Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
84 Cards in this Set
- Front
- Back
Actief luisteren
|
Je proberen je in de ander te verplaatsen en te begrijpen wat deze precies zegt.
|
|
Adjourning
|
De fase waarin een groep ophoudt te bestaan.
|
|
Actief luisteren
|
Je proberen je in de ander te verplaatsen en te begrijpen wat deze precies zegt.
|
|
Adjourning
|
De fase waarin een groep ophoudt te bestaan.
|
|
Affectieve conflicten
|
Conflicten die gekenmerkt worden door persoonlijke en emotioneel geladen tegenstellingen.
|
|
Anti-conforming
|
Het opzettelijk innemen van een standpunt dat tegen de mening of de verwachtingen van de meerderheid in gaat.
|
|
Arbitrage
|
Een beslissingsmethode waarbij een derde partij een bindende uitspraak doet.
|
|
Autoriteitsbeslissing
|
Een beslissingsmethode waarbij een derde partij de knoop doorhakt.
|
|
Associatieve reactie
|
Gedrag waardoor men laat merken de communicatiepartner niet serieus te nemen door slechts zijdelings in te gaan op wat hij zegt.
|
|
Attributietheorie
|
Theorie die de regels beschrijft volgens welke mensen eigenschappen of intenties toeschrijven aan andere personen of objecten.
|
|
Belongingness hypothese
|
De menselijke behoefte om zich bij anderen aan te sluiten.
|
|
Bemiddeling
|
Een beslissingsmethode waarbij een derde partij samen met de conflictpartijen naar een oplossing zoekt.
|
|
Betrekkingsaspect van communicatie
|
Dat gedeelte van de communicatie waarmee men zijn relatie tot de ander aangeeft.
|
|
Brainstormen
|
Vergadertechniek om in korte tijd een zo groot mogelijk aantal oplossingen te genereren.
|
|
Cognitief ordeningsmotief
|
De behoefte om de vele prikkels die op ons afkomen te ordenen.
|
|
Cognitieve herstructurering
|
Techniek om rolproblemen te verhelpen door een wijziging in de manier van denken van de betrokkenen.
|
|
Cohesie
|
Onderlinge attractie tussen groepsleden; samenhang van een groep.
|
|
Campliance
|
Vorm van conformiteit, waarbij men instemt met de meerderheid van de groep zonder zelf overtuigd te zijn van hun standpunt.
|
|
Confirmatiefout
|
De neiging van mensen om te zoeken naar bevestiging van hun verwachtingen.
|
|
Conformiteit
|
Een verandering van gedrag of opvattingen in de richting van een groep als gevolg van een reële of denkbeeldige groepsdruk.
|
|
Contacthypothese
|
De theorie die voorspelt dat intensivering van contact tussen groepen tot verbetering van de relaties tussen die groepen leidt, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
|
|
Contingentietheorie
|
Theoretische benadering die stelt dat de effectiviteit van de leiderschapsstijl afhangt van de situatie en de ondergeschikten.
|
|
Consensus
|
Besluitvorming waarbij ieder groepslid het uiteindelijke besluit accepteert.
|
|
Consideration
|
Manier van leidinggeven gericht op het in stand houden van goede relaties in de groep.
|
|
Conversion
|
Vorm van conformiteit waarbij men overtuigd is van de juistheid van het standpunt van de meerderheid.
|
|
Delphi-methode
|
Een besluitvormingsmethode waarbij alle betrokkenen met een mini mum aan interactie schriftelijk (of elektronisch) hun mening geven over een probleem.
|
|
Disconforming responses
|
Communicatief gedrag waarbij men laat merken de ander niet echt serieus te nemen.
|
|
Discriminatie
|
Niet gerechtvaardigde negatieve of schadelijke handelingen tegenover leden van een groep vanwege hun lidmaatschap van die groep.
|
|
Diskwalificatie
|
Manier om te laten merken dat men iets afkeurt, zonder daar openlijk uiting aan te geven.
|
|
Distributief onderhandelen
|
Het aspect van de onderhandeling waarbij men zich vooral bezig houdt met verdelende aspecten.
