• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/42

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

42 Cards in this Set

  • Front
  • Back

3.3 Manifestaties van aandacht



Aandacht is geen unitaire functie. De gemakkelijkste manier om de verschillende aspec­ ten van aandacht te karakteriseren is om

de situaties te beschrijven waarin aandacht tot uiting komt.



Aandachtsprocessen variëren immers in functie van de taakvereisten . In dat opzicht wordt meestal onderscheid gemaakt tussen gerichte, selectieve, verdeelde en volgehouden aandacht.



Deze aandachtsmanifestaties kunnen als willekeurige vormen van aandacht beschouwd worden. Daarnaast wordt ook van onvrijwillige aandacht gesproken (Luria, 1982). Deze laatste vindt men terug onder de vorm van de zogenaamde oriënta­ tiereactie.

Aandachtsprocessen variëren immers in functie van de taakvereisten .



In dat opzicht wordt meestal onderscheid gemaakt tussen



G


S


V


V

-gerichte,


-selectieve,


-verdeelde en


-volgehouden aandacht.



Deze aandachtsmanifestaties kunnen als willekeurige vormen van aandacht beschouwd worden.



Daarnaast wordt ook van onvrijwillige aandacht gesproken (Luria, 1982). Deze laatste vindt men terug onder de vorm van de zogenaamde oriënta­ tiereactie.

Deze aandachtsmanifestaties kunnen als willekeurige vormen van aandacht beschouwd worden.



Daarnaast wordt ook van onvrijwillige aandacht gesproken (Luria, 1982). Deze laatste vindt men terug onder de vorm van

de zogenaamde oriënta­tiereactie.

3.3.1 De oriëntatiereactie



De orientating response ( OR), ook wel oriëntatiereactie of arousalreactie genoemd, wordt uitgelokt door de aanbieding van een biologisch belangrijke (bijvoorbeeld pijn) of nieuwe, krachtige stimulus (bijvoorbeeld een nieuw woord, een lichtflits).



Het is een initiële automatische reactie op deze stimulus die onafhankelijk van bekrachtiging optreedt en grotendeels gebaseerd is op de sterkte en andere fysieke kenmerken van de stimulus.



De oriëntatiereactie bestaat uit


een reeks fysiologische reacties die op een reflexmatige manier worden uitgelokt bij de waarneming van een nieu we of biologisch belangrijke stimulus.



Deze reacties treden enkel op bij de eerste aanbiedingen van de prikkel en doven daarna langzaam uit.



Dit uitdoven van de reactie wordt habituatie genoemd (Cohen, 1993). Indien habituatie niet zou optreden , zou om het even welke informatiebron ons alert maken en zo doelgericht gedrag onmogelijk maken. Habituatie treedt echter niet op wanneer de stimulus een bepaalde emotionele waarde heeft

Dit uitdoven van de reactie wordt ...............genoemd.

habituatie genoemd (Cohen, 1993).



Indien habituatie niet zou optreden, zou om het even welke informatiebron ons alert maken en zo doelgericht gedrag onmogelijk maken.



Habituatie treedt echter niet op wanneer de stimulus een bepaalde emotionele waarde heeft.

Habituatie treedt echter niet op wanneer de stimulus een bepaalde emotionele waarde heeft.



Zo zal bij een constante pijn geen habituatie optreden. Sommige mensen kunnen bijvoorbeeld niet slapen met het geluid van een tikkende klok op de achtergrond. Dit komt omdat dit geluid hen irriteert.


Ondanks het feit dat dit een monotoon en steeds weerkerend geluid is, treedt geen habituatie op en zullen ze pas de slaap kunnen vatten nadat ze de klok hebben afgezet.



De oriëntatiereactie kan beschouwd worden als


een elementaire onwillekeurige vorm van aandacht.



Aanbieding van een nieuwe stimuli lokt een automatisch richten van de aandacht uit.



De oriëntatiereactie suggereert dat de mens een soort interne voorstelling heeft van de buiten wereld , en dat de buitenwereld voortdurend vergeleken wordt met die interne voorstelling. Onverwachte stimuli (bijvoorbeeld een lichtflits of een harde knal) trekken steeds de aandacht van mensen. De oriëntatiereactie lijkt een door de omgeving geactiveerd systeem te vertegenwoordigen dat onverwachte maar mogelijk belangrijke stimuli opmerkt en er automatisch de aandacht op richt. Hiervoor is geen bewuste inspanning nodig (Cohen , 1993).

De oriëntatiereactie suggereert dat de mens een soort interne voorstelling heeft van de buiten wereld , en dat de buitenwereld voortdurend vergeleken wordt met die interne voorstelling.



Onverwachte stimuli (bijvoorbeeld een lichtflits of een harde knal) trekken steeds de aandacht van mensen.



De oriëntatiereactie lijkt

een door de omgeving geactiveerd systeem te vertegenwoordigen dat onverwachte maar mogelijk belangrijke stimuli opmerkt en er automatisch de aandacht op richt. Hiervoor is geen bewuste inspanning nodig (Cohen , 1993).


