• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/46

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

46 Cards in this Set

  • Front
  • Back

2.1 Inleiding



In de grondwet is vastgelegd dat de overheid verplicht is maatregelen te treffen ter bewaking en bevordering van de volksgezondheid.



De gemeenten hebben deze taak opgedragen aan

de Gemeenschappelijke Gezondheidsdiensten (GGD).



In de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) zijn de taken van de GGD uitgewerkt. Sinds de invoering van de WCPV in 1989, zijn gemeenten wettelijk verplicht om een GGD in stand te houden. Begin 2001 waren er in Nederland 46 GGD'en.

2.1.1 Voorbeeld: fasen van een GGZ-preventieproject.


Bij de opzet en uitvoering van een project worden zes fasen onderscheiden:



1. O
2. A
3. P
4. V
5. U
6. S


1. Oriëntatiefase
2. Analysefase
3. Planningsfase
4. Voorbereidingsfase
5. Uitvoeringsfase
6. Slotfase

1. Oriëntatiefase



In de eerste fase, de oriëntatiefase, worden gegevens verzameld over:


• De aard, omvang en maatschappelijke gevolgen van de problematiek.
• Daarnaast wordt nagegaan welke projecten of activiteiten er landelijk en regionaal al zijn ontwikkeld.
• Ten slotte wordt het project globaal afgebakend, waarbij in grote lijnen wordt aangegeven wat de doelgroep is van het project, voor welk probleem een oplossing wordt gezocht, welk einddoel wordt nagestreefd en hoeveel tijd, geld en middelen hiervoor dienen te worden ingezet.


De oriëntatiefase leidt tot

een projectvoorstel.



Het einddoel van het project wordt omschreven als bijv.: het voorkómen en verminderen van depressieve klachten bij ouderen in verzorgingshuizen en het verbeteren va n een vroegtijdige signalering en adequate aanpak van deze problematiek.

2. Analysefase



Het projectvoorstel wordt goedgekeurd, waarmee de volgende fase, de analysefase, van start kan gaan.


• In deze fase wordt een probleemanalyse gemaakt waarin de determinanten van de problematiek en hun onderlinge samenhang (voor zover bekend) worden aangegeven.



• Daarnaast wordt beschreven op welke determinanten het project zich wil richten.




De keuze hiervan is onder meer afhankelijk van de beïnvloedbaarheid van de determinanten, mogelijkheden van de eigen organisatie en kosten-batenafwegingen.

3. Planningsfase



In de hierop volgende planningsfase worden

de doelstellingen, de doelgroepen en de interventies van het project vastgesteld.



De doelstellingen worden onderscheiden op verschillende niveaus. Deze worden hiërarchisch gerangschikt in een doelenboom.


Bovenaan de doelenboom staat het sociale einddoel, wat verder uitgewerkt wordt in achtereenvolgens één of meerdere preventieve einddoelen, tussendoelen en voorwaardenscheppende doelen. Deze doelstellingen worden veelal op abstract niveau omschreven. Ze zijn meestal niet meetbaar, waardoor achteraf niet geëvalueerd kan worden of het project geslaagd is.



Daarom dienen de doelen op interventieniveau beschreven te worden in concrete, meetbare termen, waarin wordt aangegeven op welk moment bij welke groep wat bereikt dient te zijn. In het onderstaande voorbeeld zal, omwille van de overzichtelijkheid, slechts één doel op interventieniveau worden beschreven.

4. Voorbereidingsfase



In de voorbereidingsfase die hierop volgt, worden


de voorgestelde interventies verder uitgewerkt. Daarnaast worden benodigde materialen ontwikkeld en worden samenwerkingspartners voor de uitvoering gezocht. Ten slotte worden evaluatie­ doelen geformuleerd en wordt de wijze van evaluatie gekozen.


5. Uitvoeringsfase


Effectevaluatie en procesevaluatie.



