• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/21

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

21 Cards in this Set

  • Front
  • Back
H2.1 Verbale en non-verbale communicatie

Communicatie=
bewust of onbewust uitwisselen van gedachten, meningen en gevoelens.
Is kernbegrip van groepsdynamica ; zodra gedachten wisselen en meningen ontstaat groep
Wanneer communiceren stopt; houdt groep op te bestaan.
Soorten communicatie:

Verbaal = mondeling, schriftelijk of elektronisch
Wanneer comm zakelijker wordt; gaat om inhoud, woorden winnen aan betekenis
Non-verbaal = boodschap weergeven met gebaren, variaties in stem, gezichtsuitdrukking, houding of positie in de ruimte. Functies non-verbaal:
-Aangeven relatie tot gesprekspartner
-Ondersteunen verbale comm of vult die aan
-Reguleren van de interactie; dmv signalen geven gesprekspartners aan of ze zijn uitgesproken, door willen praten of dat ze reactie willen

Wanneer mensen elkaar kunnen waarnemen, gaat verbale comm gepaard met non-verbale

Elk bericht 2 aspecten:
1) inhoudsaspect; de letterlijke mededeling
2) Betrekkingsaspect; geven sprekers aan hoe relatie opvatten tot luisteraar(vriendschappelijk, autoritair, gelijkwaardig enz)
Verbaal
Nonverbaal
Elk bericht heeft 2 aspecten:
1) inhoudsaspect; de letterlijke mededeling
2) Betrekkingsaspect; geven sprekers aan hoe relatie opvatten tot luisteraar(vriendschappelijk, autoritair, gelijkwaardig enz)
Functies van non-verbale communicatie.
• Non verbale communicatie reguleert de interactie.
• Ze ondersteund de verbale communicatie of vult ze aan.
• Geeft de relatie m.b.t. de ander aan.
• Geeft kracht bij aan de boodschap

reguleren de interactie.
Wanneer praat de ander? Wanneer jij? Ben je geinteresseert? Etc.
H2.2 Het communicatieproces.

Communicatieproces
Je hebt het volgende schema:
Zender – Coderen – Boodschap – Decoderen – Ontvanger – Feedback

- Zender- maakt iets kenbaar
– Coderen –mDegene waar de boodschap heen gaat
- Boodschap – wat er gecommuniceerd wordt
– Decoderen – hoe het aan komt, begrepen wordt.
Ontvanger – degene waar de boodschap aankomt
Feedback – de reactie waaraan we kunnen zien hoe de boodschap is aangekomen.
Zender – Coderen – Boodschap – Decoderen – Ontvanger – Feedback
- Zender- maakt iets kenbaar
– Coderen –mDegene waar de boodschap heen gaat
- Boodschap – wat er gecommuniceerd wordt
– Decoderen – hoe het aan komt, begrepen wordt.
Ontvanger – degene waar de boodschap aankomt
Feedback – de reactie waaraan we kunnen zien hoe de boodschap is aangekomen.
Effectieve communicatie:
Als er overeenstemming is tussen de gecommuniceerde boodschap en de match hoe die is aangekomen. Er wordt begrepen wart bedoelt.
Interpersoonlijke theorie: Roos van Leary.
De roos van leary kijkt naar het betrekkingsniveau van de communicatie.

Het gaat om welke aspecten?
de relatie aspecten tussen de leden van een groep en wordt weergegeven dm van assen.

Vriendelijkheid Vs vijandigheid.
Dominantie vs onderdanigheid.
Interpersoonlijke theorie van Leary (Roos van leary) =
Manier om communicatieproces in kaart te brengen. Beschrijft relatieaspecten tussen leden v/e groep

Alle interacties weergegeven op 2 assen:
1) relatieve vriendelijkheid (samen) of vijandigheid (tegen); reactie is symmetrisch; vriendelijk op vriendelijk en vijandigheid roept vijandigheid op

2) relatieve dominantie (boven) of onderdanigheid (onder); reactie is complementair: dominantie roept onderdanigheid op en andersom
H2.3 Open vs belemmerende communicatie

Gradaties in openheid van communicatie.
1. Boodschap is duidelijk voor zender en ontvanger.
2. Boodschap is duidelijk voor zender en ontvanger ondanks verhullend taalgebruik.
3. Boodschap is duidelijk maar er ontstaat een vertekening of er treed een selectie op bij de ontvanger.
4. Boodschap is onduidelijk voor de zender maar onduidelijk voor de ontvanger
5. Boodschap wordt bewust door de zender vervormd of verborgen gehouden.
6. De boodschap is onduidelijk voor de zender en voor de ontvanger.
1. Boodschap is duidelijk voor zender en ontvanger.
2. Boodschap is duidelijk voor zender en ontvanger ondanks verhullend taalgebruik.
3. Boodschap is duidelijk maar er ontstaat een vertekening of er treed een selectie op bij de ontvanger.
4. Boodschap is onduidelijk voor de zender maar onduidelijk voor de ontvanger
5. Boodschap wordt bewust door de zender vervormd of verborgen gehouden.
6. De boodschap is onduidelijk voor de zender en voor de ontvanger.
1&2
De boodschap is duidelijk, ondanks wel of niet verhullend taalgebruik.

