• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/22

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

22 Cards in this Set

  • Front
  • Back

4.13 Organisatie van de kennis in het langetermijngeheugen



De indeling van het langetermijngeheugen leert ons weinig over de manier waarop de informatie wordt opgeslagen. Eerst en vooral kunnen we ons afvragen op welke manier informatie in het langetermijngeheugen wordt voorgesteld.



Ten tweede dienen we ons te bezinnen over de vraag hoe informatie in het langetermijngeheugen is georganiseerd.



Wanneer we ons vragen stellen over de aard van de voorstelling, dan verwijzen we naar de relatie tussen

het geheugen poor enerzijds en de originele zintuiglijke ervaring waarop dat geheugenspoor is gebaseerd anderzijds.



Stel dat iemand u de volgende feitelijke uit praak toevertrouwt : "Hij bracht haar van die onsmakelijke zaak op de hoogte." We kunnen ons afvragen wat hiervan in het langetermijngeheugen wordt opgenomen?



Bewaren we de letterlijke formulering van de zin zoals een bandopnemer of nemen we enkel de onderliggende betekenis zonder de exacte frasering in ons op ?



Introspectie, maar ook experimenteel onderzoek toont aan dat vooral

dit laatste het geval is (Sachs, 1967).



Ook vanuit functioneel oogpunt is het de meest zinvolle werkwijze.



Het is de betekenis van de uitspraken en niet de exacte formulering die ons toelaat

effectief met de omgeving te interageren.



Dit neemt uiteraard niet weg dat, indien gewenst of noodzakel ijk, de exacte formulering kan worden opgeslagen.



Spreekwoorden, gedichten, liedjes, proza, Clint 'Dirty Harry' Eastwoods "Make my day,... punk" kunnen woord voor woord worden opgeslagen aangezien zij een specifieke betekenis hebben.

Wanneer we van verbale informatie meestal de betekenis opslaan maar niet de exacte bewoordingen, hoe zit het dan met visuele informatie ?


Visuele beelden worden frequent in ons denken gebruikt, vooral wanneer spatiële kenmerken vaneen situatie of gebeurtenis aan bod komen.



Wanneer u zich het gezicht van een bekende wil herinneren, zult u een visuele afbeelding van de betrokkene voor de geest trachten te halen.



Is deze visuele informatie fundamenteel verschillend van ons geheugen voor verbale informatie ?



De propositionele theorie stelt...

De propositionele theorie stelt van niet.



Volgens deze theorie worden zowel visuele als verbale herinneringen opgeslagen als een set van proposities of elementaire eenheden van betekenisvolle informatie (Anderson, 1985).



Deze proposities hoeven niet noodzakelijk een verbaal karakter te dragen maar kunnen wel in een verbale code worden omgezet.



Volgens de analoge theorie daaren tegen zijn visuele herinneringen

fundamenteel ver­schillend van verbale herinneringen.



Deze theorie stelt dat de visuele informatie opgesla­gen wordt op een manier die de spatiële organisatie van de originele scène bewaart.



Een visuele herinnering produceert bijgevolg een functioneel equivalent of analoog van de originele afbeelding.

Hoewel een visuele herinnering nooit een exacte kopie is van de originele waarneming, stelt de analoge theorie dat

het visuele herinneringsbeeld wordt opgeslagen onder een vorm die men op een gelijkaardige wijze mentaal zal inspecteren als een reële afbeelding.



Onderzoek toont in elk geval aan dat visuele geheugeninformatie een sterk spatieel karakter draagt waarbij proefpersonen meer tijd nodig hebben voor het verbinden van steeds verder van elkaar gelegen objecten in een mentale kaart vergelijk­ baar met de reële spatiële afstand op de originele afbeelding (Kosslyn, 1973).



Deze vaststellingen pleiten in elk geval voor een sterke visuospatiële component van bepaalde geheugen in houden.



Bovendien suggereert neuropsychologisch onderzoek dat de hersen­
areas die essentieel -zijn voor normale visuele perceptie al even noodzakeijk zijn voor


de reconstrüctie van visuele herinneringen.



