• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/55

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

55 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Er blijken in de praktijk van zorgcoördinatie en van casemanagement twee modellen van 'de cliënt centraal' te bestaan. 


 


Deze twee modellen verschillen wezenlijk van elkaar en dekken voor een groot deel de door ons gesignaleerde verschillen tussen zorgcoördinatie en casemanagement. 


 

-De cliënt staat centraal 1


coördinatie van de hulp- en dienstverlening


op het niveau van instellingen en disciplines:


zorgcoordinatie




-De cliënt staat centraal 2


coördinatie van de hulp- en dienstverlening op het ni...

-De cliënt staat centraal 1


coördinatie van de hulp- en dienstverlening


op het niveau van instellingen en disciplines:


zorgcoordinatie



-De cliënt staat centraal 2


coördinatie van de hulp- en dienstverlening op het niveau van de cliënt:


casemanagement


 

-De cliënt staat centraal 1


 

coördinatie van de hulp- en dienstverlening


op het niveau van instellingen en disciplines:


zorgcoordinatie




-De cliënt staat centraal 2


coördinatie van de hulp- en dienstverlening op het niveau van de cliënt:


caseman...

coördinatie van de hulp- en dienstverlening


op het niveau van instellingen en disciplines:


zorgcoordinatie



-De cliënt staat centraal 2


coördinatie van de hulp- en dienstverlening op het niveau van de cliënt:


casemanagement

-De cliënt staat centraal 2


 

coördinatie van de hulp- en dienstverlening op het niveau van de cliënt:


casemanagement

coördinatie van de hulp- en dienstverlening op het niveau van de cliënt:


casemanagement

Cliënt staat centraal 1



In het eerste model staat de cliënt centraal als object van zorg: 



iedere discipline en instelling kijkt vanuit de eigen deskundigheid naar de cliënt en diens behoeften en benoemt de eigen bijdrage aan de zorgverlening .



Deze bijdrage kan reeds in grote lijnen vastgelegd zijn in een (doelgroepen-) protocol. De zorgcoördinator zorgt ervoor dat aangeboden zorg en de behoef­ ten van de cliënt, al dan niet door deze zelf benoemd, op elkaar worden afgestemd.


 


De functies van de zorgcoördinator zijn -in termen van basisfuncties van casemanagement te benoemen als: 
 

•    het tot stand brengen van een samenhangend zorgpakket (linking). 
•    het erop toezien dat de cliënt ook krijgt wat hem in het zorgplan is toegezegd (monitoring) en 
•    vaststellen of de geboden hulp ook het bedoelde effect sorteert (evaluation).


 


Wanneer het eerste model wordt gebruikt ontstaat in de praktijk vaak een strijd om de macht tussen instellingen/disciplines die proberen hun eigen domein te bewaken of zelfs te vergroten.


 


Het casemanagement wordt dan door de anderen niet geduld of men probeertzelf het casemanagement te claimen. Daar waar die strijd om de macht ontstaat kan men het casemanagement vergeten.


 


Het model cliënt centraal 1 stelt in feite niet de cliënt centraal, maar de instelling of de discipline. Vanuit die optiek wordt bekeken of de instelling of de discipline er baat bij heeft om tot bepaalde vormen van samenwerking en afstemming te komen.

Het model cliënt centraal 1 stelt in feite niet de cliënt centraal, maar 

de instelling of de discipline.


 


Vanuit die optiek wordt bekeken of de instelling of de discipline er baat bij heeft om tot bepaalde vormen van samenwerking en afstemming te komen.

Casemanagement vanuit model cliënt centraal I geeft daarom geen enkele garantie dat de cliënt er beter van wordt en werkelijk hulp op zijn maat krijgt. Integendeel. 


 


De gevaren:




•    Het gevaar is groot dat de cliënt in model I verdwijnt achter de horizon van gevestigde belangen. 



•    Een tweede gevaar is dat de benodigde hulp, dienst en zorg alleen of grotendeels een zaak van professionals wordt. Immers, welk belang hebben deze professionals erbij dat de cliënt zelf en zijn omgeving ingeschakeld worden?

Toelichting bij cliënt centraal II



In het tweede model staat de cliënt centraal als uitgangspunt: 

de cliënt betrekt, meestal samen met een casemanager, instellingen/deskundigen bij het hulpverleningsplan zoals dat door hem zelf is opgesteld.


 


Inschakeling van een casemanager wordt bepaald door de complexiteit van het hulpverleningsplan, de mate van toegankelijkheid van instellingen en organisaties en de mate waarin sprake is van continuïteitsproblematiek.


 


De functies van de casemanager vallen dan samen met alle basisfuncties van het casema­ nagement, namelijk: in kaart brengen van de behoeften van de cliënt en de kwaliteit van diens netwerk (assessment), het opstellen van het hulp- en dienstverleningsplan (plan­ ning), het betrekken van relevante hulp- en dienstverleners bij de uitvoering van het hulp­ verleningsplan (linking), het erop toezien dat contracten worden uitgevoerd (monitoring) en het vaststellen of de geboden hulp effectief en efficiënt is (evaluation).