In deze fase worden de ontwikkelde interventies uitgevoerd. De uitvoering kan in handen zijn van projectmedewerkers die niet noodzakelijk de totaliteit van het project hoeven te overzien.



Het is de taak van de projectleider om het project te 'managen'.



In de uitvoeringsfase worden ook de effecten van de uitgevoerde interventies gemeten.


Dit gebeurt via een

effectevaluatie. Idealiter bestaat een effectevaluatie uit de vergelijking van een voor- en een nameting bij de doelgroep met een voor- en een nameting bij een controlegroep (een zogenaamd randomised controlled trial). In de praktijk is zo'n onderzoeksopzet vaak niet mogelijk en dient gezocht te worden naar een aanvaardbaar alternatief.



Naast de effectevaluatie wordt bij veel projecten een procesevaluatie uitgevoerd. Zo'n procesevaluatie levert inzicht in de stappen die zijn ondernomen in het project, de knelpunten waar men tegenaan is gelopen in de opzet en uitvoering van het project, de manier waarop hiermee om­ gegaan is en het resultaat hiervan. De procesevaluatie is leerzaam voor de betrokkenen bij het project, alsmede voor preventiewerkers die in de toekomst een soortgelijk project willen gaan uitvoeren.

6. Slotfase



Na de uitvoering en evaluatie van de verschillende interventies wordt gereflecteerd over


de mogelijkheden om de investeringen die in het project gedaan zijn, optimaal te benutten.



De vraag is of men de interventies opnieuw gaat uitvoeren (in huidige of gewijzigde opzet), deze overdraagt aan andere uitvoerders of ze stopzet.



Voorwaarde voor implementatie is dat nog niet de hele doelgroep is bereikt en dat er een goede kans is om nog een deel van de resterende doelgroep( en) te bereiken.

De afronding van een project vormt het laatste onderdeel van de slotfase.



Een goede afronding houdt in dat

op een begrijpelijke manier over de effecten van een project en de eventuele implementatie van de interventies aan de opdrachtgevers, de financiers, de samenwerkingspartners, de preventieve en intermediaire doelgroep en de medewerkers binnen de eigen organisatie wordt gerapporteerd.



Behalve het informeren van de betrokkenen heeft deze publiciteit als doel het geven van credits aan de mensen die zich hebben ingezet voor het project en het overdragen van opgedane ervaringen. Grotere projecten kennen vaak een officiële afronding in de vorm van een symposium of studiedag.

2.2 De plaats van de GGD in de gezondheidszorg



Uitgaande van het echelonprincipe is de GGD als instelling vóór de eerste lijn te plaatsen. De GGD is daarmee als het ware een 'nuldelijns' gezondheidszorginstelling.



Doelstelling van de GGD is

om door middel van collectieve preventie de ont­wikkeling, verergering en verspreiding van ziekten onder de bevolking tegen te gaan.


Slaagt zij hierin, dan verlicht zij de druk op de eerste-, tweede- en derde­ lijnsgezondheidszorg.



De doelgroep van de GGD wordt gevormd door personen met een verhoogd risico op een bepaalde somatische of psychische ziekte.


2.3 De primaire taken van de GGD



De GGD heeft de volgende taken:



• S
• B
• U
• C

• Signalering van volksgezondheidsproblemen
• Beleidsontwikkeling en -advisering
• Uitvoerende taken
• Coördinatie, stimulering en ondersteuning

De GGD heeft de volgende taken:



• Signalering van volksgezondheidsproblemen
• Beleidsontwikkeling en -advisering
• Uitvoerende taken
• Coördinatie, stimulering en ondersteuning

• Signalering van volksgezondheidsproblemen:


Het inzichtelijk maken van de gezondheidstoestand van de bevolking en de factoren die van invloed zijn op de volksgezondheid.
• Beleidsontwikkeling en –advisering:


Het vertalen van gesignaleerde problemen in beleid
• Uitvoerende taken:


ambulancevervoer, gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (GVO), jeugdgezondheidszorg (JGZ) en infectieziektebestrijding
• Coördinatie, stimulering en ondersteuning:


In de cyclus van activiteiten (signalering, probleemanalyse, beleidsontwikkeling en -uitvoering en evaluatie) kan de GGD ondersteunend, stimulerend, sturend en/ of coördinerend optreden.