3 De boodschap is helder, maar de ontvanger stelt zich selectief voor de boodschap op.
Er is een filter.

Er wordt afgesloten voor X informatie op basis van: Schema’s. Een cognitief bouwsel die betrekking hebben op personen, situaties etc. Handig, want er wordt tijd mee bespaard, maar de communicatie wordt daarmee belet als er te veel aan bestaande schema’s wordt vastgehouden.

Praten over de communicatie kan nuttig zijn.

4
Onbewust een ander signaal afgeven dan dat men wil communiceren. Verbaal gedrag gaat bijv in tegen non-verbaal gerag of omgekeerd.

5
Bewust weghouden van informatie. Denk aan bewuste misleiding, uit ‘beleefdheid’ dingen niet zeggen.

6
Onze onbewuste gedragingen en gedachten die invloed hebben op de communicatie.
H2.4 Actief luisteren.
Goed luisteren is een actieve bezigheid, je verplaatst je in het begrijpen wat de ander doet en voelt.

Waarom is luisteren moeilijk?
1. Mensen praten liever dan luisteren.
2. Luisteren kost energie
3. Luisteren vraagt concentratie
4. Actief luisteren doet een beroep op persoonlijke vaardigheden
5. Emoties blokkeren de overdracht van een boodschap.
Wat helpt om beter naar anderen te luisteren?
• Oogcontact
• Knikken en gezichtsexpressies
• Niets doen wat de aandacht afleid
• Vragen stellen, ook kritisch en confronterend
• Parafraseren
• Niet in de reden vallen van de ander
• Reageren op gevoelens.
In-vragen
Vragen die aansluiten bij het referentiekader van de ander.
H2.5 Factoren van invloed op communicatie processen.
Er zijn een aantal invloeden op communicatie processen bijvoorbeeld:
• Eigenschappen van de groepsleden
• Kenmerken van de groep
• De aard van de taak.
• Eigenschappen van de groepsleden
• Kenmerken van de groep
• De aard van de taak.
Eigenschappen van de groepsleden.
Wat zijn de attitudes, deskundigheid, status, sociale vaardigheid etc.

Zijn er vooroordelen?
Vooroordelen.
Opvattingen die niet of gedeeltelijk op een persoon of groep berusten.
Vooroordelen zij lastig want het kan leiden tot Selffulfilling prophecy

Selffulfilling prophecy:
Een zichzelf vervullende voorspelling. Door te suggereren dat iemand dom is, gaat hij zich dom gedragen, niet inspannen om te presteren.

Kenmerken groep.
(actieve) Participatie aan de groep wordt minder als ze groot is. 5 personen zijn ideaal.
Oo heb je dan de impasse van twee even grote groepen opgelost die tegenover elkaar kunnen komen te staan.

Aard Van de taak.
Groepen waar minder in gecommuniceerd wordt of hoeft te worden voeren vaak standaard handelingen uit, andere groepen vragen juist om veel communicatie.
Communicatie netwerken.
De ene groep comminiceerd veel, de andere weinig, de een gaat met een leider, de andere niet. De vraag dus
of een en ander invoed heeft op de communicatie.
Je hebt:
Het wiel structuur
Gecentraliseerde communicatie structuur.
De informatie wordt door 1 centraal figuur verzameld. De anderen communiceren niet met elkaar.

Cirkelstuctuur
Gedecentraliseerde communicatie structuur: Cirkelstructuur.
Alle groepsleden verzamelen informatie en hebben een gelijke status.
Het wiel structuur
Gecentraliseerde communicatie structuur.
De informatie wordt door 1 centraal figuur verzameld. De anderen communiceren niet met elkaar.

Cirkelstuctuur
Gedecentraliseerde communicatie structuur: Cirkelstructuur.
Alle groepsleden verzamelen informatie en hebben een gelijke status.
Het wiel structuur
Gecentraliseerde communicatie structuur.
De informatie wordt door 1 centraal figuur verzameld. De anderen communiceren niet met elkaar.
• Superieur in het oplossen van eenvoudige problemen.
• Minder snel fouten
• Betere prestaties (als het functioneert)
• Slechte prestaties op korte termijn, beter langere termijn


Cirkelstructuur.
Gedecentraliseerde communicatie structuur:
Alle groepsleden verzamelen informatie en hebben een gelijke status.

• Superieur voor complexe problemen.
• Meer tevredenheid
• Gemiddelde prestaties
Het wiel structuur
Gecentraliseerde communicatie structuur.
De informatie wordt door 1 centraal figuur verzameld. De anderen communiceren niet met elkaar.
• Superieur in het oplossen van eenvoudige problemen.
• Minder snel fouten
• Betere prestaties (als het functioneert)
• Slechte prestaties op korte termijn, beter langere termijn
Cirkelstructuur.
Gedecentraliseerde communicatie structuur:
Alle groepsleden verzamelen informatie en hebben een gelijke status.

• Superieur voor complexe problemen.
• Meer tevredenheid
• Gemiddelde prestaties