• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/31

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

31 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Geschiedenis:



• Hippocrates (400 v. Chr.):
• Grieken en Romeinen:
• René Descartes (1596 – 1650):
• Frans Joseph Gall (1758 – 1828):


• Hippocrates (400 v. Chr.): Afwijkend gedrag en gevoel komt voor uit de werking van de hersenen
• Grieken en Romeinen: Lichaam bestaat uit de elementen, water, aarde, vuur en lucht. Verschijnselen werden toegeschreven aan de goden. (Claudius Galenus, 129 - 217)
• René Descartes (1596 – 1650): Ziel is een ongedeelde zelfstandige maar immateriële eenheid. Descartes lokaliseerde de geest in de pijnappelklier/epifyse.
• Frans Joseph Gall (1758 – 1828): Mentale organen liggen in de grijze schors van de hersenen. Opvattingen van Gall waren aanleiding voor Frenologie.

Clinicoanatomische methode:



Uitvalsverschijnselen onderzoeken van patiënten met

hersenletsel:



Bijvoorbeeld voor taal, geheugen of waarneming. Na overlijden van de patiënt werd de plaats van de laesie (beschadiging) gekoppeld aan de functionele stoornis.

1.2 Celtheorie



Hippocrates en Plato lokaliseerden de geest in de hersenen, de hersenventrikels (holtes) die cellen genoemd werden. Aristoteles lokaliseerde de geest in het hart. De geest (in de hersenen) had verschillende functies:



• In de eerste cel ….
• In de tweede cel ….
• De derde cel …...



• In de eerste cel kwam de informatie uit verschillende zintuigen binnen (sensus communis), de verenigde zintuigen.
• In de tweede cel werd het beeld geïnterpreteerd (een psychologische representatie)
• De derde cel is voor het opslaan van de beelden (memorial geheugen)

De cel theorie is tot op de dag van vandaag de basis voor de cognitieve psychologie.



2 kenmerken:



Een wezenlijk kenmerk is dat het om ….


Een ander kenmerk is dat….


een algemeen systeem van informatie verwerking gaat. De geest kan alle informatie verwerken, er zijn geen aparte functies voor visuele auditieve beelden, muziek, taal en onthouden van kennis of gebeurtenissen.



Een ander kenmerk is dat het om een opvatting gaat van de geest van iedereen. Ze gaat niet in op individuele verschillen. Ook dit aspect zien we vandaag nog terug.

Fysiognomie:

Interpretatie van het gelaat.



Je uiterlijk wordt gezien als reflectie van iemands karakter (Aristoteles). Lavater (1741 – 1801) sloot zich hierbij aan. Hij ontwikkelde een karakterkunde op basis van traditionele beelden →Ronde, magere, krachtige of gespierde gelaat.

De Fysiognomie van Lavater (1741 – 1801) zette Gall aan tot ontwikkeling van:

Frenologie.


1.3 Descartes: De ongedeelde geest



Descartes was van mening dat de mens in tweeën kon worden opgedeeld:



1) Het lichaam (res extensa)
2) De geest (res cogitans) = De bestuurder.



Via zenuwen komen vanuit hele lichaam berichten over de buitenwereld binnen. Met behulp herinneringen wordt informatie teruggestuurd en beweegt het lichaam (tegenwoordig noemen we dit een reflex).



De geest was niet van materie en nam dus ook geen ruimte in. Maar hij werd wel op een speciale plaats gelokaliseerd: in de pijnappelklier/epifyse.

Gall echter beweerde dat de geest niet in de binnenkant van de hersenen gelegen was , maar….

aan de buitenkant.

Fysiognomie was hip, maar Gall geloofde er niet in dat gedrag aan iemands gelaat was af te lezen. Hij introduceerde iets heel anders, iets revolutionairs:

De frenologie.


1.4 Gall en het lokalisatievraagstuk



Gedrag was dus het gevolg van de werking van de hersenen (niet van fysiognomie). Bouw en functie van de hersenen kregen nadruk, dit resulteerde later in de frenologie.



Belangrijke punten:


• Volgens Gall was de Cortex cruciaal, de buitenkant van de hersenen.
• Bepaalde functies hadden volgens Gall een specifieke locatie. Dit was nieuw. Hetbwas een bereik met het oude idee van een ziel en een ongedeelde geest.