 


In model cliënt centraal Il is de cliënt uitgangspunt en geen object (voorwerp). De cliënt wordt zoveel mogelijk gezien als handelend persoon (subject).


 


De cliënt is vanuit deze op­ tiek voor zover het in zijn vermogen ligt, het centrale aansturingspunt van de hulp- en dienstverlening en zo mogelijk de coördinator daarvan. Niet de belangen van instellingen of disciplines staan hier centraal, maar de belangen , de behoeften en de vragen van de cliënt.


 


Slechts daar waar instellingen en disciplines deze optiek hanteren komt de nodige samenwerking tot stand, ontbreekt de strijd om de macht en is er een garantie dat wezenlijk wordt ingegaan op de behoeften en hulpvragen van de cliënt. 

Inschakeling van een casemanager wordt bepaald door 

de complexiteit van het hulpverleningsplan, de mate van toegankelijkheid van instellingen en organisaties en de mate waarin sprake is van continuïteitsproblematiek.


 


De functies van de casemanager vallen dan samen met alle basisfuncties van het casema­ nagement, namelijk: in kaart brengen van de behoeften van de cliënt en de kwaliteit van diens netwerk (assessment), het opstellen van het hulp- en dienstverleningsplan (plan­ ning), het betrekken van relevante hulp- en dienstverleners bij de uitvoering van het hulp­ verleningsplan (linking), het erop toezien dat contracten worden uitgevoerd (monitoring) en het vaststellen of de geboden hulp effectief en efficiënt is (evaluation).


 


In model cliënt centraal Il is de cliënt uitgangspunt en geen object (voorwerp). De cliënt wordt zoveel mogelijk gezien als handelend persoon (subject). 


 


De cliënt is vanuit deze op­ tiek voor zover het in zijn vermogen ligt, het centrale aansturingspunt van de hulp- en dienstverlening en zo mogelijk de coördinator daarvan. Niet de belangen van instellingen of disciplines staan hier centraal, maar de belangen , de behoeften en de vragen van de cliënt. 


 


Slechts daar waar instellingen en disciplines deze optiek hanteren komt de nodige samenwerking tot stand, ontbreekt de strijd om de macht en is er een garantie dat wezenlijk wordt ingegaan op de behoeften en hulpvragen van de cliënt. 

De functies van de casemanager vallen dan samen met alle basisfuncties van het casema­nagement, namelijk: 

in kaart brengen van de behoeften van de cliënt en de kwaliteit van diens netwerk (assessment), het opstellen van het hulp- en dienstverleningsplan (plan­ ning), het betrekken van relevante hulp- en dienstverleners bij de uitvoering van het hulp­ verleningsplan (linking), het erop toezien dat contracten worden uitgevoerd (monitoring) en het vaststellen of de geboden hulp effectief en efficiënt is (evaluation).


 


In model cliënt centraal Il is de cliënt uitgangspunt en geen object (voorwerp). De cliënt wordt zoveel mogelijk gezien als handelend persoon (subject). 


 


De cliënt is vanuit deze op­ tiek voor zover het in zijn vermogen ligt, het centrale aansturingspunt van de hulp- en dienstverlening en zo mogelijk de coördinator daarvan. Niet de belangen van instellingen of disciplines staan hier centraal, maar de belangen , de behoeften en de vragen van de cliënt. 


 


Slechts daar waar instellingen en disciplines deze optiek hanteren komt de nodige samenwerking tot stand, ontbreekt de strijd om de macht en is er een garantie dat wezenlijk wordt ingegaan op de behoeften en hulpvragen van de cliënt. 

In model cliënt centraal Il is de cliënt uitgangspunt en geen object (voorwerp). De cliënt wordt zoveel mogelijk gezien als handelend persoon (subject). 


 


De cliënt is vanuit deze op­tiek voor zover het in zijn vermogen ligt, 

het centrale aansturingspunt van de hulp- en dienstverlening en zo mogelijk de coördinator daarvan. Niet de belangen van instellingen of disciplines staan hier centraal, maar de belangen , de behoeften en de vragen van de cliënt. 


 


Slechts daar waar instellingen en disciplines deze optiek hanteren komt de nodige samenwerking tot stand, ontbreekt de strijd om de macht en is er een garantie dat wezenlijk wordt ingegaan op de behoeften en hulpvragen van de cliënt. 

Slechts daar waar instellingen en disciplines deze optiek hanteren komt de nodige samenwerking tot stand, ontbreekt de strijd om de macht en 

is er een garantie dat wezenlijk wordt ingegaan op de behoeften en hulpvragen van de cliënt. 