3.3.2 Gerichte en selectieve aandacht



De termen gerichte en selectieve aandacht worden vaak door elkaar gebruikt.



Dit komt omdat


ze in feite heel dicht bij elkaar aanleunen en in de praktijk niet altijd goed te onderscheiden zijn. Beide termen sluiten nauw aan bij de informatieverwerkingsmodellen die de mens beschouwen als informatieverwerkend systeem.



De term gerichte aandacht slaat vooral op de mogelijkheid om de aandacht in aanwezigheid van een hele reeks prikkels willekeurig te richten en refereert aan de hoeveelheid informatie die op een bepaald moment geselecteerd wordt.



De term selectieve aandacht slaat meer op de mogelijkheid om de aandacht in een veld van prikkels selectief op één of meerdere relevante prikkels te richten en daarbij de niet-relevante prikkels te negeren.



De ene infom1atiebron krijgt prioriteit boven de andere. Selectieve aandacht houdt dus ook de mogelijkheid in om afleiding of niet-relevante inferferentiefactoren te weerstaan waarbij iemand zich kan richten op een relatief zwakke infoprikkel in aanwe­zigheid van sterkere afleidende of interfererende prikkels.



Wanneer men bijvoorbeeld aan het telefoneren is en de lijn is erg gestoord, dan lukt het meestal wel om die storing te negeren en zijn aandacht te richten op de stem van de persoon aan de andere kant van de lijn.



De mogelijkheid tot selectieve aandacht is echter beperkt. Wanneer de afleidende of interfererende prikkels te sterk worden en een bepaalde grens overschrijden , is het individu niet langer in staat ze te negeren en kan hij zich niet langer selectief richten op een welbepaalde prikkel.



Studeren met muziek op de achtergrond bijvoorbeeld is maar mogelijk tot op zekere hoogte ; wanneer de muziek te luid wordt, lukt het studeren niet meer. Wanneer je bijvoorbeeld totaal verdiept bent in een boek, hoor je vaak niet wat tegen je gezegd wordt totdat men je naam luid genoeg zegt.



Uitgaande van de theorieën van Broad bent (1958, 1971 ; zie paragraaf 3.2.l) is vooral het kunnen wegfilteren van irrelevante informatie van belang. Uitgaande van de theorie van Shiffrin en Schneider (1977 ; zie paragraaf 3.2.l) is het met betrekking tot de selectieve aandacht van belang te onderzoeken hoe goed iemand in staat is de invloed van conflicterende irrelevante/onvrijwillige aandachtsresponsen te onderdrukken (Brouwer, 1995).

De term gerichte aandacht slaat vooral op

de mogelijkheid om de aandacht in aanwezigheid van een hele reeks prikkels willekeurig te richten en refereert aan de hoeveelheid informatie die op een bepaald moment geselecteerd wordt.

De term selectieve aandacht slaat meer op

de mogelijkheid om de aandacht in een veld van prikkels selectief op één of meerdere relevante prikkels te richten en daarbij de niet-relevante prikkels te negeren.



De ene infom1atiebron krijgt prioriteit boven de andere. Selectieve aandacht houdt dus ook de mogelijkheid in om afleiding of niet-relevante inferferentiefactoren te weerstaan waarbij iemand zich kan richten op een relatief zwakke infoprikkel in aanwe­zigheid van sterkere afleidende of interfererende prikkels.



Wanneer men bijvoorbeeld aan het telefoneren is en de lijn is erg gestoord, dan lukt het meestal wel om die storing te negeren en zijn aandacht te richten op de stem van de persoon aan de andere kant van de lijn.



De mogelijkheid tot selectieve aandacht is echter beperkt. Wanneer de afleidende of interfererende prikkels te sterk worden en een bepaalde grens overschrijden , is het individu niet langer in staat ze te negeren en kan hij zich niet langer selectief richten op een welbepaalde prikkel.



Studeren met muziek op de achtergrond bijvoorbeeld is maar mogelijk tot op zekere hoogte ; wanneer de muziek te luid wordt, lukt het studeren niet meer. Wanneer je bijvoorbeeld totaal verdiept bent in een boek, hoor je vaak niet wat tegen je gezegd wordt totdat men je naam luid genoeg zegt.



Uitgaande van de theorieën van Broad bent (1958, 1971 ; zie paragraaf 3.2.l) is vooral het kunnen wegfilteren van irrelevante informatie van belang. Uitgaande van de theorie van Shiffrin en Schneider (1977 ; zie paragraaf 3.2.l) is het met betrekking tot de selectieve aandacht van belang te onderzoeken hoe goed iemand in staat is de invloed van conflicterende irrelevante/onvrijwillige aandachtsresponsen te onderdrukken (Brouwer, 1995).

De term gerichte aandacht slaat vooral op de mogelijkheid om de aandacht in aanwezigheid van een hele reeks prikkels willekeurig te richten en refereert aan de hoeveelheid informatie die op een bepaald moment geselecteerd wordt.



De term selectieve aandacht slaat meer op de mogelijkheid om de aandacht in een veld van prikkels selectief op één of meerdere relevante prikkels te richten en daarbij de niet-relevante prikkels te negeren.