De taken van de GGD beslaan zowel het gebied van de somatische als dat van de geestelijke volksgezondheid.



In de WCPV wordt nadrukkelijk gewezen op de taak van de GGD op het gebied van de psychohygiëne of preventieve geestelijke gezondheidszorg. De OGGZ vormt een taak van de GGD die specifiek gericht is op het terugdringen van psychische problematiek onder de bevolking.



Om bovengenoemde taken uit te voeren gebruiken GGD'en de volgende drie methodieken:



G


Z


G

• Gezondheidsbescherming
• Ziektepreventie
• Gezondheidsbevordering


• Gezondheidsbescherming
• Ziektepreventie
• Gezondheidsbevordering

• Gezondheidsbescherming
Gezondheidsbescherming richt zich op de fysieke omgeving waarin mensen wonen , werken of anderszins verblijven. Doelstelling is de bescherming van mensen tegen blootstelling aan gezondheidsrisico's . Voorbeelden zijn advisering bij bodemverontreiniging en inspecties van peuterspeelzalen.



• Ziektepreventie
Ziektepreventie richt zich op het voorkómen van ziekten (primaire preventie) en het zo vroeg mogelijk opsporen van ziekten en ziektekiemdragers (secundaire preventie). Voorbeelden hiervan zijn het vaccineren van reizigers en de bevolkingsonderzoeken naar borstkanker en baarmoederhalskanker.



• Gezondheidsbevordering
Gezondheidsbevordering richt zich op het tegengaan en bestrijden van factoren die de gezondheid negatief beïnvloeden. Gezondheidsbevordering is vooral gericht op het bewerkstelligen van gedragsverandering. Voorbeelden in dit kader zijn de cursus 'Stoppen met roken' en de publiekscampagnes 'Let op Vet' en 'Veilig vrijen'.

2.4 De GGD en de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ)



De OGGZ omvat

alle activiteiten op het gebied van de geestelijke volksgezondheid die niet naar aanleiding van een vrijwillige, individuele hulpvraag plaatsvinden (NRV, 1991).



In de praktijk gaat het bij OGGZ om het opzetten van preventieve activiteiten dan wel het creëren van een (tijdelijk) vangnet voor mensen met ernstige psychische problemen waarvoor op het moment geen andere opvang is geregeld.



De vangnetactiviteiten omvatten


• crisisopvang en zorg bij acute psychiatrie,
• zorg aan dak- en thuislozen en
• bemoeizorg aan mensen die zelf niet om hulp vragen maar die wel hulp nodig lijken te hebben.



Niet zelden is hierbij sprake van verweven problematiek, waarbij psychische problematiek samengaat met verslaving, zwerfgedrag en/of extreme verwaarlozing.



Effectieve samenwerking tussen veel verschillende partijen is binnen de OGGZ noodzakelijk.



De preventieactiviteiten zijn gericht op

beïnvloeding van risicofactoren en beschermende factoren met betrekking tot de ontwikkeling van psychische problematiek.

2.4.1 Preventie van psychische problematiek



GGZ-preventie is gericht op het voorkómen en verminderen van ernstige psychische problematiek en/of het verbeteren van de kwaliteit van leven.



Bij preventie wordt onderscheid gemaakt in:



P


S


T

• primaire,
• secundaire en
• tertiaire preventie.



• primaire,
• secundaire en
• tertiaire preventie.

Primaire preventie is gericht op het voorkomen van het ontstaan van bepaalde problematiek via beïnvloeding van risicofactoren en beschermende factoren.



Secundaire preventie is gericht op het voorkomen van verergering van bepaalde problematiek en het vergroten van de kans op herstel via bevordering van een vroege signalering en adequate aanpak.



