteren is er een overall hogere tolerantie voor cognitieve dissonantie zodat individuele verschillen meer geaccepteerd zijn 2. In collectivistische culturen wordt gedrag vaak verklaard aan de hand van situationele termen |
|
Attitudes dirigeren gedrag |
Attitude verandering veroorzaakt gedragsverandering |
|
Attitudes bias perception |
Attitudes veranderen letterlijk de manier waarop wij objecten zien wat attitude consistent gedrag in de hand werkt |
|
Intentie |
Inzet om een bepaalde uitkomst of gedrag te bereiken |
|
Theorie van beredeneerde actie |
De theorie dat intentie en sociale normen gecombineerd gedrag beinvloed |
|
Implementatie intentie |
Een plan om een specifiek doel gericht gedrag uit te voeren in een specifieke situatie |
|
Hoe toegankelijker een attitude is en hoe meer hij correspondeerd met intentioneel gedrag |
Hoe meer hij ons gedrag begeleid |
|
2 condities die kans vergroten gebruik attitude |
1. Toegankelijheid 2. Hoeveel gerelateerd het is aan de huidige gedrags opties |
|
4 condities van attitudes die zeer toegankelijk zijn |
1. Degene die vaak worden gebruikt 2. Attitudes die resultaat zijn van systematisch verwerken 3. Attitudes die persoonlijk belangrijk zijn 4. Sterke attitudes die intens zijn en we hebben met grote zekerheid |
|
Theorie van gepland gedrag |
De theorie dat attitudes, sociale normen en veronderstelde controle gecombineerd intensie en dus gedrag beinvloeden |
|
Als mensen denken controle over gedrag te hebben |
Worden attitudes ontzettend effectief in initeren en onderhouden van gedrag |
|
Gewoonte |
Herhaald gedrah wat automatisch getriggerd wordt in een bepaalde situatie |
|
Zelf perceptie en cognitieve dissonantie leert ons dat |
Minder soms meer is. Wanneer externe beloningen missen, we pijn voelen voor onze doelen en we alternatieven met positieve effecten opgeven we de meeste positieve attitudes ontwikkelen |
|
Onvoldoende rechtvaardiging effect |
Attitude verandering voor dissonantie reductie die voortkomt onvoldoende gerechtvaardigd gedrag |
|
Inzet rechtvaardiging effect |
Attitude verandering die dissonantie reduceert die voorkomt bij vrijwillig uit oefenen van aanzienelijke inzet of lijden voor behalen doel |