• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/17

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

17 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Vraag 1

In het diencephalon bevinden zich twee belangrijke structuren. Noem deze en beschrijf van beide structuren de functie.
Deze twee structuren zijn de thalamus en de hypothalamus.
Deze twee structuren zijn de thalamus en de hypothalamus.
De thalamus wordt algemeen beschouwd als
De thalamus wordt algemeen beschouwd als
een belangrijk schakelstation voor informatie vanuit de zintuigen. Bovendien heeft het een belangrijke integratieve functie.

De thalamus ontvangt input van de somatosensorische en somatomotorische systemen van het brein en het ruggenmerg. Zowel visuele, auditieve, als somatosensorische signalen worden geprojecteerd op de thalamus en lopen van daaruit naar speciieke neocorticale gebieden. Merk op dat enkel het olfactorische systeem (reukzin) niet via de thalamus naar de cortex loopt.

Ook posterieure secundaire en tertiaire cortices zenden en ontvangen projecties naar/van de thalamische kernen. Bovendien bestaan er uitgebreide thalamische verbindingen met subcorticale motorische kernen (waaronder de basale ganglia) en limbische structuren.
De hypothalamus speelt een belangrijke rol in
De hypothalamus speelt een belangrijke rol in
de homeostatische controle van de lichaamsfuncties zoals temperatuur, seksuele drift , dorst en honger.

Het controleert de uitscheiding van hormonen via de hypofyse door middel van een eigen familie hypothalamische hormonen en slaat daarmee een brug tussen het centrale zenuwstelsel en het endocrien systeem.

Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 29.
Vraag 2

Wat zijn oligodendrocyten en wat is hun belangrijkste functie?
Oligodendrocyten zijn macroglia en één van de belangrijkste functies van oligodendrocyten is de productie van myeline.

Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 41-42.
Oligodendrocyten zijn macroglia en één van de belangrijkste functies van oligodendrocyten is de productie van myeline.

Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 41-42.
Vraag 3

Hoe is het te verklaren, dat alle visuele informatie uit het linker gezichtsveld terechtkomt in de visuele cortex in de rechter hemisfeer?
Vraag 3

Hoe is het te verklaren, dat alle visuele informatie uit het linker gezichtsveld terechtkomt in de visuele cortex in de rechter hemisfeer?
De beide oogzenuwen ontmoeten elkaar in het optisch chiasma. Hier splitsen de vezels zich zodanig dat de vezels van de laterale hel  en van beide retina’s de hersenen langs dezelfde kant binnendringen, terwijl de vezels van de mediale retinahel ...
De beide oogzenuwen ontmoeten elkaar in het optisch chiasma. Hier splitsen de vezels zich zodanig dat de vezels van de laterale hel en van beide retina’s de hersenen langs dezelfde kant binnendringen, terwijl de vezels van de mediale retinahel en zich kruisen naar de contralaterale hemisfeer.

De twee resulterende bundels lopen als een linker- en een rechter-tractus opticus naar het brein.

De temporale retina van het éne oog en de nasale retina van het andere oog bestrijken dus samen één kant van het gezichtsveld en omdat ze samen in één tractus opticus terechtkomen gaan deze informatie naar één hemisfeer (contralateraal aan het gezichtsveld).

Concreet betekent dit dat visuele stimuli uit het linker- gezichtsveld verwerkt worden in de rechterhersenhel .
Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 77-78.
Vraag 4

Somatosensoriek verwijst naar zintuiglijke waarnemingen van het lichaam zoals tast, druk, proprioceptie, warmte, koude, vibraties, jeuk en pijn. Wat is proprioceptie?
Proprioceptieve gewaarwordingen worden veroorzaakt door de bewegingen van onze spieren en gewrichten en leren ons iets over de positie en de bewegingen van ons lichaam.

Proprioceptieve gewaarwordingen vertonen weinig adaptatie; we weten altijd waar een lichaamsdeel zich bevindt zelfs wanneer het een tijdlang niet werd bewogen.

De proprioceptie is exact en precies, zij draagt bij tot vaardige en gerichte bewegingen.


Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 107 en 115.
Vraag 5

Shiffrin en Schneider beschreven twee soorten beperkingen van de aandacht die bij normale men- sen voorkomen in bepaalde situaties, waaronder het divided attention deficit (DAD).
Wat houdt een DAD in?
Een DAD is het gevolg van de beperkte capaciteit van de gecontroleerde informatieverwerking die bepaald wordt door de hoeveelheid informatie die men gelijktijdig kan verwerken en door de snelheid van dit verwerkingsproces.