De nieuw ontwikkelde psychologie werd organologie/kraniologie (schedelleer) genoemd. Uitgangspunten:
• Psychologische functies zijn aangeboren (verklaart verschil in aanleg)


De nieuw ontwikkelde psychologie werd organologie/kraniologie (schedelleer) genoemd.



Uitgangspunten:


• Psychologische functies zijn aangeboren (verklaart verschil in aanleg)
• Alle functies zijn eigenstandig orgaan
• Functies zitten in de cortex (niet in het midden van de hersenen)
• Er zijn onafhankelijke functies →Hoe beter de functie, hoe groter de omvang in de hersenen.




Hij ging er van uit dat de aanleg dan ook zichtbaar zou zijn aan de hand van de omvang van het orgaan. De schedel zou op die plek een knobbel vertonen.

Voor de kerk was de opvatting van Gall onacceptabel. zijn ideeën kwamen er niet doorheen.



Jean Pierrre Flourens speelde hierbij een rol:

Hij bracht laesies aan bij duiven en stelde dat het niet ging om de plaats van de laesie, maar om de omvang van de beschadiging.



Karl Lashley was het hier ook mee eens.

1.5 Clinicoanatomische methode



De werkwijze om de lokalisatie ideeen te toetsen door bij patienten met een focaal hersenletsel de specifieke uitvalsverschijnselen in kaart te brengen werd de ………..genoemd.


clinicoanatomische methode genoemd.

Broca bewees dat taal in voorste deel hersenen zat door zijn patiënt ‘Tan’.



Niet taal als geheel maar


alleen het mechanisme om woorden uit te spreken.



Het gaat niet om taal in zijn geheel, maar alleen het mechanisme om sequenties uit te spreken. Sequenties van klanken die passen bij een woord.



Daarna meende hij na onderzoek dat spreken in

de linkerhersenhelft zit.



Dit was nieuw, de opvatting was dat organen met dezelfde vorm, eenzelfde functie hadden (rechterhemisfeer zou dan gelijk moeten zijn aan de linker).

In Frankrijk was Jean Martin Charcot een aanhanger van de clinicoanatomische methode.. Ook hij geloofde sterk in het lokaliseren van specifieke centra in de hersenen.



Hij heeft veel nieuwe ziektebeelden beschreven:

-Multiple sclerose (MS)


-Amyotrofe laterale sclerose (ALS)


-Syndroom va Gille de la Tourette (leerling van Charcat)


-Verbetering van beschrijving klinische beels parkinson


Er zijn meerdere deelfuncties voor taal



Wernicke beweerde dat

er een apart centrum was voor herkennen woordbeelden.


at centrum lokaliseerde hij in de temporaalkwab omdat dat het eindpunt was van de gehoorbaan.




Tussen het woordbegripcentrum (wernicke) en het woordproductiecentrum (Broca) loopt een verbindingsbaan. Laesies kunnen ontstaan door storing in de centra of door een storing in de verbindingsbaan tussen de centra = disconnectie.


Tussen het woordbegripcentrum (wernicke) en het woordproductiecentrum (Broca) loopt een verbindingsbaan.



Er kan dus een stoornis ontstaan door een Laesie

tussen deze twee centra.



Maw: storing in de centra of door een storing in de verbindingsbaan tussen de centra = disconnectie.

Empirisme (of associationsme):


Gelooft niet in aangeboren eigenschappen en kennis (Locke).



Alles wordt aangeleerd door associatie.


Lokalisatiefunctie vs. Lokalisatiestoornis



Plaats van een laesie met specifieke uitval niet verwarren met

plaats functie.



Niet vergissen in deze twee.



Fout: Als ik iets weg haal en er verandert wat, er dan vanuit gaan dat bij de verandering het probleem ligt. Lokalisatie van een functie onderscheiden van de lokalisatie van een functiestoornis.


Fout: Als ik iets weg haal en er verandert wat, er dan vanuit gaan dat

bij de verandering het probleem ligt.



Lokalisatie van een functie onderscheiden van de lokalisatie van een functiestoornis.

1.6 Holisme



Is het niet eens met


de lokalisatiebeweging.