De ene infomtatiebron krijgt prioriteit boven de andere. Selectieve aandacht houdt dus ook de mogelijkheid in

om afleiding of niet-relevante inferferentiefactoren te weerstaan waarbij iemand zich kan richten op een relatief zwakke infoprikkel in aanwe­zigheid van sterkere afleidende of interfererende prikkels.



Wanneer men bijvoorbeeld aan het telefoneren is en de lijn is erg gestoord, dan lukt het meestal wel om die storing te negeren en zijn aandacht te richten op de stem van de persoon aan de andere kant van de lijn.



De mogelijkheid tot selectieve aandacht is echter beperkt.



Wanneer de afleidende of interfererende prikkels te sterk worden en een bepaalde grens overschrijden , is het individu

niet langer in staat ze te negeren en kan hij zich niet langer selectief richten op een welbepaalde prikkel.



Studeren met muziek op de achtergrond bijvoorbeeld is maar mogelijk tot op zekere hoogte ; wanneer de muziek te luid wordt, lukt het studeren niet meer. Wanneer je bijvoorbeeld totaal verdiept bent in een boek, hoor je vaak niet wat tegen je gezegd wordt totdat men je naam luid genoeg zegt.



Uitgaande van de theorieën van Broad bent (1958, 1971 ; zie paragraaf 3.2.l) is vooral het kunnen wegfilteren van irrelevante informatie van belang. Uitgaande van de theorie van Shiffrin en Schneider (1977 ; zie paragraaf 3.2.l) is het met betrekking tot de selectieve aandacht van belang te onderzoeken hoe goed iemand in staat is de invloed van conflicterende irrelevante/onvrijwillige aandachtsresponsen te onderdrukken (Brouwer, 1995).

Uitgaande van de theorieën van Broad bent is vooral ..............van belang.



het kunnen wegfilteren van irrelevante informatie van belang.



Uitgaande van de theorie van Shiffrin en Schneider is het met betrekking tot de selectieve aandacht van belang te onderzoeken hoe goed iemand in staat is de invloed van conflicterende irrelevante/onvrijwillige aandachtsresponsen te onderdrukken (Brouwer, 1995).

Uitgaande van de theorieën van Broad bent is vooral het kunnen wegfilteren van irrelevante informatie van belang.



Uitgaande van de theorie van Shiffrin en Schneider is het met betrekking tot de selectieve aandacht van belang te onderzoeken hoe goed iemand in staat is ....................

de invloed van conflicterende irrelevante/onvrijwillige aandachtsresponsen te onderdrukken (Brouwer, 1995).

Wanneer er een stoornis is in de selectieve aandacht, dan is men niet meer in staat tot selectiviteit, dan kan men zijn aandacht niet meer selectief richten op welbepaalde stimuli en daarbij irrelevante stimuli negeren.



De filter werkt als het ware niet meer zoals het hoort zodat geen onderscheid meer gemaakt kan worden tussen datgene waarop men wel moet letten en datgene dat men moet negeren.



Mensen met een stoornis in de selectieve aandacht kunnen bepaalde taken niet uitvoeren omdat ze

te veel door niet-relevante prikkels afgeleid worden.



Deze niet-relevante prikkels kunnen zowel uitwendige waar­ nemingen zijn (zoals geluiden, nevenactiviteiten) als inwendige afleidingen (zoals piekeren, preoccupaties).



Voorbeelden zijn:


-het eten niet meer kunnen klaarnaken terwijl op de achtergrond de kinderen aan het spelen zijn;


-zich niet meer kunnen concentreren op de les wanneer er buiten op de gang mensen passeren ;


-niet meer kunnen lezen in een boek als de radio op de achtergrond aan bet spelen is.


3.3.3 Verdeelde aandacht



De verdeelde aandacht is een belangrijk aspect van het menselijk functioneren . Gezien het onmogelijk is alle informatie die op ons afkomt, te verwerken, is er zoals eerder gezegd een selectiemechanisme in ons brein ingebouwd. Toch kan men het zich in veel situaties niet permitteren slechts op één soort informatiebron te letten, maar moet de aandacht simultaan verdeeld worden over meerdere stimuli tegelijk.



Deze vorm van aandacht is vereist zodra

tegelijk meerdere eisen aan de persoon worden gesteld.



De informatie­ verwerkingscapaciteit is echter beperkt en dus ook de mate waarin de aandacht met succes verdeeld kan worden.


Als te veel relevante informatie wordt aangeboden (omdat bijvoorbeeld te veel taken tegelijkertijd uitgevoerd moeten worden), zal een deel ervan onverwerkt moeten blijven zodat de gestelde taken niet meer optimaal uitgevoerd kunnen worden.



Naarmate er meer prikkels tegelijk verwerkt moeten worden en aldus hogere eisen gesteld worden aan de persoon, zal de aandachtsprestatie dalen.