Als te veel relevante informatie tegelijk of in een te hoog tempo wordt aan- geboden, kan het systeem de stroom van informatie niet bijhouden.

Bijgevolg gaat een gedeelte van de relevante informatie verloren of kan een deel van de gewenste responsen niet worden uitgevoerd.

Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 122-123.
Vraag 6

Cohen (1993) stelt een theoretisch kader voor waarin hij alle voor de neuropsychologie relevante kennis en informatie rondom aandacht tracht onder te brengen. Hij deelt de aandachtsprocessen in vier factoren in: sensorische selectie, responsselectie en –controle, aandachtscapaciteit en volge- houden aandacht. Hoe ziet Cohen volgehouden aandacht in dit kader?
Volgehouden aandacht wordt in dit kader gezien als een bijproduct van de andere drie factoren en vereist een voortdurende interactie tussen sensorische selectie en responscontrole in functie van aan- dachtscapaciteit in de tijd.

Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 143-146.
Vraag 7

In het werkgeheugenmodel van Baddeley en Hitch (1974) wordt de kortetermijngeheugen-bewaar- plaats niet langer gezien als één ondeelbaar systeem, maar als een alliantie van tijdelijke opslagsyste- men, gecoördineerd door een aandacht...
Vraag 7

In het werkgeheugenmodel van Baddeley en Hitch (1974) wordt de kortetermijngeheugen-bewaar- plaats niet langer gezien als één ondeelbaar systeem, maar als een alliantie van tijdelijke opslagsyste- men, gecoördineerd door een aandachtsbepaald centraal controlesysteem (of ‘centrale uitvoerder’).

Noem de twee opslagsystemen (in andere boeken ook wel ‘slaafsystemen’ genoemd) en beschrijf hun werking. Wanneer maken wij bijvoorbeeld gebruik van deze opslagsystemen? Geef voor ieder een voorbeeld.
Naast de centrale uitvoerder worden twee opslagsystemen gedefinieerd: de articulatorische lus (ook wel ‘phonological loop’ genoemd) en het visuospatiële werkblad (ook wel ‘visuospatial sketchpad’ genoemd).

De articulatorische lus is een systeem van beperkte capaciteit dat een kleine hoeveelheid fonetische informatie door middel van een articulatorisch herhalingsproces kan vasthouden. Hier kunnen we bij- voorbeeld gebruik van maken wanneer we nieuwe woorden in een vreemde taal aanleren; het woord komt in gedachten steeds ‘langs’.

Het visuospatiële werkblad is gespecialiseerd in de manipulatie van visuele of spatiële informatie en wordt geassocieerd met een aantal structuren in de rechterhemisfeer. Hier maken wij bijvoorbeeld ge- bruik van wanneer we op een plattegrond kijken en vervolgens met de plattegrond visueel in gedachten naar de bestemming toerijden.
Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 163-164.
Vraag 8

Maak een tekening (of een kleine mindmap), waarin duidelijk wordt hoe de volgende onderdelen van het langetermijngeheugen zich tot elkaar verhouden:

1. Expliciet geheugen
2. Priming
3. Impliciet geheugen
4. Habituatie, sensitisatie, klassieke conditionering
5. Episodisch geheugen
6. Procedureel geheugen
7. Semantisch geheugen
1.     Expliciet geheugen
2.     Priming
3.     Impliciet geheugen
4.     Habituatie, sensitisatie, klassieke conditionering
5.     Episodisch geheugen
6.     Procedureel geheugen
7.     Semantisch geheugen
1. Expliciet geheugen
2. Priming
3. Impliciet geheugen
4. Habituatie, sensitisatie, klassieke conditionering
5. Episodisch geheugen
6. Procedureel geheugen
7. Semantisch geheugen
Vraag 9

Beschrijf het cruciale verschil tussen de intuïtieve theorie over emotie en de James-Lange theorie.
De intuïtieve theorie beschouwt de emotie (bijvoorbeeld angst) als de oorzaak van lichamelijke arousal (zoals bijvoorbeeld een bonzend hart).

De James-Lange theorie stelt dat de lichamelijke arousal de oorzaak is van de waarneming van emotie (dus een bonzend hart, in combinatie met oppervlakkige en snelle ademhaling, ‘kippenvel’ en bevende ledematen veroorzaakt de waarneming van angst).
Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 206-208.
Vraag 10

De amygdala speelt een belangrijke rol in emotioneel gedrag. Zintuigelijke informatie bereikt de amygdala via een directe projectie en via een indirecte projectie. Beschrijf deze twee routes in grote lijn. Geef vervolgens aan bij welk ...
Vraag 10

De amygdala speelt een belangrijke rol in emotioneel gedrag. Zintuigelijke informatie bereikt de amygdala via een directe projectie en via een indirecte projectie. Beschrijf deze twee routes in grote lijn. Geef vervolgens aan bij welk type emotie de directe route van groot belang is.
De directe route loopt direct van de thalamus naar de amygdala.

