Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
39 Cards in this Set
- Front
- Back
Wat is een impingement? |
Een impingement is een inklemming van weke delen.
|
|
Wat is het verschil tussen een extern en een intern impingement? |
Een extern impingement is een impingement in de subacromiale ruimte. Een intern impingement is een impingement waarbij er iets tussen kop en kom zit in de cavitas glenoidalis. |
|
Welke pees is meestal aangedaan bij een rotator-cuffruptuur? |
De supraspinatuspees |
|
Benoem het verloop van de grote arteriën in de arm van proximaal naar distaal. |
A. subclavia - a. axillaris - a. brachialis - a. ulnaris + a. radialis - |
|
Wat zijn de fasen van bindweefselherstel? |
1. de ontstekingsfase 2. proliferatiefase 3. remodelleringsfase |
|
Benoem de kenmerken van de ontstekingsfase. |
- Duur: 2-5 dagen - Rubor, calor, dolor, tumor, functio laesa - Hemostase (stoppen van bloeden) - Ontstekingsmediatoren -Bradykinine -Histamine -Prostaglandine -Substance P - Invasie macrofagen en leukocyten |
|
Benoem de kenmerken van de proliferatiefase. |
- Duur: 3 weken - Granulatieweefsel (reparatieweefsel) -fibroblasten -capillairen -Myofibroblast - Collageensynthese - Collageenorganisatie |
|
Benoem de kenmerken van de remodelleringsfase
|
- Duur: 6 weken
- Collageenproductie (vooral type I) - Crosslinking |
|
Welke lokale factoren hebben invloed op het herstel van bindweefsel? |
- type, grootte, plaats - infectie - vaatvoorziening - medicatie - beweging |
|
Welke systemische factoren hebben invloed op de hersteltijd? |
hormonen, voeding en circulatie |
|
Wat is callus? |
Het ‘nieuwe’ botweefsel dat wordt gevormd als een brug tussen de gebroken uiteinden van een breuk. Het is het begin van een definitief herstel van een botbreuk. |
|
Wat is de hersteltijd van bot? |
ontstekingsfase: 2-5 dagen proliferatiefase: 6 weken remodelleringsfase: maanden tot jaren |
|
Hoe ontstaat een pseudo-gewricht/mal-union? |
Dit ontstaat als het gebroken bot wel aan elkaar is gegroeid, maar de persoon te vroeg begonnen is met bewegen. |
|
Hoe ontstaat een non-union? |
als je veel te vroeg gaat bewegen bij botherstel, waardoor de botten niet meer aan elkaar groeien. |
|
Wat zijn de kenmerken van klinisch redeneren? |
- Kennis - Structuur - Besluiten (na analyse) - Context-/Omgeving-/Situatiegebonden factoren - Reflectie |
|
Wat zijn de fasen van de HOAC II? |
Fase I: verwijzing,aanmelding en initiële hypothese Fase IIa: anamnese en bijgestelde hypotheseFase IIb: onderzoek op ICF-niveau |
|
Over welke zaken doet een onderzoekshypothese een uitspraak? |
- problematische handeling (of deelhandeling) - de lokalisatie / regio - de grondmotorische eigenschap(pen) |
|
Waar staat NPIP voor? |
Non Patient Identified Problem |
|
Wat zijn de symptomen bij een impingement |
- pijn (anterolateraal) - bovenhandse bewegingen - 's nachts pijn - painful arc - pijn weerstand exorotatie/abductie |
|
Waar kun je de a. brachialis palperen? |
In de sulcus bicipitalis (tussen biceps en triceps) |
|
Waar kun je de a. ulnaris palperen? |
De radiale zijde van de pees m. flexor carpi ulnaris |
|
Waar kun je de a. radialis palperen? |
De radiale zijde van de pees van de m. flexor carpi radialis. |
|
Waar staat HOAC voor? |
Hypothesis Oriented Algorhytm for Clinician |
|
Hoeveel procent van de schouderklachten bevindt zich in de subacromiale ruimte? |
80% |
|
Benoem de risicofactoren voor een rotator-cuffruptuur. |
- leeftijd - belastend werk - trauma van de schouder - subacromiale 'impingement' - genetische predispositie - roken - hypercholesterolemie - contralaterale cuffruptuur - multipele glucocorticoïdinjecties |