Het concept van de verdeelde aandacht sluit enerzijds aan bij de capaciteits- en resourcemodellen behandeld in paragraaf 3.2.2, en anderzijds bij de theorie van Shiffrin en Schneider die onderscheid maakt tussen automatische en gecontroleerde processen.



De kwaliteit van de prestatie bij dubbeltaken hangt immers ook af van de mate waarin bepaalde deeltaken automatisch gebeuren of niet.



De theorie van Shiffrin en Schneider (1977) stelt ook dat de informatieverwerkingssnelheid de belangrijkste factor is die de mogelijkheid tot succesvol verdelen van de aandacht beperkt.



Dit betekent dat een prestatiedaling eveneens kan optreden wanneer binnen één enkele taak de informatie aan een te hoog tempo wordt aangeboden. Een voorbeeld : een tolk die tijdens een congres aan het vertalen is , verdeelt zijn aandacht over minstens drie deeltaken :
• luisteren naar de spreker,
• synthetiseren en vertalen van het gehoorde,
• en spreken.



Een spreker die aan een te hoog tempo praat, kan de informatieverwerkingscapaciteit van de tolk overschrijden.



Met andere woorden, wanneer informatie aan een te hoog tempo wordt aangeboden, ontstaat er tijd druk.



Een ander aspect dat van belang is met betrekking tot verdeelde aandacht is inspanning. Inspanning hangt nauw amen met het concept van de automatische en gecontroleerde informatie verwerking.



Sommige aandachtsprocessen vragen meer inspanning dan andere. Dit geldt vooral voor taken die bewuste controle vereisen. De hoeveelheid inspanning die vereist is om een taak te volbrengen, beïnvloedt de capaciteit om meerdere taken tegelijk te kunnen uitvoeren.

De informatie­ verwerkingscapaciteit is echter beperkt en dus ook de mate waarin de aandacht met succes verdeeld kan worden.



Als te veel relevante informatie wordt aangeboden (omdat bijvoorbeeld te veel taken tegelijkertijd uitgevoerd moeten worden), zal een deel ervan onverwerkt moeten blijven zodat

de gestelde taken niet meer optimaal uitgevoerd kunnen worden.



Naarmate er meer prikkels tegelijk verwerkt moeten worden en aldus hogere eisen gesteld worden aan de persoon, zal de aandachtsprestatie dalen.



Het concept van de verdeelde aandacht sluit enerzijds aan bij de capaciteits- en resourcemodellen behandeld in paragraaf 3.2.2, en anderzijds bij de theorie van Shiffrin en Schneider die onderscheid maakt tussen automatische en gecontroleerde processen.



De kwaliteit van de prestatie bij dubbeltaken hangt immers ook af van de mate waarin bepaalde deeltaken automatisch gebeuren of niet.



De theorie van Shiffrin en Schneider (1977) stelt ook dat de informatieverwerkingssnelheid de belangrijkste factor is die de mogelijkheid tot succesvol verdelen van de aandacht beperkt.



Dit betekent dat een prestatiedaling eveneens kan optreden wanneer binnen één enkele taak de informatie aan een te hoog tempo wordt aangeboden. Een voorbeeld : een tolk die tijdens een congres aan het vertalen is , verdeelt zijn aandacht over minstens drie deeltaken :
• luisteren naar de spreker,
• synthetiseren en vertalen van het gehoorde,
• en spreken.



Een spreker die aan een te hoog tempo praat, kan de informatieverwerkingscapaciteit van de tolk overschrijden.



Met andere woorden, wanneer informatie aan een te hoog tempo wordt aangeboden, ontstaat er tijd druk.



Een ander aspect dat van belang is met betrekking tot verdeelde aandacht is inspanning. Inspanning hangt nauw amen met het concept van de automatische en gecontroleerde informatie verwerking.



Sommige aandachtsprocessen vragen meer inspanning dan andere. Dit geldt vooral voor taken die bewuste controle vereisen. De hoeveelheid inspanning die vereist is om een taak te volbrengen, beïnvloedt de capaciteit om meerdere taken tegelijk te kunnen uitvoeren.

Het concept van de verdeelde aandacht sluit enerzijds aan bij de capaciteits- en resourcemodellen behandeld in paragraaf 3.2.2, en anderzijds bij de theorie van Shiffrin en Schneider die onderscheid maakt tussen automatische en gecontroleerde processen.



De kwaliteit van de prestatie bij dubbeltaken hangt immers ook af van

de mate waarin bepaalde deeltaken automatisch gebeuren of niet.



De theorie van Shiffrin en Schneider (1977) stelt ook dat de informatieverwerkingssnelheid de belangrijkste factor is die de mogelijkheid tot succesvol verdelen van de aandacht beperkt.



Dit betekent dat een prestatiedaling eveneens kan optreden wanneer binnen één enkele taak de informatie aan een te hoog tempo wordt aangeboden. Een voorbeeld : een tolk die tijdens een congres aan het vertalen is , verdeelt zijn aandacht over minstens drie deeltaken :
• luisteren naar de spreker,
• synthetiseren en vertalen van het gehoorde,
• en spreken.