Als het gaat om de cliënt centraal stellen, zijn er twee verschillende modellen: 


de cliënt centraal I (zorgcoördinatie) en de cliënt centraal II (casemanagement). 



Bij het model cliënt centraal I staat de cliënt in het middelpunt en wordt er vanuit de verschillende expertises en instellingen naar de cliënt en zijn behoeftes gekeken.


 


Vervolgens geven zorgverleners aan wat zij voor de cliënt zouden kunnen betekenen binnen de zorgverlening.


 


De verschillende expertises en instellingen staan hierdoor in feite centraal binnen dit model en niet de cliënt. 



1.    De zorgcoördinator stemt de aangeboden zorg af tot een goed en volledig zorgpakket (linking), 
2.    houdt in de gaten of hetgeen in het zorgplan is geschreven ook wordt geleverd aan de cliënt (monitoring) en 
3.    controleert of de hulpverlening het bedoelde effect oplevert (evaluation). 




Bij het model cliënt centraal II heeft de cliënt met behulp van een hulpverlener een hulpverleningsplan opgesteld en gaat de casemanager van daaruit expertises en instellingen benaderen om hulpverlening te bieden.


 


De casemanager heeft hierbij de volgende taken: 
1.    zicht krijgen op de behoeftes van de cliënt en op de capaciteit van het sociale netwerk van de cliënt (assessment), 
2.    het ontwikkelen van een hulp- en dienstverleningsplan (planning), 
3.    het benaderen van expertises en instellingen voor het verwezenlijken van het hulpverleningsplan (linking), 
4.    bewaken dat iedereen zich houdt aan de afspraken (monitoring) en 
5.    controleren of de hulpverlening het bedoelde effect oplevert (evaluation).

Bij het model cliënt centraal II heeft de cliënt met behulp van een hulpverlener een hulpverleningsplan opgesteld en gaat de casemanager van daaruit expertises en instellingen benaderen om hulpverlening te bieden.


 


De casemanager heeft hierbij de volgende taken: 


1.    zicht krijgen op de behoeftes van de cliënt en op de capaciteit van het sociale netwerk van de cliënt (assessment), 
2.    het ontwikkelen van een hulp- en dienstverleningsplan (planning), 
3.    het benaderen van expertises en instellingen voor het verwezenlijken van het hulpverleningsplan (linking), 
4.    bewaken dat iedereen zich houdt aan de afspraken (monitoring) en 
5.    controleren of de hulpverlening het bedoelde effect oplevert (evaluation).

3.2    De persoon van de hulpvrager en de kwaliteit van diens sociale netwerk



De persoon van de hulpvrager en de kwaliteit van zijn sociale netwerk zijn van invloed op hoe het casemanagement vorm krijgt.


 


Bij cliënten die niet of nauwelijks competent zijn en (bijna) geen verantwoordelijkheid kunnen dragen, zal de casemanager zich vooral richten op het regelen en het afstemmen van hulp. 


 


Zij behoeven zorg en die zorg moet voor hen geregeld worden . Casemanagement voor dergelijke mensen heeft dan vooral veel te maken met 

organiseren door instellingen van hulp, waarbij de inbreng van de cliënt voor wat betreft de vormgeving van deze hulp minimaal is.


 


We spreken in dit soort situaties liever van zorgcoördinatie dan van casemanagement.

Bij cliënten die niet of nauwelijks competent zijn en (bijna) geen verantwoordelijkheid kunnen dragen, zal de casemanager zich vooral richten op het regelen en het afstemmen van hulp. 

We spreken in dit soort situaties liever van zorgcoördinatie dan van casemanagement.

Bij mensen die wel verantwoordelijkheid kunnen dragen en handelingsbekwaam zijn, zal de casemanager een meer empowermentgerichte houding aannemen: 

de cliënt uitnodigen om plannen te maken, aanspreken op kwaliteiten en mogelijkheden en het regelen van middelen die nodig zijn om het gestelde doel te realiseren.


 


Daarnaast speelt de casemanager in op de kwaliteit van het netwerk van de cliënt. Wanneer het netwerk niet optimaal is, zal de casemanager zich richten op het organiseren van een netwerk.


 


Wanneer er sprake is van een goed netwerk, zal de casemanager de cliënt vaardigheden bijbrengen om het netwerk goed te organiseren en om er gebruik van maken.


 


Casemanagement houdt dan onder meer in: de cliënt leren zijn netwerk te organiseren en te onderhouden in relatie tot zijn hulpvragen.


 


De case­ manager vervult dan in zekere zin de rol van leraar.

Daarnaast speelt de casemanager in op de kwaliteit van het netwerk van de cliënt. Wanneer het netwerk niet optimaal is, zal de casemanager zich richten op het organiseren van een netwerk. 


 


Wanneer er sprake is van een goed netwerk, zal de casemanager de cliënt vaardigheden bijbrengen om het netwerk goed te organiseren en om er gebruik van maken.


