• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/132

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

132 Cards in this Set

  • Front
  • Back

To bite

Bijten IN


Beet, beten, heb gebeten

To breakfast

Ontbijten


Ontbeet, ontbeten, heb ontbeten

To prove to be, to turn out to be

Blijken


Bleek, bleken, BEN gebleken

To remain

Overblijven


Bleef over, bleven over, BEN overgebleven

To stay home

Thuisblijven


Bleef thuis, bleven thuis, BEN thuisgebleven

To exaggerate

Overdrijven


Dreef over, dreven over, heb overdreven

To slip, slide

Glijden


Gleed, gleden, BEN gegleden

To hold, grip

Grijpen


Greep, grepen, heb gegrepen

To observer, look at

Aankijken


Keek aan, keken aan, heb aangekeken

To scrutinise, inspect

Bekijken,


Bekeek, bekeken, heb bekeken

To verify, check

Nakijken


Keek na, keken na, heb nagekeken

To look around, snoop

Rondkijken


Keek rond, keken rond, heb rondgekeken

To look forward to

Uitkijken NAAR


Keek uit, keken uit, heb uitgekeken

To retake, get back

Terugkrijgen


Kreeg terug, kregen terug, heb teruggekregen

To die x3

Overlijden


overleed, overleden, BEN overleden


Doodgaan


Ging dood, gingen dood, BEN doodgegaan


Sterven


stierf, stierven, BEN gestorven

To suffer

Lijden


Leed, leden, heb geleden

To continue, ride through

Doorrijden


Reed door, reden door, BEN doorgereden


To come with, ride with

Meerijden


Reed mee, reden mee, BEN meegereden

To go back, ride back

Terugrijden


Reed terug, reden terug, BEN teruggereden

To shine

Schijnen


Scheen, schenen, heb geschenen

To describe

Beschrijven


Beschreef, beschreven, heb beschreven

To inscribe for

Zich inschrijven VOOR


Schreef me in VOOR, schreven ons in VOOR, heb me ingeschreven

To register, note down

Opschrijven


Schreef op, schreven op, heb opgeschreven

To copy, transfer

Overschrijven


Schreef over, schreven over, heb overgeschreven

To prescribe

Voorschrijven


Schreef voor, schreven voor, voorgeschreven

To slice, cut

Snijden


Sneed, sneden, heb gesneden

To prove, demonstrate

Bewijzen


Bewees, bewezen, heb bewezen

To silence

Zwijgen


Zweeg, zwegen, heb gezwegen

To go inside, enter

Binnengaan


Ging binnen, gingen binnen, BEN binnengegaan

To close, shut

Dichtgaan


Ging dicht, gingen dicht, BEN dichtgegaan

To continue

Doorgaan


Ging door, gingen door, BEN doorgegaan

To interact with

Omgaan MET


Ging om MET, gingen om MET, BEN omgegaan

To go open

Opengaan


Ging open, gingen open, BEN opengegaan

To move over, pass

Overgaan


Ging over, gingen over, BEN overgegaan

To return, go back

Teruggaan


Ging terug, gingen terug, BEN teruggegaan

To go out

Uitgaan


Ging uit, gingen uit, BEN uitgegaan

To depend on

Afhangen VAN


Hing af VAN, hingen af VAN, heb afgehangen

To let loose, release, let go

Loslaten


Liet los, lieten los, heb losgelaten

To allow, permit

Toelaten


Liet toe, lieten toe, heb toegelaten

To leave, abandon

Verlaten


Verliet, verlieten, heb verlaten

To sleep in

Uitslapen


Sliep uit, sliepen uit, heb uitgeslapen

To fire

Ontslaan


Ontsloeg, ontsloegen, heb ontgeslagen

To wear

Dragen


Droeg, droegen, heb gedragen

To behave

Zich gedragen


Gedroeg me, gedroegen ons, heb gedragen

To sail, navigate

Varen


Voer, voeren, BEN/HEB gevaren

To experience

Ervaren


Ervoer, ervoeren, heb ervaren

To request, apply to

Aanvragen


Vroeg aan, vroegen aan, heb aangevraagd

To wonder, doubt

Zich afvragen


Vroeg me af, vroegen ons af, heb me afgevraagd

To arise

Ontstaan


Ontstond, ontstonden, BEN ontstaan

To recommend

Aanraden


Raadde aan, raadden aan, heb aangeraden

To bake

Bakken


Bakte, bakten, heb gebakken

to make effort

(zich) inspannen


spande(n) zich in, heb zich ingespannen

to relax

(zich) ontspannen


ontspande(n) zich, heb zich ontspannen

to stand out

opvallen


viel(en) op, BEN opgevallen

to disappoint (another)