Tertiaire preventie is gericht op het voorkómen van terugval en het beperken van ongemak ten gevolge van een bepaalde vorm van ziekte via nabehandeling en ondersteuning.

Om verschillende redenen is het van belang dat er aandacht wordt besteed aan GGZ-preventie (Hosman, 1998).


• Ten eerste is er veel ernstige psychische problematiek in Nederland.
• Veel mensen met ernstige psychische problemen krijgen geen behandeling.
• De kosten van therapeutische gezondheidszorg en andere bijkomende maatschappelijke kosten (bijv. ten gevolge van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid) zijn zeer hoog en nog steeds stijgend.
• Bij veel vormen van psychische problematiek lijken maatschappelijke en sociale aspecten van groot belang {bijv. arbeidsomstandigheden en arbeidsethos bij burnout).
• Ernstige psychische problematiek veroorzaakt veel leed bij patiënten en hun sociale omgeving.



Als er mogelijkheden zijn voor preventie, is het de vraag of het bieden van uitsluitend curatieve zorg wel ethisch verantwoord is.



Een collectieve en preventieve aanpak van deze problematiek zou om die reden wel eens ….

veel effectiever kunnen zijn dan een louter individuele en therapeutische aanpak.

2.4.2 Geschiedenis van de GGZ-preventie



In de achttiende eeuw ontstond het idee dat de staat verantwoordelijk is voor de bescherming van de gezondheid van haar burgers.



Dit uitgangspunt vormde de aanzet tot

de sociale geneeskunde van waaruit in de negentiende eeuw een groot aantal preventieve strategieën werd ontwikkeld.



Deze maatregelen hebben indrukwekkende gezondheidseffecten tot gevolg gehad.

Eind negentiende eeuw ontwikkelde zich een sociale benadering van geestesziekten.



Dit leidde tot de zogenaamde


psychohygiënische beweging, die streefde naar hervormingen op het gebied van de geestelijke volksgezondheid. Deze beweging vormde de belangrijkste bron voor de huidige preventieve geestelijke gezondheidszorg.

In de jaren twintig van de vorige eeuw verspreidden de denkbeelden van de psychohygiënische beweging zich over de hele wereld.



Ook de psychodynamische theorie van Freud, waarin


de beïnvloedbaarheid van de menselijke geest en het menselijke handelen werd benadrukt, leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling en verspreiding van het preventieve denken in de geestelijke gezondheidszorg.

De zogenaamde neo-freudianen voegden voorts een sociale dimensie toe aan Freuds denkbeelden en maakten deze toegankelijk voor het brede publiek.



Tot ongeveer 1960 leidde de psychohygiënische beweging tot grote verbeteringen in de kwaliteit van zorg aan psychiatrische patiënten, vermindering van wantoestanden in inrichtingen, de ontwikkeling van ambulante hulpverlening en de ontwikkeling van psychosociale hulpverlening gericht op kinderen.



Pas in de jaren zestig en zeventig kwam langzaamaan

een wijdverbreide en systematisch opgezette GGZ-preventiepraktijk op gang.

Sedert 1970 kent de GGZ preventiewerkers.



De GGZ-preventiewerkers van het eerste uur kwamen uit verschillende disciplines en hadden geen specifieke scholing of opleiding.



Rond 1980 ontstond er een wettelijke basis voor het preventie­ werk binnen de ambulante GGZ en werd er gestart met de oprichting van

preventieteams binnen de GGZ.



In de jaren tachtig werd voor het eerst omschreven wat het vakgebied inhoudt en aan welke kwaliteitseisen de GGZ-preventiepraktijk dient te voldoen.

Sindsdien is er veel gedaan aan de professionalisering van het vakgebied, waar­ bij de nadruk lag op het ontwikkelen van kwaliteitsnormen en methoden van kwaliteitsverbetering en effectverhoging.