Een spreker die aan een te hoog tempo praat, kan de informatieverwerkingscapaciteit van de tolk overschrijden.



Met andere woorden, wanneer informatie aan een te hoog tempo wordt aangeboden, ontstaat er tijd druk.



Een ander aspect dat van belang is met betrekking tot verdeelde aandacht is inspanning. Inspanning hangt nauw amen met het concept van de automatische en gecontroleerde informatie verwerking.



Sommige aandachtsprocessen vragen meer inspanning dan andere. Dit geldt vooral voor taken die bewuste controle vereisen. De hoeveelheid inspanning die vereist is om een taak te volbrengen, beïnvloedt de capaciteit om meerdere taken tegelijk te kunnen uitvoeren.

Dit betekent dat een prestatiedaling eveneens kan optreden wanneer binnen één enkele taak de informatie aan een te hoog tempo wordt aangeboden.



Een voorbeeld : een tolk die tijdens een congres aan het vertalen is , verdeelt zijn aandacht over minstens drie deeltaken :



• luisteren naar de spreker,
• synthetiseren en vertalen van het gehoorde,
• en spreken.



Een spreker die aan een te hoog tempo praat, kan de informatieverwerkingscapaciteit van de tolk overschrijden.



Met andere woorden,

wanneer informatie aan een te hoog tempo wordt aangeboden, ontstaat er tijdsdruk.



Een ander aspect dat van belang is met betrekking tot verdeelde aandacht is inspanning. Inspanning hangt nauw amen met het concept van de automatische en gecontroleerde informatie verwerking.



Sommige aandachtsprocessen vragen meer inspanning dan andere. Dit geldt vooral voor taken die bewuste controle vereisen. De hoeveelheid inspanning die vereist is om een taak te volbrengen, beïnvloedt de capaciteit om meerdere taken tegelijk te kunnen uitvoeren.

Een ander aspect dat van belang is met betrekking tot verdeelde aandacht is inspanning.



Inspanning hangt nauw samen met

het concept van de automatische en gecontroleerde informatie verwerking.



Sommige aandachtsprocessen vragen meer inspanning dan andere. Dit geldt vooral voor taken die bewuste controle vereisen. De hoeveelheid inspanning die vereist is om een taak te volbrengen, beïnvloedt de capaciteit om meerdere taken tegelijk te kunnen uitvoeren.

Sommige aandachtsprocessen vragen meer inspanning dan andere. Dit geldt vooral voor taken die bewuste controle vereisen.



De hoeveelheid inspanning die vereist is om een taak te volbrengen, beïnvloedt

de capaciteit om meerdere taken tegelijk te kunnen uitvoeren.

Het is bijvoorbeeld niet moeilijk om een gesprek te voeren terwijl men aan het wandelen is. Het wordt echter alsmaar moeilijker om dit te blijven doen als de fysieke inspanning zwaarder wordt (bijvoorbeeld bij het joggen).



Op dergelijke momenten raakt men zich zodanig bewust van de interne lichaamssignalen (bonzend hart) dat het onmogelijk wordt

nog aandacht te besteden aan andere informatie.



Dergelijke interferentie-effecten komen ook tot uiting in meer subtiele neuropsychologische opdrachten waarbij men een bepaalde motorische activiteit tegelijk moet uitvoeren met een cognitieve taak (Cohen, 1993).



alternerende aandacht



Dicht aanleunend bij het concept van de verdeelde aandacht is het concept van de alternerende aandacht.



Deze term verwijst naar

het snel en voortdurend wisselen van de aandacht van de ene naar de andere taak waarbij telkens andere cognitieve vereisten gesteld worden.



In dat verband spreekt men ook van flexibiliteit van de aandacht (Brouwer, 1995).



Stoornissen in de verdeelde aandacht worden gewoonlijk verklaard van uit een verminderde informatieverwerkingscapaciteit die op haar beurt verklaard kan worden vanuit een verminderde beschikbaarheid van resources.



Uitgaande van de theorie van Shiffrin en Schneider is het tempo van gecontroleerde informatieverwer­king van belang , omdat

dit (bij het constant houden van de taakvereisten) de belangrijkste determinant is voor het optreden van stoornissen in de verdeelde aandacht (Brouwer, 1995).




De gedaalde capaciteit heeft een verhoogde mentale belasting tot gevolg bij tal van dagelijkse activiteiten die voorbeen zonder enige moeite uitgevoerd konden worden.



Daarbij komt nog dat activiteiten die voorheen meer automatisch verliepen, dat vaak niet meer doen. Ze vereisen weer bewuste controle en eisen een deel op van de (reeds gedaalde) informatieverwerkingscapaciteit.



Het gevolg is dat er minder aandachtscapa­citeit over is om zich tegelijk met iets anders bezig te houden. Voorbeelden van problemen met verdeelde aandacht zijn: geen gesprek kunnen voeren met je medepassagier tijdens het autorijden , geen gesprek ku nnen voeren met twee of meer mensen tegelijk ; tijdens het bereiden van een maaltijd geen meerdere gerechten tegelijk kunnen klaarmaken maar in plaats daarvan het ene gerecht na het andere moeten klaarmaken (bijvoorbeeld eerst de aardappelen, dan de groenten, en ten slotte het vlees ) ; het niet kunnen volgen van buitenlandse programma 's op tv omdat te veel eisen tegelijk gesteld worden (de beelden volgen, de ondertiteling lezen en dit samen interpreteren en onthouden in het licht van wat volgt).

