Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
45 Cards in this Set
- Front
- Back
Wat zijn de 5 kenmerken van wetenschappelijk onderzoek? |
1. systematiek 2. creatief 3. theorie 4. objectief 5. waarnemingen |
|
ontologie |
onderzoek naar dingen waarvan we zeker weten dat ze bestaan |
|
epistemologie |
manier van onderzoeken (methode) |
|
de 3 benaderingen van sociale wetenschappen |
1. empirisch/analytische benadering 2. interpretatieve benadering3. kritisch emancipatoire benadering |
|
empirisch/analytisch |
ervaring als bron van kennis. - herhaalbaar en controleerbaar - reductie - kwantitatief - waardevrij experiment, servey, bestaande bronnen |
|
interpretatieve benadering |
verzet tegen ea, draait om interpretatie - begrijpen - holistisch - waardeverheldering - kwalitatief inhoudsanalyse |
|
kritische-emancipatoire benadering |
veranderen van- of feministisch onderzoek - gericht op verbeteringen - waardegebonden veldwerk |
|
Fundamenteel onderzoek |
kennis verzamelen, je volgt de empirische cyclus. |
|
Toegepast wetenschappelijk onderzoek |
praktijkprobleem oplossen, je volgt de regulatieve cyclus. |
|
empirische cyclus |
observatie - inductie - deductie - toetsen - evaluatie |
|
observatie |
start van onderzoek |
|
inductie |
op basis van wat je ziet en voorlopige conclusie trekken , theorie vormen |
|
deductie |
vanuit theorie een voorspelling formuleren |
|
toetsing |
kijken of gegevens de theorie ondersteunen |
|
evaluatie |
kennisprobleem opgelost ? |
|
stap 1: onderzoeksprobleem |
observatie, je wilt iets weten |
|
stap 2: theorie |
inductie, samenhangend verhaal dat een geobserveerd fenomeen samenvat en verklaart, en als basis dient voor het doen van voorspellingen over dat fenomeen, die op hun beurt weer empirisch kunnen worden getest |
|
stap 3: onderzoeksvraag |
inductie, theorie zorgt voor aanpassing van het probleem. - moet empirisch te onderzoeken zijn - specifiek zijn 3 soorten vragen |
|
welke 3 soorten onderzoeksvragen zijn er? |
- exploratieve vragen - beschrijvende vragen - verklarende vragen |
|
exploratieve vragen |
waarom, hoe? (kwalitatief) |
|
beschrijvende vragen |
hoeveel? (kwantitatief/kwalitatief) |
|
verklarende vragen |
verschil tussen of relatie tussen (kwantitatief) |
|
hypothese |
deductie, onderzoeksvraag leidt tot een aantal toetsbare verwachtingen |
|
stap 4.1 operationaliseren |
vastleggen van d methode die je gebruikt om je onderzoeksvraag te beantwoorden. populatie waarbij je steekproef doet. |
|
3 onderzoeksbenaderingen |
- kwalitatief: inhoudsanalyse, veldwerk. gedetailleerd met beeld en tekst - kwantitatief: experiment, survey, bestaande bronnen. niet gedetailleerd, alleen cijfers - historisch vergelijkend: over tijd en land (geschiedenis) |
|
variabelen |
bij kwantitatief onderzoek afhankelijke: die wordt verklaard verklarende: bevat de verklarende factor |
|
meet niveaus van variabelen |
nominaal: geen ordening ordinaal: logische volgorde interval: volgorde met gelijke afstanden ratio: interval met absoluut 0 punt |
|
causaliteit |
oorzaak - gevolg, kijken of de 1 het ander veroorzaakt: |
|
3 voorbeelden van foute causaliteit |
- altervatieve verklaring: andere verklaring - mediatie: zit nog iets tussen oorzaak en gevolg - schijnverband: lijkt zo, maar is niet zo |
|
causaal verband aantonen door 3 zaken |
1. moeten 2 of meerdere variabelen samenhangen 2. moet oorzaak vooraf gaan aan uitkomst in tijd 3. mogen er geen andere verklaringen mogelijk zijn. |
|
causaal verband aantonen met |
- experiment: controle vs experimentele groep, toewijzing op basis van toeval - veldwerk: observeren dmv interviews - survey: niet voor gedrag |
|
4.2 toetsen data verzamelen |
altijd maar een deel van de populatie dus een steekproef |
|
4.3 toetsen analyse |
je maakt een analyse |
|
stap 5 |
word stap 1, theorie aanpassen of nieuwe onderzoeksvraag |
|
enkelvoudige steekproef |
uit een lijst met elementen kies je willekeurig een aantal elementen |
|
systematische steekproef |
uit lijst met elementen kies je steeds nummer 1, 11, 21 etc. |
|
gestratificeerde steekproef |
je verdeelt de elementen in strata en uit het stratum trek je de steekproef |
|
cluster steekproef |
verdeeld elementen op geografisch gebied en trekt steekproef uit de clusters |
|
getrapte steekproef |
de clusters verdeel je in elementen |
|
quota steekproef: |
je kiest een max aantal mensen om mee te doen en kiest deze mensen zelf (gemaks) |
|
doelgericht |
je kiest mensen met specifieke kenmerken |
|
sneeuwbal |
aan de participanten vraag je of ze nog andere mogelijke participanten kennen |
|
niet representatief want: |
- dekkingsfout: niet iedereen uit populatie heeft de kans om mee te doen - steekproeffout: andere mensen zorgt voor andere resultaten, minder mensen = minder fouten - nonresponse: sommige mensen reageren niet op hun uitnodiging |
|
kwalitatief onderzoek |
beeld en tekst, uitgebreider, achterliggende gedachten van personen, minder respondenten onderzoeken want kost meer geld. externe validiteit minder van belang |
|
kwantitatief onderzoek |
cijfers, minder uitgebreid kost minder. externe validiteit |