• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/37

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

37 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Hoofdstuk 1: Lichamelijke en cognitieve ontwikkeling tijdens de jongvolwassenheid.

1.Welke voordelen levert regelmatig lichamelijke lichaamsbeweging voor mensen op?
Antwoord: verbetert de conditie van het cardio vaculaire systeem, longcapaciteit neemt toe, uithoudingsvermogen wordt beter, spieren soepeler, stimuleert het immuunsysteem en verlicht stress en depressie. ( Feldmanpagina 6)
2.Vanuit welke algemene principes is te voorspellen of een gebeurtenis door iemand als stressvol ervaren wordt?
Antwoord: - negatieve gebeurtenissen leiden eerder tot stress dan positieve- onbeheersbare en onvoorspelbare situaties veroorzaken eerder stress- gebeurtenissen die verwarrend zijn veroorzaken stress- meer taken die veel vragen tegelijkertijd moeten vervullen levert stress op. (Feldman pagina 13/14)
3. Leg het begrip probleemgerichte coping uit en geef daarvan een voorbeeld.
Antwoord: een stressvolle situatie te veranderen waardoor die minder stress op roept.
Een voorbeeld: uitstel vragen van een deadline om iets in te leveren.(Feldman pagina 15)
4. Verklaar aan de hand van de begrippen formeel en postformeel denken waarom pubers vaak strengere maatstaven bij hun beoordeling van menselijk handelen aanleggen dan jongvolwassenen.
Antwoord: het postformeel denken van de puber is gebaseerd op formele operaties en logische uitgangspunten en is tamelijk rechtlijnig, de jongvolwassene houdt meer rekening met de complexiteit van een situatie en consequenties van keuzes en is meer relativerend.
(Feldman pagina 19).
5.Leg uit wat de triarchische theorie over de intelligentie inhoudt?
Antwoord: Intelligentie bestaat uit 3 belangrijke componenten:

Componentieel: „slim zijn‟: het vermogen tot redeneren en denken in abstracte termen, tot het scherp analyseren van een probleemstelling en tot het construeren van oplossingen.

Experimenteel: „slim weten te combineren‟: eerder verworven strategieën worden toegepast in een nieuwe situatie. Op een creatieve manier combinaties maken van wat men al weet en dat toepassen in nieuwe situaties.

Contextueel: „slim weten te handelen‟: Alledaagse problemen oplossen, aan de eisen van de dagelijkse realiteit voldoen.
Hoofdstuk 2: Sociale en persoonlijke ontwikkeling tijdens de jongvolwassenheid.

1.Hoe verklaar je het feit dat na de adolescentie het aantal multiraciale vriendschappen van mensen afneemt en geef aan of dit ook bij jezelf of in je omgeving herkent.
Antwoord: bij het ontstaan van vriendschap spelen nabijheid en overeenkomst een belangrijke rol. Mogelijk voelen adolescenten en volwassenen te weinig overeenkomst met iemand van een andere etnische identiteit en komen ze er ook minder mee in aanraking.(Feldman pagina 44).
2. Verklaar vanuit de stimulus-waarde-rol-theorie hoe relaties ontstaan.
Antwoord: een relatie ontwikkelt zich in de volgorde van uiterlijke kenmerken, vervolgens worden overeenkomsten in normen en waarden gevonden en in het derde stadium is de relatie gebaseerd op de specifieke rollen. (Feldman pagina 45).
3. Wat is de kritiek op deze theorie en geef een voorbeeld van een relatie die niet volgens dit patroon verliep?
Antwoord: niet alle relaties volgen dit patroon en er is geen duidelijke reden waarom een relatie volgens dit patroon zou moeten ontstaan. Mensen vinden elkaar ook op grond van dezelfde visie of belangstelling, bijvoorbeeld een gedeelde visie op milieu of politiek. (Feldman pagina 45).
4. Leg uit uit welke componenten de liefde volgens Sternberg bestaat.
Antwoord: intimiteit ( genegenheid, verbondenheid), passie (seks, lichamelijke nabijheid) en beslissing/verbintenis(weten dat men van de ander houdt en dit voor langere tijd in stand willen houden). (Feldman pagina 47).
5. Verklaar het verband tussen de hechtingsstijl in de vroege kinderleeftijd en de invloed daarvan op de partnerrelatie.
Antwoord: Hechtingsstijl (veilig, vermijdend of onveilig) bepalen in belangrijke mate de manier waarop mensen later omgaan met hun partner, vrienden, welk gedrag zij t.o.v. hun relaties vertonen en wat ze van hun relaties verwachten. (Feldman pagina 52, 53).
6.De theorie van Holland vormt de basis voor verschillende beroepskeuzetest. Leg uit wat deze theorie inhoudt en geef 3 voorbeelden waarin je een link legt met deze theorie en een bepaald beroep.
Antwoord: Holland probeert persoonlijkheidstypen van mensen te koppelen aan bepaalde beroepen. Hij onderscheid 6 types, bij ieder type zouden bepaalde beroepen goed passen.
(Feldman pagina 64).
Hoofdstuk 3: lichamelijke en cognitieve ontwikkeling tijdens de middelbare leeftijd.