|
|
Face
|
Een gevoel van positieve eigenwaarde in interpersoonlijke situaties.
|
|
Feedback
|
Informatie aan een persoon over hoe diens gedrag wordt waargenomen en begrepen door anderen.
|
|
Forming
|
De fase waarin de leden van een groep elkaar leren kennen.
|
|
Fundamentele attributiefout
|
De menselijke neiging het gedrag van anderen in sterkere mate door dispositionele dan door situationele factoren veroorzaakt te zien.
|
|
Groupthink
|
Tendens in cohesieve groepen om onder de druk om te conformeren tot inadequate beslissingen te komen.
|
|
Gevoeligheids analyse
|
Het doorlichten van het proces van de multi-attributieve nutsanalyse teneinde de nutsanalyse eventueel bij te stellen.
|
|
Idiosyncratisch krediet
|
Het vertrouwen dat een leider bij een groep wint op grond waarvan hij of zij afwijkende standpunten kan innemen of bepaalde normen kan overtreden.
|
|
Incongruente responsen
|
Gedrag waarbij men op inhoudsniveau iets anders communiceert dan op betrekkingsniveau.
|
|
Inhoudsaspect van communicatie
|
De letterlijke boodschap die bij het communiceren wordt doorgegeven.
|
|
lntegratief onderhandelen
|
Het aspect van de onderhandeling waarbij men gericht is op samenwerking via probleemoplossing.
|
|
Inter-rolconflict
|
Situatie waarbij een individu twee of meer conflicterende rollen vervult.
|
|
Intra-rolconflict
|
Situatie waarbij verwachtingen die behoren bij één rol met elkaar in strijd zijn.
|
|
lnitiating structure
|
Een vorm van leidinggeven die zich kenmerkt door doelgerichtheid.
|
|
Job satisfaction
|
De mate waarin men tevreden is over het werk.
|
|
. Managerial grid
|
Een matrix waarin aangegeven wordt in hoeverre een leider op mensen dan wel op productie gericht is.
|
|
Modelling
|
Het leerprincipe dat gebaseerd is op het observeren van het gedrag van anderen.
|
|
Multi-attributieve nutsanalyse
|
Een beslissingsmodel waarbij voor verschillende keuzemogelijkheden het subjectieve nut van enkele aspecten aangegeven wordt. Door een weging daarvan komt dan de meest gewenste keuzemogelijkheid naar voren.
|
|
Nominaalmethode
|
Een brainstormtechniek die behalve een manier om zo veel mogelijk oplossingen te genereren ook een methode van besluitvorming aan geeft.
|
|
Non-verbale communicatie
|
Communicatie die niet via woorden maar met gebaren, variaties in de stem, gezichtsuitdrukkingen of positie in de ruimte plaatsvindt.
|
|
Normen
|
Opvattingen die voorschrijven hoe de leden van een groep zich behoren te gedragen.
|
|
Norming
|
De fase in de ontwikkeling van een groep waarin de cohesie toeneemt en er een sterke identificatie met de groep optreedt.
|
|
Pad-doeltheorie
|
De theorie die stelt dat de effectiviteit van de leider afhangt van de mate waarin de leider de ondergeschikten de weg weet te wijzen naar de verwezenlijking van hun doelen.
|
|
Performing
|
De fase in de ontwikkeling van de groep waarin het werk gedaan wordt.
|
|
Positie
|
Plaats die iemand in de maatschappij of in een groep in verhouding tot anderen inneemt.
|
|
Positiemacht
|
De hoeveelheid formele en reële macht waarover een leider op grond van diens positie beschikt.
|
|
Procesbegeleiding
|
Een beslissingsmethode waarbij een derde partij zich vooral richt op het tot stand brengen van positieve condities voor probleemoplossing.
|
|
Risky shift
|
De tendens die in groepen bestaat om besluiten te nemen die min der behoudend zijn dan de besluiten van het gemiddelde individuele groepslid.
|
|
Roldifferentiatie
|
De rolverdeling binnen groepen en organisatie zoals die formeel of informeel tot stand komt.