 


Casemanagement houdt dan onder meer in: 

de cliënt leren zijn netwerk te organiseren en te onderhouden in relatie tot zijn hulpvragen.


 


De case­ manager vervult dan in zekere zin de rol van leraar.


3.3    Visie van de casemanager op hulpverlening


 


Een object is een voorwerp van zorg, subject is onderwerp van handelen. Bij subject is het onderwerp altijd gekoppeld aan het werkwoord.


 


De casemanager functioneert als een stuk elastiek: hij moet alle drie de hulpvorrnen kunnen hanteren, moet als het ware drie talen kunnen  spreken:



1.    bij v
2.    bij b
3.    bij e


1.    bij verzorgen :regeltaal, planningstaal;
2.    bij behandelen : 'belerende' taal, overdracht;
3.    bij emanciperend hulpverlenen: 'lerende' taal, zoekende taal, vragende taal.

Iedere keer zal de casemanager zich moeten afvragen: wie is in deze situatie de hulpvrager en wat is ten aanzien van het ingebrachte punt geïndiceerd: 



•    verzorgen, 
•    behandelen of 
•    emanciperend hulpverlenen? 


 


De nadruk binnen het gehele werk van de casemanager ligt echter op het emanciperend hulpverlenen: 
 

•    De cliënt helpen zichzelf te helpen, 
•    personen helpen tot hun recht te komen in het samenleven met elkaar.

Wat zijn nu de belangrijkste verschil tussen verzorgen,  behandelen en emanciperend hulpverlenen?


 


Bij verzorging is iemand 

object (= voorwerp) van zorg; de verzorger doet iets voor iemand.



Dat kan heel belangrijk zijn. Een baby moet bijvoorbeeld verzorgd worden om in leven te blijven. In een verzorgingshuis moeten bepaalde zaken voor de daar wonende mensen wor­den gedaan omdat de betrokkenen dat niet zelf kunnen.


 


De mens is in zorgsituaties dus object van zorg en daarmee afhankelijk van de verzorgers.

Bij verzorging gaat het niet om de vraag wat de verzorgde kan, maar of de verzorger 

in staat is het geplande product  te leveren.


 


Dat  geplande  product  (verschonen, wassen, voeden, bedopmaken, enzovoort) is het antwoord dat de verzorger moet geven.


 


In verzorgende situaties komt daarom een specieke taal voor: planningstaal, regeltaal, voor­ schriftentaal. Taal die meer weg heeft van een monoloog dan van een dialoog.


 


Verzorging is essentieel voor zover een mens die verzorging wezenlijk nodig heeft.


 


Alles wat meer aan verzorging gegeven (opgedrongen) wordt is afhankelijk makend, verantwoordelijkheid afnemend, ontmenselijkend, anti-emancipatorisch .

Behandeling



Naast verzorging, waarbij de afhankelijkheid van de verzorgde maximaal is, kennen we allerlei vormen van behandeling : 

iemand moet in het ziekenhuis worden opgenomen om behandeld te worden, een gezin krijgt een 'gezinsbehandeling', iemand ondergaat een psychotherapeutische behandeling, enzovoort.


 


Kenmerkend voor deze vorm van hulpverlenen is opnieuw het benadrukken van de deskundige die de behandeling uitvoert en de onmacht van de behandelde om zichzelf te helpen.


 


Weliswaar wordt bij de behandeling wel meer dan bij verzorging de nadruk gelegd op de samenwerking tussen behandelaar en behandelde, maar de relatie tussen hen beiden wordt toch in hoge mate bepaald door de afhankelijkheid van de hulpvrager van de deskundige hulpverlener.

Kenmerkend voor deze vorm behandelen van hulpverlenen is opnieuw het 

benadrukken van de deskundige die de behandeling uitvoert en de onmacht van de behandelde om zichzelf te helpen. 


 


Weliswaar wordt bij de behandeling wel meer dan bij verzorging de nadruk gelegd op de samenwerking tussen behandelaar en behandelde, maar de relatie tussen hen beiden wordt toch in hoge mate bepaald door de afhankelijkheid van de hulpvrager van de deskundige hulpverlener.

Emanciperende hulpverlening



In de emanciperende hulpverlening wordt geprobeerd de 

mogelijkheden van de hulpvrager te mobiliseren en intact te houden, zodat de hulpvrager weer baas in de eigen situatie wordt .


 


Het begrip emancipatie kan worden omschreven als het pogen van mensen meer greep te krijgen op eigenbestaan en bestaansontwerp in die zin dat zij vanuit een als negatiefbeoor- deelde situatie op weg gaan naar een meerwaardige situatie (Hendriks 1981).


 


Bij emanciperende hulpverlening gaat het erom dat mensen zich bewust worden van hun situatie, tot inzicht komen en van daaruit, op grond van afwegingen die ze maken besluiten gebruik te maken van de  mogelijkheden die de situatie hun biedt.