1.Wat is de invloed van levensstijl op de lichamelijke en cognitieve fitheid tijdens de middelbare leeftijd?
Antwoord: lichaamsbeweging is belangrijk (gaat osteoporose tegen, invloed op lichaamsgewicht, spieren blijven krachtiger), gezonde voeding , niet roken en weinig alcohol gebruiken bevorderen de gezondheid (ongezonde voeding, roken en alcoholgebruik zijn van
invloed op het ontstaan van ziektes) , in beweging blijven en gezond leven blijkt ook van invloed op het psychologisch welbevinden.
(Feldman pagina 77, 80, 81, 92)
2.Leg uit dat de verwachting van vrouwen over de lichamelijke en psychologische gevolgen van de menopauze invloed hebben op hoe zij de menopauze ervaart.
Antwoord: vrouwen die verwachten veel problemen te zullen ondervinden en die een negatief gevoel over de menopauze hebben zullen sneller allerlei symptomen toeschrijven aan de menopauze en daar mogelijk daardoor ook meer last van hebben.
(Feldman pagina 83).
3.Wat zijn de drie belangrijkste gevolgen van stress?
Antwoord: fysiologisch effect, schadelijk gedrag en indirect gezondheidsgerelateerd gedrag
Feldman pagina 89).
4.Verklaar waarom de gekristalliseerde intelligentie bij het ouder worden stabiel blijft of zelfs toeneemt.
Antwoord: omdat gekristalliseerde intelligentie alle informatie, vaardigheden en strategieën bevat die mensen door ervaring hebben geleerd hebben ouderen een groot scala aan mogelijkheden die ze kunnen toepassen bij het oplossen van problemen. (Feldman pagina 97)
5.Verklaar vanuit de theorie over geheugenschema s waarom we ons in een land met een totaal andere cultuur vervreemd of onzeker kunnen voelen.
Antwoord: geheugenschema s zijn georganiseerde eenheden van informatie in ons geheugen die ons helpen om adequaat te kunnen functioneren in verschillende situaties. Met behulp hiervan kunnen we bepaalde sociale gebeurtenissen en situaties interpreteren en weten we hoe we ons daarin kunnen gedragen. In een totaal andere cultuur kunnen deze schema s niet meer werken waardoor we zowel onzeker kunnen zijn over de interpretatie van situaties als onze afstemming daarop. (Feldman pagina 102.
Hoofdstuk 4: Sociale en persoonlijke ontwikkeling tijdens de middelbare leeftijd.

1.Beschrijf kort de 2 visies op de persoonlijke ontwikkeling van volwassenen.
Antwoord: modellen gebaseerd op normatieve crises ( er zijn universele stadia die samenhangen met leeftijdsgebonden crises) en modellen gebaseerd op ingrijpende gebeurtenissen (niet leeftijd op zich maar specifieke gebeurtenissen in het leven zijn bepalend). (Feldman pagina 111)
2. Welke van deze 2 visies spreken je het meest aan en waarom?
Antwoord: onderbouwing van je visie op grond van argumenten uit je persoonlijke leven, omgeving, vrienden, kenmerken van de huidige maatschappij waarbij je voorbeelden kunt gebruiken zoals die in het boek bij beide modellen beschreven staan. (Feldman pagina 111)
3.Noem een paar belangrijke thema s die volgens diverse psychologen in deze leeftijdsfase een rol spelen.
Antwoord: zorg voor de volgende generatie, ouderschap, begeleiden en aanmoedigen van jongere generaties in werk en vrije tijd (Erikson), de betekenis van hun leven achterhalen , tevreden zijn met het leven (Vaillant),accepteren dat het leven eindig is (Gould), de eerste tekenen van ouderdom ontdekken en onder ogen zien dat niet alles meer bereikt kan worden (Levinson). (Feldman pagina 111/112/113)
4.Welke belangrijke persoonlijkheidstrekken lijken gedurende het hele leven relatief stabiel te blijven?
Antwoord: de big five: neuroticisme, extraversie, openheid, vriendelijkheid en gewetensvolheid. (Feldman pagina 117).
5.Leg de term sandwichgeneratie en verklaar met behulp van het begrip stereotype waarom meer vrouwen dan mannen er “last”van kunnen hebben als ze tot deze generatie horen?
Antwoord: mensen die tijdens de middelbare leeftijd zowel de behoeften van hun kinderen als van hun ouder wordende ouders moeten vervullen. Meestal komt deze taak (met name de zorg voor de ouders)op vrouwen neer, soms vanwege het feit dat zij meer beschikbaar zijn, omdat ze niet of part time werken en anderzijds vanuit anderzijds vanuit het stereotype dat vrouwen meer geschikt zijn om te zorgen.(Feldman pagina 124/125)
6.Waarom heeft werkloosheid in deze leeftijdsfase meer negatieve gevolgen dan in een eerdere leeftijdsfase?
Antwoord: mensen die in deze fase werkeloos worden hebben minder perspectief om nog bevredigend werk op hun niveau te vinden (te duur) en hebben last van het leeftijdsdiscriminatie. Werkloosheid heeft gevolgen voor hun gevoel van welbevinden en zelfvertrouwen. Doordat ze meestal een gezin hebben en allerlei financiële verplichtingen zijn aangegaan (hypotheek) kan er angst ontstaan of men zijn leven op dezelfde manier voort kan zetten. (Feldman pagina 132).
Hoofdstuk 5: Lichamelijke en cognitieve ontwikkeling tijdens de ouderdom.

