Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
21 Cards in this Set
- Front
- Back
Wat zijn de taalvaardigheden? |
lezen, schrijven en spreken. |
|
Welke functies heb je aan taalvaardigheid |
expressieve functie communicatieve functie conceptualiserende functie |
|
Wat wordt bedoeld met de expressieve functie |
middelen die je in staat stellen om jezelf te uiten |
|
wat wordt bedoeld met de communicatieve functie |
om met andere te communiceren |
|
en met de conceptualiserende functie? |
om de wereld om ons heen te begrijpen |
|
hoe noem je lezen en luisteren ook wel? |
receptieve functie |
|
hoe noem je schrijven en spreken |
productieve functie |
|
noem 2 verschillen tussen 'lezen en schrijven' en 'spreken en luisteren' |
bij lezen en schrijven --> geen gesprekspartner afwezig geschreven tekst is formeler |
|
wat is de betekenis van lezen |
het achterhalen van de betekenis van geschreven taal |
|
Noem 2 soorten kennis die je met lezen van verwerven |
-kennis van de wereld - kennis van taal |
|
Kennis van taal: welke kennis onderscheiden we? |
- orthografisch/ fonologisch - semantische kennis - morfologische kennis - syntactische kennis pragmatisch/ tekstuele kennis |
|
Wat wordt er bedoeld met kennis van de wereld |
Dat als je een tekst leert wel een beetje moet snappen waar het over gaat. dit kan je uitbreiden door veel te lezen |
|
Noem de 3 modellen van het leesproces |
bottum-up top-down interactieve model |
|
welk model is dit? Je egint laag, eerst de letters en dan de klanken. en dan de beteenis |
bottum up |
|
welk model is dit als een lezer een zin leest, maakt hij hypothese. dan weet hij wat er komt |
top-down model |
|
welk model is dit de hogere en lagere beinloeden elkaar. dit verklaart dat een tekst die je niet kent moeilijker te lezenis |
interactiemodel |
|
Wat doet een lezer om een tekst te kunnen lezen. noem ze alle 7 |
1. hij heeft een leesdoel 2. maakt gebruik van aanwijzingen in een tekst 3. roept voorkennis op 4. hij kiest voor een bepaalde leesmanier 5. al lezend maakt hij gebruik van de kennis van taal 6. tijdens het lezen nadenken of hij de tekst begrijpt 7. na het lezen kijken of hij het snapte |
|
Wat wordt strategisch lezen genoemd |
wat een lezer doet om de tekst te kunnen interpreteren |
|
hoe kan je de leesomgeving verdelen |
- materiele leesomgeving: die deel je met de kinderen in - immateriele leesomgeving: activiteiten die lezen stimuleren. |
|
Wat voor soorten teksten moet je kunnen lezen in groep 8 |
eenvoudige informatieve teksten instructieve teksten betogende teksten fictie |
|
wat zijn de tekstkenmerken |
- onderwerp structuur tekstaanwijzingen de stijl de relatie tussen woord en beeld kenmerken van verhalen en gedichten AVI, CLIB en leeslat |