Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
54 Cards in this Set
- Front
- Back
Zelfobservatie |
Waarneming van mijn eigen gedrag. Vb. Ik voel mij verdrietig/boos en denk negatief. |
|
Afgeleide observatie |
Mijn waarneming hoe andere over mij denken. Vb. 'Zij vinden mij dik'. |
|
Spiegelneuronen |
Wordt actief wanneer je een ander observeert. Zorgt voor de mate van inlevingsvermogen. |
|
Alledaags observeren |
Wanneer je op de fiets ongemerkt voor je uit kijken. |
|
Waarnemen |
Opnemen van prikkels via de zintuigen. |
|
Professioneel observeren |
Bewust en doelgericht via zintuigen prikkels opnemen en verwerken. Informatie winnen over gedrag. |
|
Selectiviteit van waarneming |
Waarneming wat voor jou op dat moment relevant is. Vb. tijdens een observatie alleen kijken naar 1 leerling en ander gedrag niet zien. |
|
Subjectiviteit van waarneming |
Verdere bewerking van zintuigen dmv ervaringen en belevingen die voor jou relevant zijn. |
|
Impliciet/niet-declaratief geheugen |
Informatie opslaan zonder dat je er bewust van bent. Vb. Gezien welke kleur de kast in de gang is. |
|
Expliciete/declaratieve geheugen |
Ophalen van informatie die nodig is. Vb. Je weet weer dat de kast blauw is. |
|
Hypothese |
Een van te voren toetsbare uitspraak. Vb. Alle TP studenten zijn lui. |
|
Construct |
Innerlijke en uiterlijke eigenschappen onder 1 noemer. Vb. Motivatie, Zelfvertrouwen. |
|
Operationaliseren |
Werkbaar/breder maken. |
|
Inductieve denkweg |
Aan concrete waarneming een construct hangen. Vb. In elkaar gedoken, zwijgend: Angstig. |
|
Deductieve denkweg |
Uit een construct waarneembare gedragingen hangen. Vb. Je ziet iemand glimlachen, praten: Zelfverzekerd. |
|
Molaire observatie |
Waarnemen van ruime gedragingen. Vb. Vertoont Jan agressief gedrag? |
|
Moleculaire observatie |
Waarnemen van kleine gedragingen. Vb. Jan slaat, schopt en duwt. |
|
Event |
Kleinste gedragselement. |
|
Insider-perspectief |
Waarnemingen die je wanneer je zelf participeert in de groep. Vb. Mee doen moet gymles. |
|
Biased viewpoint-effect |
Toegang tot het deel waarin je zelf participeert. Vb. Tijdens de gym in drie groepen zie je niet wat de andere groepen doet. |
|
Controle-effect |
De beïnvloeding van jezelf als participator op de groep. Vb. Had Jan de bal tijdens gym wel overgespeeld als je niet had mee gedaan? |
|
Outsider-perspectief |
Waarnemingen die je opdoet wanneer je niet-participerend mee doet. |
|
Observator-effect |
Invloed van de observator wanneer je zichtbaar aanwezig bent. |
|
Sociaal wenselijk |
Onbewust gewenst gedrag. |
|
Gewenningsperiode |
Eerste sessie waarin je wel observeert maar niet mee laat tellen in de observatie. Deelnemers kunnen hierdoor wennen aan jouw deelname. |
|
Vrije observatie |
Verkennend waarnemen zonder schema vooraf. |
|
Systematische observatie |
Adhv vooropgestelde gedragingen observeren. |
|
Waarnemingsblindheid |
Onbewuste wegwerking van info wanneer deze niet voldoet aan verwachtingen. VB. |
|
Veranderingsblindheid |
Iets waarneming wat is gewijzigd omdat je het niet verwacht en misschien gewend bent. |
|
Proprioceptie |
Waarneming van de positie van je lichaam. |
|
Nociceptie |
Waarneming van pijnprikkels. |
|
Veldafhankelijk |
Je laten leiden door de omgeving. |
|
Veldonafhankelijk |
Oog houden voor afzonderlijke gedragingen ondanks afleiding uit het veld. |
|
Neuroplasticiteit |
Vermogen van het brein om zich te ontwikkeling. Hoe jonger het brein hoe meer het op neemt. |
|
Visuele waarneming |
Proces waarbij lichtprikkels omgezet worden tot signalen naar het brein. |
|
Chiasma opticum |
Plaats waar zenuwbanen van de linker en rechter hersenhelft elkaar kruisen. |
|
Sensorische geheugenregister |
Zorgt voor de eerste korte opslag en analyse van prikkels via de zintuigen. |
|
Visuele cortex |
Verwerking van informatie wat men kan zien. |
|
Occipitale kwab |
Gelegen achter in he hoofd waar o.a. de visuele cortex zich bevindt. |
|
Temporale kwab |
Geeft betekenis aan auditieve en visuele prikkels. |
|
Pariëtale kwab |
Zorgt voor het integreren van verschillende zintuigelijke prikkels. |
|
Circadiaan ritme |
Biologische slaap-waakritme |
|
Semantisch geheugen |
Bewaart algemene kennis en feiten. 2+2=4 |
|
Episodisch geheugen |
Bewaart de kennis over een gebeurtenis (HYTE) die je hebt mee gemaakt. |
|
Procedureel geheugen |
Bewaart de kennis over handelingen (naar de wc gaan) die je moet verrichten. |
|
Heuristiek van de observatie |
Cognitieve en emotionele verwerking van het brein die leidt tot snelle automatische perceptie. |
|
Primacy-effect |
Waarnemingen die je als eerst hebt gezien worden in detail onthouden. |
|
Recency-effect |
Waarnemingen die je als laatst hebt waargenomen onthou je het meest. |
|
Availability-effect |
Het eventueel missen van informatie omdat je gericht bent op wat je kent en verwacht. |
|
Intervisie |
Toetsing van collage met dezelfde status |
|
Supervisie |
Toetsing van collega met hogere/lagere status. |
|
Logicafout |
Waarnemingen zo inschatten omdat ze toevallig optreden maar niet het gevolg hoeft te zijn. Vb. Denken dat de parasol is omgevallen door de harde wind, terwijl hij al op de grond lag. |
|
Actor-observatorfenomeen |
Met andere kenmerken rekening houden om gedrag te verklaren bij jezelf dan bij de ander. |
|
Fundamentele attributiefout |
Gedrag toeschrijven aan blijvend persoonskenmerk zonder rekening houdend met andere factoren. Vb. Iemand ruikt naar zweet en is daarom onverzorgd terwijl hij net heeft gesport. |