1.Vind je dat reclames (zoals van kleefpasta voor een kunstgebit, tenalady voor urineverlies)) waarbij ouderen als “model”fungeren een vorm van leeftijdsdiscriminatie?
Waarom wel/niet?
Antwoord: betrek in je antwoord of je vindt dat vooroordelen over ouderen een rol spelen in hoe ze in deze reclames worden uitgebeeld en de producten waarvoor ze “gebruikt”worden. Welke vooroordelen dan? Vind je ze negatief of juist niet? (Feldman pagina 146)
2.Wat is het verschil tussen primaire en secundaire veroudering?
Antwoord: primair: veroudering die te maken heeft met genetisch bepaalde universele onomkeerbare veranderingen en secundaire veroudering, veranderingen die het gevolg zijn van levensstijl, ziekte etc. maar die niet onomkeerbaar zijn.(Feldman pagina 149)
3.Welke 2 theorieën geven een verklaring voor het trager worden van mensen?
Antwoord: hypothese van de perifere vertraging en hypothese van de algemene vertraging van de verwerkingssnelheid. Het perifere zenuwstelsel wordt minder efficiënt en daardoor duurt het langer voor informatie de hersenen bereikt. In de tweede verklaring wordt gesteld dat de verwerking van informatie in alle delen van zenuwstelsel minder efficiënt wordt.(Feldman pagina 152)
4.Wat is het verschil tussen dementie en de ziekte van Alzheimer?
Antwoord: dementie omvat verschillende ziekten die gekenmerkt worden door ernstig geheugenverlies en afname van andere geestelijke vermogens. Alzheimer is de meest voorkomende vorm daarvan (Feldman pagina 157)
5.Welke theorieën verklaren het feit dat het lichaam op een bepaald moment af gaat takelen en beschrijf kort wat deze inhouden.
Antwoord: theorie over de genetische voorprogrammering (de genetische code in ons DNA bevat een ingebouwde tijdslimiet waarna reproductie van menselijke cellen niet meer mogelijk is) en de theorie over slijtage (mechanische functies van het lichaam verslijten met het ouder worden) (Feldman pagina 163).
Hoofdstuk 6: Sociale en persoonlijke ontwikkeling tijdens de ouderdom.