De afgelopen tien jaar is er gewerkt aan

de ontwikkeling van modelprogramma's waarvan de effectiviteit is aangetoond en die op lokaal niveau kunnen worden toegepast.

Daarnaast bestaat een beroeps­ vereniging (Nederlandse Vereniging voor Preventie en GVO, NVPG) en zijn er diverse universiteiten waar men zich kan specialiseren in GGZ-preventie en GVO (Nij­megen, Maastricht en Utrecht). Zowel qua infrastructuur, onderzoeksinvestering en praktijk van GGZ-preventie vervult Nederland een voortrekkersrol in Europa.



Momenteel zijn in Nederland GGZ-preventiemedewerkers werkzaam bij onder meer

de GGZ, GGD, Verslavingszorg, Arbo-dienst, Thuiszorg, huisartsenpraktijken, patiëntenverenigingen, universiteiten, landelijke onderzoeks- en ondersteunings­ bureaus (Trimbos-instituut, NIGZ, NIZW, NIVEL en NFGv, zie de lijst Gebruikte af­ kortingen achterin) en training- en adviesbureaus.

De volgende onderwerpen hebben veel aandacht gekregen in de GGZ-preventie:

• opvoedingsvoorlichting en ondersteuning,
• seksueel misbruik en kindermishandeling,
• depressie en suïcide bij jongeren,
• pesten,
• kinderen van ouders met psychiatrische problematiek,
• rouw­ verwerking en eenzaamheid en depressie bij ouderen.


Momenteel is er binnen de GGZ-preventie veel belangstelling voor

• arbeidsgerelateerde problematiek,
• psychische problematiek bij chronisch zieken,
• de eerste psychose bij jonge mensen,
• ADHD en psychische problematiek bij vluchtelingen en asielzoekers.


2.4.3 De principes van GGZ-preventie


GGZ-preventie is gericht op de beïnvloeding van determinanten van psychische problematiek.



Determinanten worden onderverdeeld in ...



r


b


• risicofactoren en
• beschermende of protectieve factoren.


Het doel van GGZ-preventie is risicofactoren te verminderen en beschermende factoren te versterken.

In de GGZ-preventie is er sprake van veel zogenaamde non-specifieke determinanten, determinanten die van invloed zijn op de ontwikkeling van allerlei soorten van psychische problematiek.



Om een voorbeeld te geven:


kindermishandeling vormt een risicofactor voor de ontwikkeling van een depressie, maar ook voor de ontwikkeling van angst­ stoornissen.



Naast non-specifieke determinanten gelden voor de meeste vormen van psychische problematiek ook specifieke determinanten.

Tabel 2 .1 geeft een overzicht van de non-specifieke determinanten van ernstige psychische problematiek die tot nu toe uit onderzoek naar voren zijn gekomen.



Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen


• vroege determinanten, samenhangend met de kindertijd en/of
• jeugd en latere determinanten, samenhangend met de volwassenheid.


Uit tabel 2.1 blijkt voorts dat zowel persoonsgebonden als omgevingsgebonden factoren van invloed zijn op de ontwikkeling van ernstige psychische problematiek.



Meest aannemelijk is dat de interactie van al deze factoren bepaalt of zich bij een persoon al dan niet psychische problematiek ontwikkelt.

De beschermende of protectieve factoren zijn het tegenovergestelde van de in tabel 2.1 genoemde risicofactoren.



Vooral van belang blijken

persoonlijke vaardigheden en sociale steun.

Bij de ontwikkeling van GGZ-preventieprogramma's wordt gewerkt op basis van verklaringsmodellen.



Zo'n model geeft schematisch weer

welke determinanten van invloed zijn op de ontwikkeling en het verloop van een bepaalde vorm van ernstige psychische problematiek en hoe deze determinanten onderling samenhangen.

Een verklaringsmodel stuurt de keuze van de determinanten als focus voor preventieve interventies.