Bij emanciperende hulpverlening gaat het erom dat 

mensen zich bewust worden van hun situatie, tot inzicht komen en van daaruit, op grond van afwegingen die ze maken besluiten gebruik te maken van de  mogelijkheden die de situatie hun biedt.

Tot inzicht komen en van daaruit, op grond van afwegingen die ze maken besluiten gebruik te maken van de  mogelijkheden die de situatie hun biedt. 



Waarom doen mensen dat zo weinig?


 

 


•    Allereerst hebben veel mensen niet geleerd hoe ze zich als burgers van onze samenleving in allerlei situaties moeten handhaven . Zij zijn als het ware maatschappelijke analfabeten. En die samenleving wordt steeds ingewikkelder, ondoorzichtiger en onpersoonlijker .Wat moet je dan als kleine, domme burger?


 


•    In de tweede plaats suggereert het opkomen van steeds meer specialismen en specialisaties dat mensen steeds meer met zelf behóren te kunnen. Iedere probleemtoestand kan worden opgedeeld in veel deelproblemen die op zich allemaal weer zó ingewikkeld kunnen worden, dat degene die het betreft de draad kwijtraakt en zich passief overgeeft aan ieder die zich welwillend en deskundig met hem wil bemoeien.


 


•    Mensen die zichzelf als object van de situatie ervaren worden passief en stellen zichzelf geen vragen meer. Anderen stellen aan hen vragen, voor hun eigen weten en hun eigen diagnose, zodat zij beter zouden kunnen 'helpen'.

Maar een object, ook een hulpverleningsobject, draagt geen verantwoordelijkheid . Iemand die zichzelf als een object ervaart en ook als zodanig door anderen, door instanties en hulp­ verleners wordt behandeld, kan 

weinig betekenis meer geven aan zijn eigen leven.

Bij emanciperende hulpverlening wordt geprobeerd 

de verantwoordelijkheid aan de hulp­ vrager terug te geven. Dat gebeurt meestal op een vragende manier. Niet in de zin van: wat is er aan de hand en dan zal ik je wel vertellen wat je 'moet' doen.


 


Het gaat om vragen  die allemaal zijn terug te leiden tot de vraag: 
•    Hoe wil jij je verhouden tot de situatie? 
•    Op welke manier wil je dat dan aanpakken en 
•    op welk moment ga je daarmee aan de gang?


 


De emanciperende hulpverlener stelt vragen met de bedoeling dat de hulpvrager zelf met eigen antwoorden, met eigen keuzen, met eigen taal, met een eigen spreken komt. En daarmee verandert de hulpvrager ook zijn eigen positie ten aanzien van de situatie.



De hulpverlener is als emanciperend hulpverlener procesgericht bezig. Vooraf staat niet vast waar de hulpvrager uitkomt, welke antwoorden hij op zijn situatie zal geven en hoe hij zich tot z'n situatie zal verhouden .


 


Dit proces (waarbij de hulpverlener het zoekproces van de hulpvrager begeleidt, waardoor de hulpvrager zelf het gestelde probleem verschuift tot een hanteerbaar probleem) is het product van de hulpverlening.



We spitsen de visie zoals wij die hierboven hebben uiteengezet nog eens toe in twee items die een rol spelen in het casemanagement, namelijk de zelfbepaling van de cliënt en diens emancipatie.

Het gaat om vragen  die allemaal zijn terug te leiden tot de vraag: 


•    Hoe wil jij je verhouden tot de situatie? 
•    Op welke manier wil je dat dan aanpakken en 
•    op welk moment ga je daarmee aan de gang?


 


De emanciperende hulpverlener stelt vragen met de bedoeling dat de hulpvrager zelf met eigen antwoorden, met eigen keuzen, met eigen taal, met een eigen spreken komt. En daarmee verandert de hulpvrager ook zijn eigen positie ten aanzien van de situatie.



De hulpverlener is als emanciperend hulpverlener procesgericht bezig. Vooraf staat niet vast waar de hulpvrager uitkomt, welke antwoorden hij op zijn situatie zal geven en hoe hij zich tot z'n situatie zal verhouden . 


 


Dit proces (waarbij de hulpverlener het zoekproces van de hulpvrager begeleidt, waardoor de hulpvrager zelf het gestelde probleem verschuift tot een hanteerbaar probleem) is het product van de hulpverlening.



We spitsen de visie zoals wij die hierboven hebben uiteengezet nog eens toe in twee items die een rol spelen in het casemanagement, namelijk de zelfbepaling van de cliënt en diens emancipatie.

De emanciperende hulpverlener stelt vragen met de bedoeling dat de hulpvrager zelf met eigen antwoorden, met eigen keuzen, met eigen taal, met een eigen spreken komt.