1.Leg uit wat de volgende ontwikkelingstaken inhouden:
+ herdefiniëren van het ik versus preoccupatie met de werkrol
+ transcendentie van het ik versus preoccupatie met het ik
Antwoord: herdefiniëren van het ik versus preoccupatie met de werkrol: mensen moeten zichzelf tijdens de ouderdom opnieuw moeten definiëren op een manier die los staat van hun werk of beroep. Transcendentie van het ik: periode waarin ouderen vrede moeten vinden met hun aanstaande dood.(Feldman 181/182)
2. Welke factoren kunnen volgens jou een rol spelen bij het al dan niet goed verlopen van bovenstaande ontwikkelingstaken?
Antwoord: wat betreft de werkrol: hoe belangrijk is werk voor iemand geweest, hoeveel hobby‟s naast het werk, heeft iemand een netwerk om op terug te vallen, hoe flexibel is iemand in het zich aanpassen aan veranderde omstandigheden.
Wat betreft preoccupatie met het ik: hoe kijken ouderen terug op hun leven, zien ze dat als waardevol, hebben ze het idee gedaan te hebben wat ze wilden doen, zijn er kinderen die als het ware hun leven voortzetten. Positief terugkijken kan vrede krijgen met de dood vergemakkelijken. (Feldman pagina 181/182)
3.Er zijn ouderen die uit alle macht proberen de ouderdom tegen te houden. Aan welk gedrag kun je dit persoonlijkheidstype herkennen en hoe wordt dit type in de psychologie genoemd?
Antwoord: het afwerende persoonlijkheidstype. Ouderen die proberen het proces van ouder worden tegen te houden, ze gedragen zich jonger dan ze zijn, ondernemen activiteiten waar ze te oud voor zijn, vermijden leeftijdsgenoten en richten zich in hun contacten op mensen die veel jonger zijn.
(Feldman pagina 183)
4.Leg uit dat de cultuur voor een groot deel bepalend is voor hoe we ouderen bejegenen.
Antwoord: in een cultuur waarin snelheid, mooi zijn, jong en succesvol zijn belangrijke waarden zijn zullen ouderen minder gerespecteerd worden dan in culturen waarin ervaring, en levenswijsheid centraal staan. Ook in culturen die leven in uitgebreide families zullen ouderen beter hun plek blijven houden en er bij blijven horen omdat ze daar ook belangrijke taken kunnen blijven vervullen.
(Feldman 186)
5.Hoe heet de theorie die stelt dat ouderen betrokkenheid met de maatschappij moeten blijven houden om een gevoel van welbevinden te houden en wat houdt deze in?
Antwoord: de activity theorie die stelt dat ouderen gelukkig ouder worden wanneer ze hun hobby s, activiteiten en sociale contacten blijven voortzetten .(Feldman pagina 189)
6. Kijkend naar het stadium van teleurstelling als gevolg van pensionering: hoe zou je iemand uitleggen wat er in dit stadium gebeurt en wat voor tips kun je geven om hier goed mee om te gaan.
Antwoord: het stadium van teleurstelling volgt op de eerste bevrijdende periode (wittebroodsweken) waarin het plezier over niets meer hoeven overheerst. In dit stadium gaan mensen de prikkels, gezelligheid , het zinvol bezig zijn van hun werk missen. Ze hebben soms moeite om bezig te blijven. Tips kunnen zijn: bekijken wat je mist nu je niet meer werkt en hoe je hier op een andere manier weer invulling aan kunt geven, activiteiten zoeken die aansluiten bij wat je in je werk boeide of waar je goed in was. Je oriënteren op wat er allemaal geboden wordt en misschien wel hele nieuwe activiteiten gaan ontplooien, cursussen gaan doen, vrijwilligerswerk doen.(Feldman pagina 198/199)
Hoofdstuk 7: Het einde: dood en sterven.

1.Wanneer spreken we van klinisch dood?
Antwoord: als er geen hartslag en ademhaling meer is.(Feldman pagina 217)
2.Denk je dat een verschil in opvatting over de dood een rol kan spelen bij het accepteren van de eindigheid van het leven?
Antwoord: tot op zekere hoogte kan dit een rol spelen. Culturele en religieuze factoren kunnen invloed hebben, het kan verschil uitmaken of je gelooft dat de dood het begin is van een nieuw leven of dat je denkt dat met de dood alles eindigt. Het kan ook verschil maken of je gelooft in een leven na de dood waarin je al dan niet beloond of gestraft wordt voor wat je met/in je leven gedaan hebt. Er zijn ook culturen/geloven die de doos zien als een verlossing uit het aards bestaan. Al deze factoren kunnen een rol spelen maar zeggen niet perse iets over hoe een individu tegen de dood aankijkt.
3.Kubler Ross onderscheidt 5 fasen in het proces richting sterven: welk gedrag laat iemand zien die in de fase van woede zit en waarom is deze fase zo moeilijk voor de betrokkenen bij het ziekbed.?
Antwoord: in deze fase kan iemand die gaat sterven boos zijn op iedereen, ook op de mensen die hem het meest na staan. Er kunnen heel pijnlijke en kwetsende dingen gezegd worden. Voor de omstanders is dit vaak heel verdrietig en pijnlijk om aan te moeten horen terwijl zij zich inspannen om het voor de zieke zo goed mogelijk te doen. Ze kunnen het ook als onrechtvaardig ervaren. Ook bij hun kunnen dan gevoelens van verdriet of boosheid ontstaan waar ze moeilijk uiting aan kunnen geven omdat ze degene die ernstig ziek is ook willen beschermen en ontzien. Voor omstanders is het boze gedrag ook vaak moeilijk te begrijpen en te plaatsen (Feldman pagina 226).
4.Waarom kunnen uitvaartrituelen belangrijk zijn bij de verwerking van een persoonlijk verlies?
Antwoord: de uitvaart markeert het eindpunt van het leven en vormt een duidelijk afgebakende plaats en tijd waar de mensen die achterblijven hun gevoelens kunnen uiten, nog een laatste eerbetoon aan de overledene kunnen geven, afscheid kunnen nemen en met elkaar het verdriet kunnen delen en elkaar troosten.
(Feldman pagina 237)