• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/7

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

7 Cards in this Set

  • Front
  • Back

4.5 Het kortetermijngeheugen en de informatiestroom



Nadat de initiële stimuli voldoende lang in het zintuiglijk geheugen werden gehouden opdat patroonherkenning zou kunnen plaatsvinden, worden de herkende patronen door­ gegeven aan het

kortetermijngeheugen.



Vermits de patroonherkenning een vergelijkings­ proces met bekende patronen (uit het langetermijngeheugen) veronderstelt, komt de informatie die in het kortetermijngeheugen wordt opgenomen, theoretisch gezien uit het langetermijngeheugen en slechts onrechtstreeks uit het zintuiglijk geheugen.



Toch moe­ten we onderscheid maken tussen de invoer van nieuwe informatie die vanuit de buiten­ wereld ons kortetermijngeheugen binnendringt en het zich bewust herinneren van voorbije gebeurtenissen of kennis inhouden die vanuit het langetermijngeheugen moeten worden opgehaald.



Beide bronnen dragen bij tot een voortdurende stroom van gedachten, gevoelens en waarnemingen die het kortetermijngeheugen vullen.



Het kortetermijnge­heugen is

een opslagplaats met een beperkte capaciteit, in elk geval beperkter dan die van het zintuiglijk geheugen.



Herinner u dat de proefpersonen van Sperlings lettermatrix ook na langere aanbieding slechts vier tot vijf letters bewust konden onthouden.



Gezien de beperkte capaciteit van het verwerkings- en geheugensysteem is een selectie van infor­matie noodzakelijk.



Het subject wordt immers voortdurend met informatie overladen en is verplicht een deel van de informatie te negeren en een ander deel te selecteren ter verwerking, herhaling en con olidering.



Enkel die stimuli waarop wij onze aandacht richten, en vaak zijn dat de nieuwe, overwachte of veranderende stimuli, dringen tot ons kortetermijngeheugen door.



Dit neemt niet weg dat de

totale hoeveelheid infomatie die gedurende minuten of uren doorheen het kortetermijngeheugen stroomt, enorm is.



De meeste informatie wordt echter niet bewust geregistreerd en zal niet in ons geheugen worden opgeslagen.


De kortetermijngeheugenbewaarplaats kreeg in de wetenschappelijke literatuur een verwarrende hoeveelheid namen toebedeeld.



Naast de term kortetermijngeheugen werd deze bewaarplaats ook wel werkgeheugen, onmiddellijk geheugen of primair geheugen genoemd.



Soms wordt het kortetermijngeheugen ook vergeleken met het bewustzijn, waarmee men wil aangeven dat

in dit geheugen de informatie verblijft waarvan wij ons bewust zijn, waar we op bet ogenblik aan denken, waar we mee werken.



Hoewel het vreemd kan lijken het menselijk bewustzijn met een geheugenopslagplaats te vergelijken, mag men niet vergeten dat om een denkproces mogelijk te maken men over informatie moet beschikken waarover deze gedachten zullen gaan en dat de informatie in herinnering gehouden moet worden terwijl men erover nadenkt.

Hoewel het vreemd kan lijken het menselijk bewustzijn met een geheugenopslagplaats te vergelijken, mag men niet vergeten dat om een denkproces mogelijk te maken men over

informatie moet beschikken waarover deze gedachten zullen gaan en dat de informatie in herinnering gehouden moet worden terwijl men erover nadenkt.

4.6 De capaciteit van het kortetermijngeheugen



De limiet waaronder een onmiddellijk en perfect nazeggen mogelijk is, wordt de geheugenspan genoemd en beschouwd als de geheugenlimiet van het kortetermijngeheu­gen.



Hoewel de schatting van de grootte van het kortetermijngeheugen afhankelijk blijkt van de taak waarmee ze wordt gemeten, levert de geheugenspantechniek een capaciteit van om en bij de zeven items op (Miller, 1956). Wij blijken in staat om een lijst van uitspreekbare stimuli in het kortetermijngeheugen te houden door ze steeds

opnieuw bij onszelf te herhalen.



Na elke herhaling sterft het geheugenspoor uit en zou het volledig verloren gaan mocht het niet door een nieuwe herhaling worden verlevendigd. De capaciteit van het kortetennijngeheugen wordt bijgevolg bepaald door de snelheid waarmee we mentaal van het ene naar het andere item kunnen springen om het te herhalen en door de snelheid waarmee elk geheugen poor uitdooft wanneer het item niet wordt herhaald.



Wanneer we een langere set van stimuli proberen te onthouden, wordt het moeilijk om ze allemaal te overlopen en te vermijden dat de eerste is uitgedoofd alvorens we de reeks opnieuw moeten herhalen.



Toch is dit precies wat men probeert wanneer men een zojuist opgezocht telefoon nummer bij zichzelf herhaalt terwijl men naar het telefoon­ toestel spurt. Men kan deze prestatie gerust vergelijken met het circusnummer waarbij de jongleur een toenemend aantal borden in beweging moet zien te houden om te vermijden dat ze van hun stok tuimelen.



Men weet ook dat deze taak de volledige aandacht vereist en dat een korte afleiding voldoende is opdat het telefoonnummer uit zijn geheugenbuffer zou verdwijnen .



Onderzoek toont aan dat indien de items niet worden herhaald , zij na ongeveer

tien à vijftien seconden zijn uitgedoofd en uit het kortetermijngeheugen ver­ dwijnen (Peterson & Peterson , 1959).



Merk op dat de uitdovingstijd aanzienlijk langer is dan die van het zintuiglijk geheugen .