|
|
Roldistantie
|
Het slechts uiterlijk tegemoetkomen aan de rolverwachtingen van anderen zonder dat men staat achter hetgeen men doet of zegt.
|
|
Rolduiding
|
Techniek om de rollen binnen een groep te inventariseren en te bespreken om aldus tot een bevredigender roluitvoering te komen.
|
|
Rollen
|
Aan posities gekoppelde specifieke verwachtingen die voorschrijven hoe men moet handelen.
|
|
Rolonderhandeling
|
Techniek gericht op een nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden.
|
|
Roloverlading
|
Een rolprobleem voortkomend uit te hoge verwachtingen ten aanzien van degene die een bepaalde rol vervult.
|
|
Rolvoorschrijving
|
Techniek waarbij een organisatielid samen met mensen uit bij dat organisatielid passen.
|
|
Schema
|
Een cognitieve structuur die georganiseerde kennis bevat over stimili of objecten en die onze waarneming, geheugen en denkprocessen beïnvloeden.
|
|
Self-fulfilling prophecy
|
Het mechanisme waardoor aanvankelijk onjuiste opvattingen (bijvoorbeeld vooroordelen) zichzelf waar gaan maken.
|
|
Sensitivitytraining
|
Een ongestructureerde vorm van training waarbij de deelnemers feedback krijgen over hun interpersoonlijke vaardigheden.
|
|
Situationele leiderschapstheorie
|
Theorie die stelt dat de effectiviteit van leiderschap afhangt van de mate waarin het gedrag van de leider spoort met de behoeften van de ondergeschikten en de werkomstandigheden.
|
|
Skunk
|
Letterlijk 'stinkdier'; in figuurlijke zin een persoon die op grond van afwij kende ideeën binnen een organisatie ruimte krijgt innovaties op gang te brengen.
|
|
Skunkwork
|
Een groep originele denkers die van de organisatie de vrijheid krijgt een veelbelovend, innoverend project te ontwikkelen.
|
|
Sociaal-emotionele rollen
|
Rollen gericht op het zorgen voor goede onderlinge betrekkingen.
|
|
Sociale-categorisatie
|
Het onderscheiden van mensen in groepen op grond van groepskenmerken.
|
|
Sociale identiteitstheorie
|
De theorie die stelt dat het individu streeft naar een positief zelfbeeld dat voor een deel bepaald wordt door de groepen waartoe het individu behoort.
|
|
Sociale vergelijkingstheorie
|
De theorie die stelt dat mensen hun opvattingen en vaardigheden evalueren door zich met zo gelijk mogelijke anderen te vergelijken.
|
|
Social-loafing
|
De neiging zich minder in te spannen als lid van een groep dan als individu.
|
|
Stereotype
|
Een opvatting over een groep die geldt voor- vrijwel -alle leden van die groep.
|
|
Storming
|
De fase in de ontwikkeling van een groep waarin de groepsleden zich beginnen uit te spreken en elkaar uit te testen.
|
|
Substantieve conflicten
|
Conflicten waarbij de inhoud van ideeën wordt aangevochten.
|
|
Taakrollen
|
Rollen die gericht zijn op het uitvoeren van de taak.
|
|
Teambuilding
|
Een proces dat erop is gericht een taakgroep efficiënter, taakgerichter en tot een meer bevredigende samenwerking te laten komen.
|
|
Teameffect
|
Het gegeven dat onderhandelingen waarbij minstens één partij bestaat uit meerdere individuen leiden tot kwalitatief betere oplossingen dan onderhandelingen waarbij alle partijen bestaan uit een enkele persoon.
|
|
Vigilante besluitvorming
|
Een besluitvormingsprocedure waarbij de besluitvormer een aantal stappen neemt zodat op alle belangrijke aspecten gelet wordt.
|
|
Vooroordeel
|
De doorgaans negatieve attitude ten opzichte van een bepaalde groep of ten opzichte van de individuele leden van die groep.
|
|
Verbale communicatie
|
Communicatie die door middel van taal plaatsvindt.
|