De gedaalde capaciteit heeft een verhoogde mentale belasting tot gevolg bij tal van dagelijkse activiteiten die voorbeen zonder enige moeite uitgevoerd konden worden.



Daarbij komt nog dat activiteiten die voorheen meer automatisch verliepen, dat vaak niet

meer doen. Ze vereisen weer bewuste controle en eisen een deel op van de (reeds gedaalde) informatieverwerkingscapaciteit.



Het gevolg is dat er minder aandachtscapa­citeit over is om zich tegelijk met iets anders bezig te houden. Voorbeelden van problemen met verdeelde aandacht zijn: geen gesprek kunnen voeren met je medepassagier tijdens het autorijden , geen gesprek ku nnen voeren met twee of meer mensen tegelijk ; tijdens het bereiden van een maaltijd geen meerdere gerechten tegelijk kunnen klaarmaken maar in plaats daarvan het ene gerecht na het andere moeten klaarmaken (bijvoorbeeld eerst de aardappelen, dan de groenten, en ten slotte het vlees ) ; het niet kunnen volgen van buitenlandse programma 's op tv omdat te veel eisen tegelijk gesteld worden (de beelden volgen, de ondertiteling lezen en dit samen interpreteren en onthouden in het licht van wat volgt).

Het gevolg is dat er minder aandachtscapa­citeit over is om zich tegelijk met iets anders bezig te houden.



Voorbeelden van problemen met verdeelde aandacht zijn:

-geen gesprek kunnen voeren met je medepassagier tijdens het autorijden ,


-geen gesprek kunnen voeren met twee of meer mensen tegelijk ;


-tijdens het bereiden van een maaltijd geen meerdere gerechten tegelijk kunnen klaarmaken maar in plaats daarvan het ene gerecht na het andere moeten klaarmaken (bijvoorbeeld eerst de aardappelen, dan de groenten, en ten slotte het vlees ) ;


-het niet kunnen volgen van buitenlandse programma 's op tv omdat te veel eisen tegelijk gesteld worden (de beelden volgen, de ondertiteling lezen en dit samen interpreteren en onthouden in het licht van wat volgt).

3.3.4 Volgehouden aandacht



De term volgehouden aandacht verwijst naar het feit dat aandacht gewoonlijk gedurende enige tijd volgehouden dient te worden wil men een taak tot een goed einde brengen.



Wanneer een taak gedurende een relatief lange tijd aandacht vereist, zegt men dat die taak


volgehouden aandacht vraagt.



Sohlberg en Mateer (1989) omschrijven volgehouden aandacht als het vermogen om een consistente respons vol te houden tijdens een continue en repetitieve activiteit.



Kenmerkend hierbij is dat het prestatieniveau niet constant blijft maar varieert. Bij een langdurige taak worden periodes met normale prestaties afgewis­seld door periodes waarin minder goed gepresteerd wordt.

Sohlberg en Mateer (1989) omschrijven volgehouden aandacht als

het vermogen om een consistente respons vol te houden tijdens een continue en repetitieve activiteit.



Kenmerkend hierbij is dat het prestatieniveau niet constant blijft maar varieert. Bij een langdurige taak worden periodes met normale prestaties afgewis­ seld door periodes waaiin minder goed gepresteerd wordt.



De variabiliteit in het presta­tieniveau kan uitgaande van de resourcemodellen worden toegeschreven aan fluctuaties in de voor de uitvoering van de taak noodzakelijke resources.

Kenmerkend hierbij is dat het prestatieniveau niet constant blijft maar varieert. Bij een langdurige taak worden periodes met normale prestaties afgewis­seld door periodes waarin minder goed gepresteerd wordt.



De variabiliteit in het presta­tieniveau kan uitgaande van de resourcemodellen worden toegeschreven aan

fluctuaties in de voor de uitvoering van de taak noodzakelijke resources.



Meestal wordt met betrekking tot deze variabiliteit onderscheid gemaakt tussen



1. time-on-task effecten,
2. intra­ individuele variabiliteit en
3. lapses of attention.



1. Time-on-task effecten resulteren in een prestatiedaling tijdens het verloop van de taak en zijn in feite het omgekeerde van trainingseffecten die veranderingen in de tegenovergestelde richting produceren.
2. Intra­ individuele variabiliteit refereert aan de fluctuaties i n het prestatieniveau die zich altijd voordoen tijdens een langdurige monotone taak. Er zit steeds een zekere variabiliteit in een reeks responsen, zelfs wanneer stimulatie en wijze van reageren constant gehouden worden.
3. Lapses of attention slaat op een speciale soort variabiliteit waarbij er zich plotse en tijdelijke prestatiedalingen voordoen gedurende minstens enige seconden. Deze pres­ tatiedalingen worden verklaard vanuit een plots en kortdurend wegvallen van de aandacht (Van Zomeren, 1995 ; Van Zomeren & Brouwer, 1994).