|
Welke spieren worden geïnnerveerd door de n. subscapularis? |
m. subscapularis en m. teres major |
|
Hoe bereidt de student de inspectie voor? |
Door: - de pt te informeren over het doel en de uitvoering van het onderzoek - aan te geven wat hij/zij van de pt verwacht - de pt gunstig te plaatsen m.b.t. lichtinval - de pt te vragen zich te ontdoen van kleding (niet meer dan nodig) |
|
Hoe voert de student de inspectie uit? |
Door: - een duidelijke systematiek te gebruiken (voorkant-zijkant-achterkant-zijkant en van caudaal naar craniaal) - de pt in eerste instantie als geheel te observeren, gezondheidstoestand, typologie en statiek te benoemen - in te zoomen op de problematische regio - links en rechts te vergelijken |
|
Hoe rondt de student de inspectie af? |
Door: - de pt zich te laten aankleden - de pt de bevindingen te vertellen - de student informeert de pt dat hij overgaat naar het volgende onderzoek |
|
Waar staat DASH voor? |
Disabilities of the Arm, Shoulder and Hand |
|
Wat is de functie van de DASH? |
Deze vragenlijst wordt gebruikt om de mate van participatieproblemen vast te stellen. |
|
Waar staat SPADI voor? |
Shoulder Pain And Disability Index |
|
Waarvoor wordt de SPADI gebruikt? |
Deze vragenlijst wordt gebruikt om de functiestoornissen en de beperking in activiteiten van de patiënt vast te stellen. |
|
Hoe bereidt de student de oriënterende palpatie voor? |
Door: - de pt te informeren over het doel (oriënterend diagnostisch) en de uitvoering van het onderzoek - aan te geven wat hij/zij van de pt verwacht - de pt te informeren dat hij/zij aangeraakt gaat worden - de pt gunstig te plaatsen m.b.t. lichtinval - de pt te vragen zich te ontdoen van kleding |
|
Hoe voert de student de oriënterende palpatie uit? |
Door: - warmteverschillen en zweetsecretie te palperen met de rug van de hand - andere afwijkingen te palperen met de vingers conform de lessen palpatie - links en rechts te vergelijken - eerst de aangedane zijde te palperen en dan de niet-aangedane zijde - de door palpatie waarneembare veranderingen te benoemen - te vragen naar sensaties - de bevindingen te noemen en te noteren |
|
Hoe rondt de student de oriënterende palpatie af? |
Door: - de pt zich te laten aankleden - de pt de bevindingen te vertellen - de pt te informeren dat hij overgaat naar het volgende onderzoek |
|
Hoe bereidt de student het actieve bewegingsonderzoek voor? |
Door: - de pt te informeren over het doel van de testen - de pt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden - de pt te informeren wat hij van hem/haar verwacht - de pt plaats te laten nemen op een kruk - het te testen gewricht in de 0-stand te plaatsen - het te testen lichaamsdeel te ontdoen van kleding - de juiste positie in te nemen t.o.v. de pt |
|
Hoe voert de pt het actieve bewegingsonderzoek uit? |
Door: - de pt te vertellen hoe de beweging moet worden uitgevoerd - de beweging voor te doen - achter de pt te gaan staan - de beweging in te laten zetten vanuit de 0-stand - de beweging uit te laten voeren in het juiste vlak - eerst te starten met de gezonde zijde en dan met de aangedane zijde - de beweging 3x te herhalen - de aangedane zijde te vergelijken met de gezonde zijde - sensaties uit te vragen - de AROM te bepalen en vast te leggen - de pt te corrigeren indien nodig |
|
Hoe rondt de student het onderzoek af? |
Door: - de pt zich te laten aankleden - het gebruikte materiaal op te ruimen - zijn/haar bevindingen aan de pt te vertellen |