• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/24

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

24 Cards in this Set

  • Front
  • Back

How big is your room?

Hoe groot is je kamer?


Mijn slaapkamer is niet zo groot. Het is 15 vierkante meter.

On what floor do you live?

Op welke verdieping woon je?


Ik woon op de derde verdieping.

Do you live alone? No, with how many others?

Woon je alleen?


Nee, met hoeveel anderen?

Heb je een keuken / wc / badkamer?


(Yes, I have a kitchen with a fridge and an oven)

Ja, ik heb een keuken met een koelkast en een fornuis.

Is your apartment expensive? Do you pay much rent ?

Is je appartement duur? Betaal je veel huur?


Ja het is duur, ik betaal veel huur elke maand.

Do you (pl) need to have a bath?


Must you pay by pin?

Moeten jullie een bad hebben?


Nee, wij hoeven geen bad (te hebben)


Moet je pinnen?


Nee, ik hoef niet te pinnen.

The bike stands against the wall

De fiets staat tegen de muur

The tree stands behind the house

De boom staat achter het huis

The car stands next to the house

De auto staat naast het huis

The chair stands in front of the lamp

De stoel staat voor de lamp

The trees stand on the balcony


de boompjes staan op het balkon.

The photo hangs on the wall

De foto hangt aan de muur

The chairs stand around the table

De stoelen staan om de tafel.

The bedroom is above the kitchen

De slaapkamer is boven de keuken

The living room is under the balcony

De woonkamer is onder het balkon

The TV stands by the table

De televisie staat bij de tafel

The bed stands in the bedroom

Het bed staat in de slaapkamer.

The bedroom is between the kitchen and the attic

De slaapkamer is tussen de keuken en de zolder.

The washing machine stands opposite/across from the door

De wasmachine staat tegenover de deur

How do you come to the lessons?

Hoe kom je naar de les?


Ik kom naar de les met fiets.

I have lessons on mondays

Ik heb les op mandaag

We sit in the class, around the table, above the cafeteria

We zitten in de class, om de tafel, boven de kantine.




om de tafel = "around the table"

I find dutch houses very small

ik vind de nederlanse huisen heel klein.

The stairs I find very steep.

de trappen vind ik erg steil.