Meestal wordt met betrekking tot deze variabiliteit onderscheid gemaakt tussen



1. t
2. i
3. l


1. time-on-task effecten,
2. intra­ individuele variabiliteit en
3. lapses of attention.



1. Time-on-task effecten resulteren in een prestatiedaling tijdens het verloop van de taak en zijn in feite het omgekeerde van trainingseffecten die veranderingen in de tegenovergestelde richting produceren.
2. Intra­ individuele variabiliteit refereert aan de fluctuaties in het prestatieniveau die zich altijd voordoen tijdens een langdurige monotone taak. Er zit steeds een zekere variabiliteit in een reeks responsen, zelfs wanneer stimulatie en wijze van reageren constant gehouden worden.
3. Lapses of attention slaat op een speciale soort variabiliteit waarbij er zich plotse en tijdelijke prestatiedalingen voordoen gedurende minstens enige seconden. Deze pres­ tatiedalingen worden verklaard vanuit een plots en kortdurend wegvallen van de aandacht (Van Zomeren, 1995 ; Van Zomeren & Brouwer, 1994).

1. time-on-task effecten,
2. intra­ individuele variabiliteit en
3. lapses of attention.



1. Time-on-task effecten resulteren in een prestatiedaling tijdens het verloop van de taak en zijn in feite het omgekeerde van trainingseffecten die veranderingen in de tegenovergestelde richting produceren.
2. Intra­ individuele variabiliteit refereert aan de fluctuaties in het prestatieniveau die zich altijd voordoen tijdens een langdurige monotone taak. Er zit steeds een zekere variabiliteit in een reeks responsen, zelfs wanneer stimulatie en wijze van reageren constant gehouden worden.
3. Lapses of attention slaat op een speciale soort variabiliteit waarbij er zich plotse en tijdelijke prestatiedalingen voordoen gedurende minstens enige seconden. Deze pres­ tatiedalingen worden verklaard vanuit een plots en kortdurend wegvallen van de aandacht (Van Zomeren, 1995 ; Van Zomeren & Brouwer, 1994).

Vigilantie en alertheid zijn twee steeds terugkerende concepten met betrekking tot volgehouden aandacht.



• De term vigilantie of waakzaamheid verwijst naar het vermogen van een individu om gedurende lange tijd de wacht te houden.



• Alertheid wordt door Posner (1975) gedefinieerd als een hypothetische toestand van het centrale zenuwstelsel die de algemene ontvankelijkheid voor stimulatie bepaalt.



• Fasische alertheid is een plots optredende verhoogde geneigdheid om te reageren op een signaal dat binnen enkele seconden verwacht wordt.



• Tonische alertheid wordt omschreven als een continue ontvankelijkheid voor stimulatie vanuit de omgevi ng die minuten tot zelfs uren kan duren (Van Zomeren & Brou wer, 1994)


• De term vigilantie of waakzaamheid verwijst naar

het vermogen van een individu om gedurende lange tijd de wacht te houden.



• Alertheid wordt door Posner (1975) gedefinieerd als een hypothetische toestand van het centrale zenuwstelsel die de algemene ontvankelijkheid voor stimulatie bepaalt.



• Fasische alertheid is een plots optredende verhoogde geneigdheid om te reageren op een signaal dat binnen enkele seconden verwacht wordt.



• Tonische alertheid wordt omschreven als een continue ontvankelijkheid voor stimulatie vanuit de omgevi ng die minuten tot zelfs uren kan duren (Van Zomeren & Brou wer, 1994)


• Alertheid wordt door Posner (1975) gedefinieerd als

een hypothetische toestand van het centrale zenuwstelsel die de algemene ontvankelijkheid voor stimulatie bepaalt.



• Fasische alertheid is een plots optredende verhoogde geneigdheid om te reageren op een signaal dat binnen enkele seconden verwacht wordt.



• Tonische alertheid wordt omschreven als een continue ontvankelijkheid voor stimulatie vanuit de omgevi ng die minuten tot zelfs uren kan duren (Van Zomeren & Brou wer, 1994)


• Fasische alertheid is een

plots optredende verhoogde geneigdheid om te reageren op een signaal dat binnen enkele seconden verwacht wordt.



• Tonische alertheid wordt omschreven als een continue ontvankelijkheid voor stimulatie vanuit de omgevi ng die minuten tot zelfs uren kan duren (Van Zomeren & Brou wer, 1994)


• Tonische alertheid wordt omschreven als

een continue ontvankelijkheid voor stimulatie vanuit de omgevi ng die minuten tot zelfs uren kan duren (Van Zomeren & Brouwer, 1994)


• De term vigilantie of waakzaamheid verwijst naar het vermogen van een individu om gedurende lange tijd de wacht te houden.


Het is een toestand van bereidheid om te reageren ondanks extreem lange tijdsintervallen waarin niet gereageerd moet worden.



