• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/14

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

14 Cards in this Set

  • Front
  • Back

4.8 Het werkgeheugenmodel



Naast het geval H.M" met een bewaard kortetermijngeheugen en een ernstig verstoord langetermijngeheugen, werd ook het omgekeerde klinisch bewijs voor een onderscheid tussen ……... geleverd.


korte- en langetermijngeheugen geleverd.



Shallice en Warrington (1970) meldden het geval van een patiënt met een laesie in de perisylviaanse regio van de linkerhemisfeer.



Deze patiënt beschikte over een geheugenspan van slechts twee items en vertoonde een zeer beperkt recency-effect op een vrije herinneringstaak.



Nochtans beschikte de patiënt over een normaal langetermijngeheugen en bleek zijn ernstig verstoord kortetermijngeheugen geen bijzonder grote handicap voor zijn dagelijkse bezigheden.



Deze bevinding was min of meer in strijd met het belang dat aan het

kortetermijngeheugen werd gehecht in het geheugenmodel van Atkinson en Shiffrin (1968) en gaf mede aanleiding tot de herziening van het kortetermijngeheugen al een unitaire geheugenbewaarplaats.

Een meer uitgewerkt model van het kortetermijngeheugen vinden we in het werkge­heugenmodel van


Baddeley en Hitch (1974).



het kortetermijngeheugen vinden we in het werkge­heugenmodel van Baddeley en Hitch (1974).



De kortetermijngeheugenbewaarplaats wordt hier niet langer als één ondeelbaar systeem gezien, maar als

een alliantie van tijdelijke opslagsystemen gecoördineerd door een aandachtsbepaald centraal controlesys­teem of 'centrale uitvoerder ' (Baddeley, 1984).



Naast de centrale uitvoerder worden twee opslagsystemen gedefinieerd :

-de articulatorische lus en


-het visuospatiële werkblad (Figuur 4.5 .).



De meeste mentale activiteiten worden verricht door de centrale uitvoerder die fungeert als een verbinding tussen het langetermijngeheugen en de slaafsystemen.



Figuur 4.5. Een overzicht van het werkgeheugen in het gehele geheugenmodel.



Wanneer nodig kunnen bepaalde soorten informatie naar één van de gespecialiseerde opslagsystemen worden verplaatst.



De slaafsystemen hebben het vermogen om

een bepaald soort van informatie tijdelijk op te slaan en actief te onderhouden.



-Het visuospa­tieel werkblad is gespecialiseerd in …..



-De articulatorische lus is een systeem van …..



-Het visuospa­tieel werkblad is gespecialiseerd in de manipulatie van visuele of spatiële informatie en wordt geassocieerd met een aantal structuren in de rechterhemisfeer (Farah, 1988 ; Jonides, 1993).



-De articulatorische lus is een systeem van beperkte capaciteit dat een kleine hoeveelheid van fonetische informatie door middel van een articulatorisch herha­lingsproces kan vasthouden.



Patiënten met een disfunctionele fonetische geheugenbuffer blijken typisch laesies in de linker perisylviaanse regio te vertonen, meer bepaald ter hoogte van

de gyrus supramarginalis. Deze bevindingen worden ook door PET-onder­ zoek ondersteund (Paulesu, Frith & Frackowiak, 1993).



De centrale uitvoerder heeft wat voor taken?



s


c


a



een selecterende,


coördinerende en


aandachtscontrolerende taak.



De centrale uitvoerder wordt daarom ook sterk geassocieerd met de werking van de frontale lobben. Beschadi­ging van de frontale regio leidt tot het zogenaamde dysexecutief syndroom (Baddeley, 1986 ; Baddeley & Wilson , 1988 ; zie het hoofdstuk 'Executieve functies').


De centrale uitvoerder wordt daarom ook sterk geassocieerd met de werking van de frontale lobben. Beschadi­ging van de frontale regio leidt tot het zogenaamde

dysexecutief syndroom (Baddeley, 1986 ; Baddeley & Wilson , 1988 ; zie het hoofdstuk 'Executieve functies').



Rekening houdend met de beperkte capaciteit van het kortetermijngeheugen volgt voor het concept werkgeheugen een belangrijke veronderstelling :

hoe meer open plaatsen er bezet worden voor de passieve bewaring van informatie, hoe minder mentaal werk er in het werkgeheugen kan plaatsvinden.



'hoe meer open plaatsen er bezet worden voor de passieve bewaring van informatie, hoe minder mentaal werk er in het werkgeheugen kan plaatsvinden'.



Deze hypothese werd onderzocht door Baddeley en Hitch (l974) in een reeks van experimenten waarbij de proefpersonen de opdracht kregen een korte lijst van items in het geheugen te houden terwijl ze tegelijkertijd een mentale taak uitvoerden. De proefpersonen presteerden duidelijk

veel trager dan een controle­ groep die eenzelfde mentale taak zonder geheugen balast uitvoerde .



Deze bevindingen zijn consistent met het idee dat de geheugentaak een hoeveelheid bewaarruimte van het beperkte kortetermijngeheugen bezet die anders voor probleemoplossend werk wordt gebruikt.

Deze bevindingen zijn consistent met het idee dat de geheugentaak ….

een hoeveelheid bewaarruimte van het beperkte kortetermijngeheugen bezet die anders voor probleemoplossend werk wordt gebruikt.