Hierbij dienen verschillende afwegingen te worden gemaakt, zoals de keuze voor:


• een risico of een protectieve factor,
• de keuze voor een type factor (gedragsfactor, fysieke en/ of psychosociale factor),
• de keuze voor beïnvloeding van één factor of een combinatie van factoren,
• de keuze voor een non-specifieke of
• een probleemspecifieke factor en


• de keuze voor een factor op microniveau (niveau van de persoon), mesoniveau (niveau van instituties), of macroniveau (niveau van de samenleving).

Dit beslissingsproces wordt sterk beïnvloed door de doelgroep van de preventieve interventies.



De uiteindelijke doelgroep van de preventieve interventies wordt de …genoemd.

preventieve doelgroep genoemd.



Naast een preventieve doelgroep (bijv. jonge­ ren met depressieve klachten) worden vaak ook intermediaire doelgroepen geformuleerd (bijv. de ouders en docenten van deze jongeren).



Omdat binnen deze doelgroepen belangrijke subgroepen te onderscheiden zijn die om een verschil­ lende benadering vragen, vindt vaak nog een verdere segmentering van de doelgroep plaats (bijv. in jongeren die regelmatig op school komen en jongeren die veel spijbelen).



Per doelgroepsegment wordt apart vastgesteld welk doel wordt nagestreefd en welke interventie wordt gekozen.

In de GGZ-preventie worden verschillende soorten doelen onderscheiden (Hosman, 1994). Via een zogenaamde doelenboom kan inzichtelijk worden gemaakt hoe de verschillende soorten doelstellingen zich tot elkaar verhouden.



In grote lijnen worden de volgende soorten doelstellingen onderscheiden:



• S
• P
• T
• V

• Sociale einddoelen.


Deze worden uitgedrukt in maatschappelijke, politieke, economische of sociale termen, bijvoorbeeld 'verlaging van de kosten voor de gezondheidszorg' of 'vermindering van de criminaliteit'.



• Preventieve einddoelen.


Deze worden uitgedrukt in gezondheidstermen, bijvoorbeeld 'het bevorderen van de volksgezondheid' of 'het voorkomen van psychische stoornissen'.



• Tussendoelen.


Deze worden uitgedrukt in termen van determinanten van gezondheid, bijvoorbeeld 'het vergroten van de weerbaarheid van chronisch zieken' of 'het vergroten van de kennis van medewerkers van de Thuiszorg over depressie bij ouderen'.



• Voorwaardescheppende doelen.


Deze worden uitgedrukt in termen van voorwaar­ den die noodzakelijk zijn voor het slagen van de interventie, bijvoorbeeld de financiën, mankracht, deskundigheid, en draagvlak bij de directies van de betrokken organisaties.

Bij de ontwikkeling van een preventieprogramma wordt voorts rekening gehouden met de volgende belangrijke principes voor de GGZ-preventie (Trimbos-instituut en GGZ Nederland, 1999):



• Bij mensen die hoge gezondheidsrisico's lopen, moeten ...
• Preventieprogramma's zijn vooral effectief wanneer ...
• Preventieprogramma's hebben meer effect naarmate ...
• Preventieprogramma's moeten ….
• Doeltreffende preventieprogramma's zijn over het algemeen …..



• Bij mensen die hoge gezondheidsrisico's lopen, moeten interventies zo vroeg en zo intensief mogelijk worden ingezet.
• Preventieprogramma's zijn vooral effectief wanneer ze zich op verschillende risi­ cofactoren tegelijk richten en de doelgroep op meerdere plaatsen bereiken.
• Preventieprogramma's hebben meer effect naarmate zij zich richten op meer groe­ peringen van een sociale gemeenschap.
• Preventieprogramma's moeten planmatig en systematisch worden opgezet en per onderdeel, maar ook in hun geheel, geëvalueerd worden op werkzaamheid, doel- treffendheid en doelmatigheid.
• Doeltreffende preventieprogramma's zijn over het algemeen kosteneffectief.