Vigilantie vereist dus volgehouden aandacht (Cohen, 1993). Vigilantieta­ ken worden dan ook gekenmerkt door hun lange tijdsduur en een lage stimulusfreq uentie zodat slechts sporadisch een respons dient gesteld te worden.



Dit vindt men terug in veel arbeidssituaties. Bijvoorbeeld een nachtwaker die op televisieschermen een gebouw in de gaten moet houden. De kans dat er zich beweging voordoet op de schermen, is heel klein. Onder dergelijke omstandigheden wordt het vermogen tot volgehouden aandacht op de proef gesteld.

• Alertheid wordt door Posner (1975) gedefinieerd als een hypothetische toestand van het centrale zenuwstelsel die de algemene ontvankelijkheid voor stimulatie bepaalt.

Dit omvat zowel de oriëntatie naar een stimulus toe als de bereidheid om te reageren.



Deze ontvankelijkheid voor stimulatie kan variëren van erg laag zoals bijvoorbeeld tijdens het slapen tot erg hoog zoals in waaktoestand.



Alertheid verwijst in feite naar de bewustzijnsgraad van een individu.
Veranderingen in de alertheid gaan samen met meetbare psychofysiologische veran­ deringen in onder meer het elektro-encefalogram (EEG) en de hartslag.



Klassiek worden twee soorten veranderingen onderscheiden :


-fasische veranderingen die slechts enkele seconden bestrijken en


-tonische veranderingen die langzaam optreden over een periode van minuten tot zelfs uren (Minderhoud & Van Zomeren, 1984).


• Fasische alertheid is een plots optredende verhoogde geneigdheid om te reageren op een signaal dat binnen enkele seconden verwacht wordt.

Fasische alertheid is een plots optredende verhoogde geneigdheid om te reageren op een signaal dat binnen enkele seconden verwacht wordt.



Deze alertheid ontstaat snel en treedt enkel op wanneer men van plan is om snel te reageren op een voorspelbaar signaal (Minderhoud & Van Zomeren, 1984). Fasiscbe alertheid wordt bijvoorbeeld gezien bij een hardloper die op het startschot wacht : het aftellen vooraf is voor hem het signaal dat het startschot elk moment gegeven kan worden. Op dat moment treden in zijn brein reeds meetbare elektrofysiologische effecten op.



Een psychofysiologische operationele definitie van fasische alertheid is contingent negative variation ( CNV). Deze werd voor het eerst beschreven door Walter et al. (1964). Het is een langzame negatieve verschuivi ng in het EEG van personen die na een waarschuwingssignaal wachten op de stimulus waarop ze zo snel mogelijk moeten reageren.



Een psychologische operationele definitie van fasische alertheid i het verschil in reactiesnelheid wanneer de prestatie met en zonder waarschu­wingssignaal met elkaar worden vergeleken (Van Zomeren & Brouwer, 1994)


• Tonische alertheid wordt omschreven als een continue ontvankelijkheid voor stimulatie vanuit de omgeving die minuten tot zelfs uren kan duren (Van Zomeren & Brou wer, 1994)

Tonische alertheid wordt omschreven als een continue ontvankelijkheid voor stimulatie vanuit de omgeving die minuten tot zelfs uren kan duren (Van Zomeren & Brouwer, 1994)



Tonische veranderingen in alertheid treden traag en onwillekemig op. Tijdens langdurige eentonige taken ziet men dat de mate van alertheid daalt, vooral wanneer de relevante stimuli (waarop gereageerd moet worden) slechts sporadisch optreden.



Dit kan bijvoor­ beeld geobserveerd worden tijden een lange autorit in het donker op de snelweg. Broadbent (1971) verklaarde deze daLing in het alertheidsniveau door een tekort aan stimulatie van het reticulair activerend systeem.



Het volhouden van de aandacht is dan ook vooral afhankelijk van de mate van tonische arousal. Stoornissen in volgehouden aandacht komen voor wanneer iemand niet meer in staat is de aandacht langdurig te richten.



Het is niet meer mogelijk om gedurende lange tijd een voldoende niveau van tonische alertheid te behouden . De aandacht verslapt te snel zodat niet meer aan de taakvereisten voldaan ka n worden, of men helemaal niet meer in staat is een bepaalde taak te voleindigen.

Het volhouden van de aandacht is dan ook vooral afhankelijk van de mate van

tonische arousal. Stoornissen in volgehouden aandacht komen voor wanneer iemand niet meer in staat is de aandacht langdurig te richten.



Het is niet meer mogelijk om gedurende lange tijd een voldoende niveau van tonische alertheid te behouden . De aandacht verslapt te snel zodat niet meer aan de taakvereisten voldaan ka n worden, of men helemaal niet meer in staat is een bepaalde taak te voleindigen.

Het is niet meer mogelijk om gedurende lange tijd een voldoende niveau van

tonische alertheid te behouden . De aandacht verslapt te snel zodat niet meer aan de taakvereisten voldaan ka n worden, of men helemaal niet meer in staat is een bepaalde taak te voleindigen.