Patiënten met een selectieve hersenbeschadi­ging die bepaalde aspecten van hun visuele waarneming verloren, bleken sterk vergelijk­ bare visuele geheugendeficits te vertonen (Farah, 1989a).

Functioneel beeldonderzoek heeft aangeroond dat de corticale areas die worden geactiveerd gedurende visuele perceptie ook worden geactiveerd wanneer

de proefpersoon wordt gevraagd een mentaal beeld van een object op te roepen (Farah, 1989b).

De hypothesen rond de conceptvorming van het langetermijngeheugen zijn vooral de vrucht van het onderzoek rond artificiële intelligentie en concrefüeren zich in een tweetal modellen.



Om een uitspraak te kunnen begrijpen dient men te beschikken over

een mentale voorstelling van de begrippen of concepten die in deze uitspraak worden gebruikt.



Concepten vormen de basis om objecten en gebeurtenissen te categoriseren en te begrijpen, en vormen de eenheden van iemands globale begrip van de wereld.

In de cognitieve psychologie wordt algemeen de term schema gebruikt om te verwijzen naar

de mentale voorstelling van een concept.



De vraag kan nu worden gesteld hoe de schema's van ons langetermijngeheugen worden beschreven.



Met andere woorden , hoe wordt declaratieve informatie in bet langetermijngeheugen bewaard en waaraan kan zij haar betekenis ontlenen ?



Er zijn twee theorieën:



K


P


-De kenmerktheorie


stelt dat een concept gedefinieerd wordt door


een verzameling van kenmerken.


Deze kenmerken beschrijven de attributen van een object.



-De prototypetheorie


gaat uit van een holistische voorstelling is van een typisch of gemiddeld lid van een bepaalde categorie.


De kenmerktheorie



De kenmerktheorie stelt dat een concept gedefinieerd wordt door

een verzameling van kenmerken.



Deze kenmerken beschrijven de attributen van een object. Zo wordt het concept 'vogel' om chreven door middel van een set van kenmerken zoals 'kan vliegen', 'heeft vleugels', 'legt eieren'.


De combinatie van de semantische kenmer­ken van een object bepalen zijn betekenis.



Een probleem van deze theorie is dat het moeilijk of onmogelijk is om een lijst van kenmerken op te maken die op unieke en volledige wijze een categorie definieert. Pinguïns kunnen niet vliegen en ook een geslachte en gepluimde kip wordt nog altijd als een vogel herkend . Bovendien zijn er ook andere eierleggende of vliegende dieren die duidelijk geen vogels zijn. Dit soepel gebruik van kenmerken in conceptuele afbakeni ng kan de kerunerkhypothese moeilijk verklaren.




De prototypetheorie



De alternatieve prototypetheorie stelt dat een schema niet wordt opgebouwd door een lijst van specifieke kenmerken , maar dat

een schema veeleer een holistische voorstelling is van een typisch of gemiddeld lid van een bepaalde categorie.



Wanneer men zich een vogel tracht voor te stellen, zal men zich zelden een pinguïn of struisvogel voor de geest halen, maar is de kans groter dat de voorstelling meer zal lijken op een mus of een roodborstje die als meer typische vertegenwoordigers van de categorie vogels worden beschouwd.



Afbeeldingen van meer prototypische vogels blijken ook sneller te worden herkend dan afbeeldingen van niet-prototypische vogels omdat de afstand met het prototypische voorbeeld verschillend is (Rosch, 1973 ; Casey, 1992).



Hoewel het debat tussen kenmerk- en prototypetheorie nog niet is opgelost, blijken beide theorieën niet helemaal onverzoenbaar.

Om efficiënt te kunnen worden opgehaald , moet de informatie in het langetermijnge­ heugen op een bepaalde manier worden georganiseerd .



Een manier om betekenisvolle verbanden tussen woorden te leggen is door gebruik te maken van

associaties, of relaties tussen deze woorden.



Een dergelijk model dat bestaat uit onderling verbonden concepten, noemen we een netwerkmodel van het langetermijngeheugen.



Volgens dit model is het langetermijngeheugen te beschouwen als een soort van

woordenboek georganiseerd naar betekenis in plaats van naar alfabet.



Het menselijk kennis reservoir wordt hier beschouwd als een uitgebreid netwerk van mentale concepten die associatief met elkaar verbonden zijn. Figuur 4.9. illustreert een dergelijk model.