 


En daarmee verandert de hulpvrager ook 

zijn eigen positie ten aanzien van de situatie.



De hulpverlener is als emanciperend hulpverlener procesgericht bezig. Vooraf staat niet vast waar de hulpvrager uitkomt, welke antwoorden hij op zijn situatie zal geven en hoe hij zich tot z'n situatie zal verhouden . 


 


Dit proces (waarbij de hulpverlener het zoekproces van de hulpvrager begeleidt, waardoor de hulpvrager zelf het gestelde probleem verschuift tot een hanteerbaar probleem) is het product van de hulpverlening.



We spitsen de visie zoals wij die hierboven hebben uiteengezet nog eens toe in twee items die een rol spelen in het casemanagement, namelijk de zelfbepaling van de cliënt en diens emancipatie.

De hulpverlener is als emanciperend hulpverlener procesgericht bezig. Vooraf staat niet vast waar de hulpvrager uitkomt, welke antwoorden hij op zijn situatie zal geven en hoe hij zich tot z'n situatie zal verhouden . 


 


Dit proces (waarbij de hulpverlener het zoekproces van de hulpvrager begeleidt, waardoor de hulpvrager zelf het gestelde probleem verschuift tot een hanteerbaar probleem) is 

het product van de hulpverlening.



We spitsen de visie zoals wij die hierboven hebben uiteengezet nog eens toe in twee items die een rol spelen in het casemanagement, namelijk de zelfbepaling van de cliënt en diens emancipatie.

We spitsen de visie zoals wij die hierboven hebben uiteengezet nog eens toe in twee items die een rol spelen in het casemanagement, namelijk 

-de zelfbepaling van de cliënt en


-diens emancipatie.

1.    Zelfbepaling van de cliënt



Een van de bedoelingen van de herstructurering van de huidige hulp- en dienstverlening in de 'hulp- en dienstverlening nieuwe stijl' waaronder wij ook in zekere zin het casemanagement mogen rekenen is 

dat hierdoor de greep van de gebruiker op zijn leven wordt versterkt. Het moet immers gaan om een overgang van aanbodgerichte hulpverlening naar vraag echte hulpverlening.


 


Het blijkt in de praktijk echter uitermate moeilijk om de vraag van de cliënt niet toch op de een of andere manier te horen in termen van het bestaande aanbod, in plaats van de vraag van de cliënt te willen horen als de vraag naar iets wat er in werkelijkheid (nog) niet is.


 


Er moet dus naar een passend aanbod gezocht worden wat een werkelijk antwoord op de vraag van de cliënt is.



Problemen in de hulpverlening hebben niet altijd te maken met het feit dat de hulpvrager iets niet kan of niet heeft, maar 

dat hij niet kan krijgen wat hij werkelijk wil om zelfstandig overeenkomstig zijn eigen mogelijkheden te leven.



Op basis van onderzoek blijken arbeidsrehabilitatieprogramma's succesvol te zijn wanneer ze gebaseerd zijn op voorkeuren en keuzen van cliënt. Dit zegt iets over motivatie van cliënten. De situatie komt veel vaker voor dat mensen niet gemotiveerd zijn te doen wat anderen goed voor hen vinden.

Op basis van onderzoek blijken arbeidsrehabilitatieprogramma's succesvol te zijn wanneer ze gebaseerd zijn op 

voorkeuren en keuzen van cliënt.


 


Dit zegt iets over motivatie van cliënten. De situatie komt veel vaker voor dat mensen niet gemotiveerd zijn te doen wat anderen goed voor hen vinden.

2. Emancipatie.



Het is van belang dat hulpvragers leren 

binnen de marges van hun mogelijkheden zich onafhankelijk op te stellen van hulp en hulpverlening .


 


Dat valt op het terrein waarop de casemanager geacht wordt te opereren niet mee. De complexiteit van de hulpvragen, de vaak langdurige hulp­ verleningscontacten, de afhankelijkheid van meerdere instellingen en dus ook van hulpverleners die vaak juist vanwege hun specialisme in een uitvoeringsteam opgenomen zijn, brengen met zich mee dat de cliënt geconfronteerd kan worden met een, weliswaar goed georganiseerde, overmacht aan hulpverleners.



Aan de andere kant zien wij, dat in de huidige wet- en regelgeving, dus van de kant van de overheid, uitgegaan wordt van reeds  geëmancipeerde cliënten.



in het overheidsdenken wordt de client, de hulpvrager, gezien als 


 

een marktpartij die als een echte consument met zijn persoonsgebonden budget datgene koopt wat hem het beste aanstaat. 


 


Uit de grote vlucht die het persoonsgebonden budget sinds de invoering in 1996 (na enkele jaren van experimenteren) heeft genomen, blijkt dat er op grote schaal gebruik van gemaakt wordt.

Er is echter een grens aan de mogelijkheid tot emancipatie van hulpvragers.