De indirecte route loopt vanaf de thalamus eerst langs de neocortex en komt dan pas bij de amygdala uit.
Vooral voor angst is de directe projectie van thalamus naar amygdala van groot belang.

De directe route is sneller dan de indirecte route, maar biedt enkel ruwe informatie over de kenmerken van de stimulus.

Vermoed wordt dat de directe thalamische input snelle, primitieve emotionele responsen medieert en de amygdala voorbereidt om snel op het gevaar te reageren terwijl de meer gedetailleerde analyse van het binnenkomend signaal wordt overgelaten aan hogere corticale regio’s.
Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 216.
Vraag 11

Neglect verwijst naar de falende reactie op, of falende oriëntatie naar nieuwe of betekenisvolle sti- muli die worden aangeboden aan de zijde contralateraal aan de hersenbeschadiging. Er zijn diverse uitingen van neglect mogelijk, waaronder spatieel neglect.
Hoe uit spatieel neglect zich? Geef vervolgens een voorbeeld van een mogelijkheid om dit te testen.
Spatieel neglect uit zich doordat de persoon bij de uitvoering van een aantal taken de visuele ruimte controlateraal aan de laesie verwaarloost.

Dit is te testen door de persoon iets te laten tekenen (bijvoorbeeld een klok) en te bekijken of beide zij- den van het getekende object worden weergegeven. Wanneer de persoon bijvoorbeeld rechts pariëtaal een laesie heeft, kan spatieel neglect optreden en zal de persoon alleen de rechterkant (in dit voorbeeld van de klok) tekenen of invullen.
Vraag 12

Wat is spraakapraxie?
Spraakapraxie verwijst naar problemen met het ontwikkelen van een motorisch programma dat de opeenvolgingen van de spierbewegingen bepaalt, die noodzakelijk zijn om individuele klanken en woorden te vormen.
Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 277.
Vraag 13

Het cerebellum heeft geen directe efferente connecties met het ruggenmerg, maar speelt op een indirecte manier toch een belangrijke rol in de bewegingscontrole door de output van de descende- rende banen aan te passen. Het cerebellum beïnvloedt het motorisch apparaat dus op een indirecte manier. Noem één van de andere hersenstructuren die het cerebellum gebruikt voor deze indirecte invloed.
Het cerebellum voert correcties uit door in te werken op de hersenstam en op de motorische cortex. Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 320-323.
Het cerebellum voert correcties uit door in te werken op de hersenstam en op de motorische cortex. Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 320-323.
Vraag 14

Teken globaal de opbouw van het ruggenmerg met daarin de grijze stof, waarbij wordt aangegeven waar de motorische neuronen en waar de sensorische neuronen zitten (anterieur of posterieur). Geef in de witte stof aan aan welke kant de ascenderende sensorische zenuwbanen zitten (dorsaal, lateraal of ventraal) en geef aan waar de twee descenderende, motorische zenuwbanen zitten (dor- saal, lateraal of ventraal).

Extra (buiten de stof ):
Bekijk Internet websites met betrekking tot het onderwerp ‘dwarslaesie’. Lees over de verschillende
typen dwarslaesies en de soorten pijn die hierbij kunnen optreden.
De motorische neuronen zitten in het anterieure deel van de grijze stof. De sensorische neuronen zitten in het posterieure deel van de grijze stof.

De witte stof bestaat uit drie delen (zogeheten ‘funiculi’); dorsaal, lateraal en ventraal. ...
De motorische neuronen zitten in het anterieure deel van de grijze stof. De sensorische neuronen zitten in het posterieure deel van de grijze stof.

De witte stof bestaat uit drie delen (zogeheten ‘funiculi’); dorsaal, lateraal en ventraal. Het dorsaal gedeelte bevat de ascenderende sensorische zenuwbanen. Het lateraal en ventraal gedeelte bevat twee descenderende, motorische zenuwbanen.
Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 302-304 (plaatje op blz. 303).
Vraag 15

Welke hersenstructuur is vooral aangedaan bij de ziekte van Parkinson. Noem twee positieve symptomen en twee negatieve symptomen bij deze
De basale ganglia zijn aangedaan.

Twee positieve symptomen zijn rigiditeit en tremor.
Twee negatieve symptomen zijn verlies aan spontane bewegingen (akinesie) en vertraagd initiëren van bewegingen. Boek Vingerhoets & Lannoo blz. 329-330.