In hun schema variëren Collins en Loftus (1975) de afstand tussen twee concepten om de sterkte van de associatie weer te geven. Hoe kleiner de afstand tussen twee concepten, hoe sterker ze met elkaar zijn geassocieerd.



Op deze manier bevat dit model ook het idee dat

de gebruikelijke eigenschappen van objecten de basis voor hun onderliggende associatie vormen. Het patroon van verbanden van een bepaald concept met de andere concepten kan worden gebruikt als een definitie van het concept.



Dit wil zeggen dat het concept gedefinieerd wordt door zijn verbanden met andere concepten zoals een woord uit het woordenboek gedefinieerd wordt met andere woorden uit het boek.



Het netwerk levert definities voor zijn concepten door het leggen van verbanden met de andere concepten.



Hierbij mogen we niet uit het oog verliezen dat een woord iets heel anders is dan een concept. Men neemt aan dat de algemene kennis over de concepten in

het semantisch geheugen verblijft.



Woorden zijn slechts afgesproken betekenaars voor de concepten die in een apart deel van het geheugen, het lexicon worden bewaard . Men kan immers perfect aan iet of iemand denken en toch niet op de juiste naam van het object of de persoon komen (cfr. ook afasie).



Bovendien kan eenzelfde concept met verschillende lexicale betekenaars worden aangeduid (bijvoor­beeld : wagen/auto/'tu utu ut' ; vogel/bird/oiseau).



Elk woord is verbonden met zijn con­cept, maar het zijn de concepten zelf die

op betekenisvolle wijze in het langetermijnge­ heugen voorgesteld worden , dankzij hun relaties en associaties met andere concepten .

Vanuit klinische hoek wordt een dergelijke organisatie van het semantisch kennissys­teem ondersteund.



In de literatuur werd een aantal patiënten beschreven met een relatief geïsoleerde aantasting van het semantisch geheugen (Wanington, 1975 ; Hodges et al" 1992).



Deze patiënten vertoonden een normaal episodisch geheugen, normaal syntactisch en fonologisch taalgebruik en een algemeen bewaarde cognitie.



Ze bleken evenwel ernstig gestoord op taken die afhankelijk waren van semantische kennis, zoals het benoemen van objecten , het sorteren van verbale begrippen met hun afbeeldingen, het sorteren van semantisch verwante objecten, het onderscheiden van bestaande en onbestaande objecten, het beantwoorden van vragen als 'i het een vogel ?' of 'is het zwaar ?' ten aanzien van getoonde afbeeldingen of woorden.



Deze gedragscluster werd semantische dementie gedoopt en wordt waargenomen bij

degeneratieve aandoeningen waarbij vooral de (linker) temporale lob is betrokken.



Bovendien bleek dat bepaalde aspecten van het semantisch geheugen in verhouding ernstiger getroffen kunnen zijn dan andere, wat een licht kan werpen op de interne organisatie van de semantische kennis in de hersenen .



Sommige patiënten bleken zelfs categoriespecifieke semantische geheugenstoornissen te vertonen . Er werden enkele gevallen beschreven met een multimodale semantische geheugen toornis voor levende dingen (dieren en planten) (Wanington & Shallice, 1984). Ook het andere geval, een uitzonderlijk zwakke kennis voor niet-levende objecten, werd beschreven (Tippett, Glosser & Farah, 1996).



De semantische geheugenstoornis betreft zowel de visuele, talige als ander -modale kennis van de categorieën en blijkt geassoci­eerd met (linker) temporale schade.

Sommige patiënten bleken zelfs categoriespecifieke semantische geheugenstoornissen te vertonen . Er werden enkele gevallen beschreven met een multimodale semantische geheugenstoornis voor levende dingen (dieren en planten) (Wanington & Shallice, 1984).



Ook het andere geval, een uitzonderlijk zwakke kennis voor niet-levende objecten, werd beschreven (Tippett, Glosser & Farah, 1996).



De semantische geheugenstoornis betreft zowel de visuele, talige als ander -modale kennis van de categorieën en blijkt geassoci­eerd met (linker) temporale schade.