Volgens Pierre Marie zijn er ook geen verschillende vormen van bijvoorbeeld taalstoornissen. Er is maar één stoornis. Hij stelt dat Broca afasie niet bestaat maar dat je een probleem hebt met de articulatie.


Volgens Pierre Marie zijn er ook geen verschillende vormen van bijvoorbeeld taalstoornissen.



Er is maar één stoornis. Hij stelt dat Broca afasie niet bestaat maar dat

je een probleem hebt met de articulatie.

Volgens Freud die een verhandeling schreef over afasie werken

Hersengebieden samen bij een bepaalde functie.



Er zijn geen zelfstandige centra maar gebieden met overlap en samenhang. Hij werd er niet populairder mee.

Gestaltbeweging:


Geheel is meer dan de delen.



Een aanganger was een leerling van Wernicke: Kurt Goldstein.
• Abstracte attitude: Goed functioneren van de hersenen is belangrijk om binnenkomende stimuli te reflecteren in plaats van gelijk te reageren.



In Engeland was Henry head, een volgeling van Hughlings-Jackson erg tegen lokalisationisten. Hij noem,de ze diagram makers. Maar toch, echt een alternatief was er niet.


Een aanganger van de Gestaltbeweging was een leerling van Wernicke: Kurt Goldstein.



Hij sprak van:
• Abstracte attitude:

Goed functioneren van de hersenen is belangrijk om binnenkomende stimuli te reflecteren in plaats van gelijk te reageren.



In Engeland was Henry head, een volgeling van Hughlings-Jackson erg tegen lokalisationisten. Hij noem,de ze diagram makers. Maar toch, echt een alternatief was er niet. Enige specialisatie was nu eenmaal duidelijk aanwezig.

Wie bracht de balans tussen Holisme en de lokalisatorische beweging?

Aleksandr Luria.

Holisme



Rond 1900 begon zich in heel Europa verzet af te tekenen tegen de lokalisatiebeweging. In Oostenrijk schreef het later zo beroemde Freud in 1891 een zeer kritische verhandeling, Uber Aphasie, gericht tegen de centra benadering van Wernicke.



Een andere leerling van Wernicke was


Kurt Goldstein. Tijdens zijn leerfase kwam ook de gestaltbeweging (het geheel is meer dan de delen) sterk op in Duitsland.

Goldstein betoogde dat een goed functioneren van de hersenen vooral van belang was om te kunnen reflecteren op binnenkomende stimuli, in plaats van direct daarop te reageren.



Hoewel de wetenschappers die pleitten tegen het lokalisationisme niet ten onrechte waarschuwden voor een al te grote simplificatie, stelden ze

er nauwelijks een overtuigend alternatief tegenover.

Luria: een globaal model



Luria zocht een evenwicht tussen holistische en lokalisationistische opvattingen.



Hij vatte de hersenen-als-geheel op als


een complex functioneel systeem, waarbinnen diverse subsystemen een eigen bijdrage aan de gezamenlijke activiteit leveren.



Subsystemen ontstaan volgens Luria door interacties tijdens de ontwikkeling, en veranderen ten gevolge van leerprocessen.



Het systeem is buitengewoon flexibel en adaptief. Luria vatte de functionele architectuur van de hersenen dan ook samen aan de hand van drie globale indelingen:
1. Drie voortdurend interacterende functionele eenheden (units). Activatie, input en output.
2. Drie hiërarchisch geordende niveaus van verwerking, gerelateerd aan primaire, secundaire en tertiaire ‘zones’ in de hersenen.
3. Gedrag dat wel of niet gereguleerd wordt door taalprocessen, gerelateerd aan respectievelijk de linker- en de rechterhemisfeer.


Het systeem is buitengewoon flexibel en adaptief. Luria vatte de functionele architectuur van de hersenen dan ook samen aan de hand van drie globale indelingen:



1


2


3


1. Drie voortdurend interacterende functionele eenheden (units). Activatie, input en output.
2. Drie hiërarchisch geordende niveaus van verwerking, gerelateerd aan primaire, secundaire en tertiaire ‘zones’ in de hersenen.
3. Gedrag dat wel of niet gereguleerd wordt door taalprocessen, gerelateerd aan respectievelijk de linker- en de rechterhemisfeer.