tegenvallen


viel(en) tegen, BEN tegengevallen

to catch

vangen


ving(en), heb gevangen

to replace, substitute

vervangen


verving(en), heb vervangen

to take

nemen


nam(en), heb genomen

to decrease = to increase

afnemen


nam(en) af, BEN afgenomen


=


toenemen


nam(en) toe, BEN toegenomen

to participate

deelnemen


nam(en) deel, heb deelgenomen



to ingest

innemen

to record, report, assume

opnemen


nam(en) op, heb opgenomen

to hear, learn

vernemen


vernam(en), heb vernomen

to break

breken


brak(en), heb gebroken

to interrupt

onderbreken


onderbrak(en), onderbroken

to fail

ontbreken


ontbrak(en), heb ontbroken

to arrange

afspreken


sprak(en) af, heb afgesproken

to discuss, debate, review

bespreken


besprak(en), heb besproken

to talk into (someone, machine)

inspreken


sprak(en) in, heb ingesproken

to pronounce

uitspreken


sprak(en) uit, heb uitgesproken

to put in, stab

steken IN


stak(en), heb gestoken

to cross over

oversteken


stak(en) over, BEN overgestoken

to steal

stelen


stal(en), heb gestolen

to finish the plate

opeten


at(en) op, heb opgegeten

to cure

genezen


genas, genazen, heb genezen

to give up, abandon

opgeven


gaf, gaven op, heb opgegeven

to admit, confess

toegeven


gaf toe, heb toegegeven

to spend

uitgeven AAN

to perform

optreden


trad(en) op, heb opgetreden

to lift, nullify

opheffen


hief, hieven op, heb opgeheven

to weigh

wegen


woog, wogen, heb gewogen

to hide

(zich) verbergen


verborg(en) zich, heb zich verborgen

to apply

gelden VOOR


gold(en), heb gegolden

to pull

trekken


trok(ken), heb getrokken

to put on (attract) = to put off

aantrekken


trok(ken) aan, heb aangetrokken


=


uittrekken


trok(ken) uit, heb uitgetrokken

to fight

vechten


vocht(en), heb gevochten

to dispatch, send

verzenden


verzond(en), heb verzonden

to spend

doorbrengen MET


bracht(en) door, heb doorgebracht

to cancel

afzeggen


zei(den) af / zegde af, heb afgezegd

to offer

aanbieden


bood aan, boden aan, heb aangeboden

to forbid

verbieden




verbood, verboden, heb verboden

to shoot (+ PREP)

schieten OP iemand




schoot, schoten, heb geschoten

to get on well with

opschieten




schoot op, schoten op, heb opgeschoten

to begin

beginnen




begon, begonnen




BEN begonnen

to tranfer, connect via another person (on the phone mostly)

doorverbinden




verbond(en) door, heb doorverbonden

to connect

verbinden




verbond(en)




BEN verbonded

to shine, sparkle

blinken




blonk(en), heb geblonken

to force

dwingen




dwong(en), heb gedwongen

to climb

klimmen




klom(men)




HEB/BEN geklommen

to sound, ring

klinken




klonk(en), heb geklonken

to scare (+ prep)

schrikken VAN




schrok(ken)




BEN geschrokken

to jump

springen




sprong(en)




BEN/HEB gesprongen

to be somewhere (IN A PLACE)

ZICH bevinden




bevond(en) me, heb bevonden

to invent (something)

uitvinden




vond(en) uit, heb uitgevonden

to make up, invent (a story, concept)

verzinnen




verzon(nen) heb verzonnen

to pray

bidden




bad(EN) - NO DOUBLE 'D'




heb geBEDEN

to come inside

binnenkomen




kwan(en) binnen


BEN binnengekomen

to own



bezitten




bezat(en)




heb beZETEN

to come by

langskomen




kwan langs




BEN langsgekomen

to come with

meekomen




kwam mee




BEN meegekomen

to come together, assemble

samenkomen




kwam samen




BEN samengekomen

to encounter

tegenkomen




BEN tegengekomen

to return

terugkomen




BEN terguggekomen

to come home

thuiskomen




BEN thuisgekomen

to prevent

VOORkomen




voorkwam, voorkwamen




HEB VOORKOMEN

to exist, be present

voorKOMEN




kwam(en) voor




BEN voorgekomen

to end, go down



aflopen




liep(en) af




BEN afgelopen

to keep running, run through

doorlopen




liep door




BEN doorgelopen

to run around

rondlopen




liep rond




HEB rondgelopen

to close

dichtdoen




deed dicht, deden dicht, heb dichtgedaan

to do with

meedoen




deed mee, heb meegedaan

to open

opendoen




deed open, heb opengedaan

to search (in dictionary, for a person)

opzoeken




zocht op, heb opgezocht

to be busy with

ZICH bezighouden MET




hield(en) me bezig, heb me beziggehouden

to keep

bijhouden




hield bij, heb bijgehouden

to stop (+PREP)

ophouden MET




hield(en) op




BEN opgehouden

to bend

buigen




boog, bogen, heb gebogen

to crawl

kruipen




kroop, kropen




BEN/HEB gekropen

to smell

ruiken




rook, roken, heb geroken

to decide

besluiten




besloot, besloten, heb besloten

to hold

vasthouden




hield(en) vast, heb vastgehouden

Equal

Gelijk AAN