• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/32

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

32 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Nous pouvons nous donner rdv au café

We kunnen in het café afspreken

Ils ne peuvent plus voir de frites

Ze kunnen geen patat meer zien

Pouvez-vous me montrer ça sur le plan ?

Kunt u mij dat op de plattegrond latten zien?

Je ne connais pas cet endroit

Ik ben hier niet bekend

J'ai perdu mon chemin, pouvez-vous m'aider ?

Ik ben de weg kwijt, kunt u mij helpen?

Pouvez-vous me montrer sur la carte où nous sommes ?

Kunt u mij op de plattegrond laten zien waar we zijn?

Ça je ne sais pas, je ne connais pas cet endroit

Dat weet ik niet, ik ben hier niet bekend

Il veut nous attendre ici

Hij wil hier op ons wachten

L'hôtel n'est pas loin d'ici

Het hotel is niet ver weg van hier

Savez-vous quelle heure il est ?

Weet u hoe laat het is?

Il est 15h15

Het is kwart over drie

Il est 18h45

Het is kwart voor zeven

Il est 14h20

Het is tien voor half drie

Il est 8h38

Het is acht over half negen

Nous nous voyons à 7h

We zien elkaar om zeven uur

Il lit un article intéressant

Hij leest een interessant artikel

Elle se promène tous les jours parce que c'est sain

Ze wandelt elke dag omdat het gezond is

Elle se demande s'il vient en train

Ze vraagt zich af of hij met de trein komt

Nous faisons du vélo parce que nous n'aimons pas nous promener

We fietsen omdat we niet graag wandelen

Il demande si je fais du vélo tous les jours

Hij vraagt of ik elke dag fiets

Pourquoi tu n'arrête pas la danse ?

Waarom stop je niet met dansen?

Je me demande si le club de lecture est nécessaire. Tu ne peux pas juste lire à la maison à la place ?

Ik vraag me af of de leesclub nodig is. Lezen kan je toch ook thuis?

J'aime jouer au foot parce que je suis sportive

Ik houd van voetballen omdat ik sportief ben

Pourquoi n'as-tu pas le temps ?

Waarom heb je geen tijd?

Je me demande si elle aime bien la musique

Ik vraag me af of ze van muziek houdt

J'ai une pause à 2h

Ik heb pauze om twee uur

Dans dix jours, j'ai trois semaines de vacance

Over tien dagen heb ik drie weken vakantie

Le matin, il va toujours faire son jogging

Hij gaat 's morgens altijd joggen

Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui ?

Wat gaan we vandaag doen?

Tu as le temps ce soir ?

Heb je vanavond tijd?

Je ne vais rien faire aujourd'hui

Ik ga vandaag niets doen

Pouvez-vous venir au café coin de la rue ?

Kunnen jullie naar het café op de hoek komen?