 


Ten gevolge van extramuraliseringsbeleid in de laatste decennia van de vorige eeuw is een behoorlijk aantal mensen 

ten onrechte 'op eigen benen gezet', zonder dat voldoende was onderzocht of ze überhaupt in staat waren om te lopen, of dat er voldoende ondersteuningsstructuren in de samenleving aanwezig waren.


 


Het zijn mensen die we nu zien dolen in steden en dorpen, dak- en thuislozen, verslaafden, mensen waar niemand op zit te wachten en wier sociale netwerken onvoldoende draagkracht hebben -als ze al over een netwerk beschikken. 

3.4    Een glijdende schaal


 


Pas compenseren na activeren.



•    Het vertrekpunt van de casemanager is 


•    Pas wanneer duidelijk is wat 


•    In laatste instantie wordt gekeken naar 


•    Het vertrekpunt van de casemanager is zowel het in kaart brengen van de behoeften van de cliënt alsook de mogelijkheden die de cliënt heeft om daar zelf antwoorden op te geven. 



•    Pas wanneer duidelijk is wat de hulpvrager zelf niet heeft en niet kan met betrekking tot zijn geformuleerde behoeften, onderzoekt de hulpvrager met behulp van de casemanager zijn sociale netwerk (in termen van de ecologische benadering: zijn natuurlijke hulpbronnen) om vast te stellen in hoeverre daar mogelijkheden aanwezig zijn of aangeboord kunnen worden om aan zijn behoeften tegemoet te komen.



•    In laatste instantie wordt gekeken naar professionele, geïnstitutionaliseerde hulp- en dienstverlening. 

Pas compenseren na activeren.


 


Dat betekent dat soms na het onderzoek naar hulpbronnen voldoende mogelijkheden gevonden zijn voor de cliënt om verder te kunnen zonder professionele hulp en dat de taak van de casemanager in die zin verandert dat deze op verzoek van de cliënt 


 

hoogstens nog een functie vervult bij monitoring en evaluatie.


 



Dat is een niet onbelangrijke constatering omdat, juist wanneer in het kader van casemanagement een interorganisationeel protocollair programma is ontworpen, het soms moeilijk is de hulpverlening te stoppen. Een van de gevaren van protocollair werken is dat 'het programma' moet worden afgewerkt omdat de afspraak nu eenmaal zo is.

Dat is een niet onbelangrijke constatering omdat, juist wanneer in het kader van casemanagement een interorganisationeel protocollair programma is ontworpen, het soms moeilijk is 

de hulpverlening te stoppen.


 


Een van de gevaren van protocollair werken is dat 'het programma' moet worden afgewerkt omdat de afspraak nu eenmaal zo is.

De route van de casemanager

De route van de casemanager

 


1.  De casemanager begint zijn activiteiten met het in kaart brengen van de behoeften van de cliënt (A).

2.   vervolgens onderzoekt de cliënt zoveel mogelijk zelf met de casemanager zijn sociale

netwerk (B) om na te gaan of daar vol...

 


1.  De casemanager begint zijn activiteiten met het in kaart brengen van de behoeften van de cliënt (A).
2.   vervolgens onderzoekt de cliënt zoveel mogelijk zelf met de casemanager zijn sociale
netwerk (B) om na te gaan of daar voldoende relevante hulpbronnen aanwezig zijn.
3.  Pas in de derde plaats wordt bezien of en in welke mate professionele hulp (C) geboden moet worden, in welke frequentie, et cetera.

De route van de zorgcoördinator bij het model 'cliënt centraal I'


 

De route van de zorgcoördinator bij het model 'cliënt centraal I'


 

De route van de zorgcoördinator is van de buitenste ring naar binnen.




A:  het niveau waar de bestaande zorg (projecten b.v.) in verband gebracht wordt met de behoefte van de cliënt. Het is niet altijd zeker dat deze behoefte(n) door de c...


De route van de zorgcoördinator is van de buitenste ring naar binnen.



A:  het niveau waar de bestaande zorg (projecten b.v.) in verband gebracht wordt met de behoefte van de cliënt. Het is niet altijd zeker dat deze behoefte(n) door de cliënt zelf alszodanig benoemd zijn . Dit komen we bijvoorbeeld tegen bij de bemoeizorg  en bij sommige zorgprojecten zoals beschreven door Wolf (1995).



B: de kwaliteit van het netwerk van de cliënt wordt onderzocht als substitutie voor (nog) niet bestaande vormen van professionele hulpverlening of in de kwaliteit van ondersteuner of medebehandelaar van de cliënt.



C: de cliënt krijgt een zorgplan aangeboden en wordt gestimuleerd mee te werken aan de uitvoering ervan.