2.5 De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog bij de GGD



Binnen de GGD zijn er op verschillende plaatsen psychologen werkzaam. Aan de afdeling Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van een GGD zijn vaak één of meerdere psychologen verbonden. Zij hebben over het algemeen de opleiding Kinder- en Jeugdpsychologie of Ontwikkelingspsychologie gevolgd en zijn opgeleid als gezondheidszorgpsycholoog.



Tot voor kort hielden zij zich vooral bezig met


diagnostiek en kortdurende psychologische begeleiding van kinderen en jongeren .



De nadruk van hun werkzaamheden komt echter steeds meer te liggen op….

collectieve taken, zoals consultatie aan jeugdartsen en -verpleegkundigen en advies aan scholen over, bijvoorbeeld, het handelen na suïcide van een leerling .



De verwachting is dat deze tendens zich in de toekomst zal voortzetten.

Ook op de afdeling Gezondheidsbevordering, die zich bezighoudt met het stimuleren van gezond gedrag, zijn psychologen werkzaam.



Deze werken daar vaak als GVO-functionaris (GVO staat voor Gezondheids Voorlichting en Opvoeding). Voor­beelden van werkzaamheden van GVO-functionarissen zijn

de ontwikkeling en uitvoering van publiekscampagnes en groepsvoorlichting (bijv. over verstandig gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen) en de ontwikkeling en verzorging van preventieactiviteiten (bijv. een cursus 'Meer Bewegen voor Ouderen').



Ten slotte werken psychologen bij GGD'en in het kader van de reeds eerder genoemde OGGZ

In de praktijk zijn de werkzaamheden van de GGZ-preventiemedewerkers in grote lijnen in te delen in de volgende vier gebieden:



c


u


o


b


1. coördinatie c.q. projectleiding (met de eindverantwoordelijkheid voor een activiteit of project);
2. uitvoering van interventies (verzorgen van cursussen, voorlichting, consultatie, enz.);
3. onderzoek (epidemiologisch onderzoek naar het vóórkomen van psychische problematiek, inventariserend en evaluerend onderzoek op projectniveau en onder­ zoek naar het functioneren van de gezondheidszorg);
4. beleidsontwikkeling.


Hosman (1998) omschrijft de hoofdtaken van GGZ-preventiemedewerkers als volgt:




• p


• p


• m


• u


• d


• e


• p


• o


• preventieve signalering;


het opsporen va n behoeften en mogelijkheden voor preventie.
• programma-ontwikkeling;


het systematisch ontwikkelen en uittesten van nieuwe preventieprogramma's .
• materiaalontwikkeling;


het ontwerpen va n bijvoorbeeld voorlichtingsmateriaal en cursussen.
• uitvoeren van preventieve interventies;


deze kunnen gericht zijn op individuele personen , groepen, organisaties of op hele bevolkingsgroepen.
• duurzame implementatie;


er zorg voor dragen dat preventieve activiteiten structureel worden ingebouwd .
• evaluatief programma-onderzoek;


het verrichten van proces- en effectevaluaties en kosten­ batenanalyses.
• preventiebeleid en management;


het vaststellen van doelen, prioriteiten, organisatie en af­ stemming. taakverdeling , kwaliteitseisen en middelenwerving van preventieactiviteiten .
• onderwijs en nascholing;


ten behoeve van doelgroepen die preventie in hun taken pakket hebben.


De volgende kennis, vaardigheden en inzichten zijn van belang voor GGZ-preventie:


• kennis betreffende psychopathologie en de ontwikkeling van psychische stoornissen;
• kennis over de epidemiologie van psychische stoornissen in Nederland;
• inzicht in de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg;
• kennis van de geschiedenis en de landelijke en internationale stand van zaken van GGZ-preventie;
• theoretische kennis van en ervaring met de praktijk van projectmanagement;
• kunnen samenwerken met verschillende disciplines;
• betrokkenheid bij en affiniteit tot de doelgroep (in de praktijk veelal mensen met een lage sociaal-economische status).