De route van de casemanager bij het model 'cliënt centraal Il'




 


De route van de casemanager bij het model 'cliënt centraal Il'



 

A: De cliënt formuleert met de casemanager zijn behoeften en op grond daarvan zijn hulp­ vragen. Hij onderzoekt met de casemanager in hoeverre hij (vaak bij nader inzien) in staat is daar zelf antwoorden op te vinden.




B: Indien de cliënt...

A: De cliënt formuleert met de casemanager zijn behoeften en op grond daarvan zijn hulp­ vragen. Hij onderzoekt met de casemanager in hoeverre hij (vaak bij nader inzien) in staat is daar zelf antwoorden op te vinden.



B: Indien de cliënt vaststelt dat hij zelf niet voldoende instaat is eventueel met behulp van de casemanager zelf tegemoet te komen aan zijn behoeften, onderzoekt hij samen met de casemanager de kwaliteit van zijn sociale netwerk in relatie met zijn geconstateerde behoeften.



C: Uit de uitkomsten van de activiteiten onder A en B wordt duidelijk welke professionele hulp georganiseerd dient te worden.



Wat is nu het verschil tussen de route van de zorgcoördinator en die van de casemanager?


 


Behalve dat we vaststellen dat 

bij zorgcoördinatie de kant van het zorgaanbod vertrekpunt is merken we in de praktijk ook, dat veel tijd en aandacht van de zorgcoördinator uitgaat naar het afstemmen van de professionele zorg.


 


Dat is ook niet zo verwonderlijk wanneer we ons in herinnering brengen wat een van de aanleidingen was voor het aansturen op zorg coördinatie: de versnippering van het bestaande zorgaanbod.

3.5    Wat betekent dit nu voor het casemanagement?


 


We willen casemanagement zien als 

een mogelijkheid voor mensen die sterk afhankelijk {lijken te) zijn van hulp- en dienstverlening om de greep op hun leven terug te krijgen.

3.5.1   De relatie tussen casemanager en cliënt


 


Allereerst de vraag wat onze opvatting over casemanagement betekent voor de relatie tussen casemanager en cliënt. Hierbij speelt een aantal zaken een rol.



Het belangrijkste is misschien wel dat de relatie te kenschetsen is als 

een samenwerkingsrelatie en niet als een vertrouwensrelatie.

Het gaat vaak om begrippen als: vertrouwen wekken, veiligheid bieden etc., bedoeld om de 'workability' van de cliënt te bevorderen.



Het lijkt soms alsof de hulpverlening is terug te voeren op die relatie, de vertrouwensrelatie met de cliënt op grond waarvan gewerkt kan worden.



Het gaat er echter om, dat de hulpverlener met de cliënt tot een samenwerkingsrelatie komt. Bij een samenwerkingsrelatie gaat het om:


 


•    het definerenen van de betrekking (of ook wel:het beschrijven van de wederzijdse posities) tussen  hulpvrager en hulpverlener. Hierbij hoort ook het vaststellen van de taakverdeling tussen cliënt en casemanager . Immers : een positie is een geheel van rechten en plichten;
•    het benoemen van de condities op basis waarvan zij willen samenwerken;
•    En het benoemen van de inhoud van de samenwerking: welke doelen worden  gesteld, hoe zal naar die doelen worden toegewerkt.


Als de hulpverlener het met de cliënt kan hebben over de vraag  hóe deze   geholpen zou willen worden (en niet 'waaraan of waarmee'. wat diens condities zijn om door deze hulpverlener geholpen te willen worden, dan blijkt dat er weinig energie behoeft te worden gestoken in het in beweging zetten (= het motiveren) van de cliënt.


 


Hier ligt dus ook een oplossing met betrekking tot het werken met 'niet-gemotiveerde' cliënten. Natuurlijk zijn mensen gemotiveerd, anders 


 

zouden ze zich niet tot een hulpverlener wenden . Ze zijn alleen niet altijd gemotiveerd tot datgene waartoe  de hulpverlener gemotiveerd is.

3.5.2 De relatie tussen casemanager en instelling(en) en organisaties



In de tweede plaats de vraag wat onze opvatting betekent voor de relatie tussen casemanager en instelling(en) en organisaties.


 


Wanneer de cliënt uitgangspunt is en blijft van het casemanagement dan kan het niet anders of de casemanager dient 

een instellings onafhankelijke positie in te nemen .


 


Immers, wanneer de casemanager vertegenwoordiger is van een instelling of van een samenwerkingsverband van instellingen dan is hij functioneel verbonden aan deze instelling(en) en bestaat het gevaar dat hij alsnog direct of indirect uitvoerder wordt van de programma's en/of protocollen zoals die door die instelling( en) zijn vastgesteld .


 


De casemanager is degene die op basis van geconstateerde behoeften bij cliënten moet kunnen signaleren of het hulp­ verleningsaanbod vanuit instellingen tegemoet komt aan vragen van cliënten.

We willen casemanagement zien als een mogelijkheid voor mensen die sterk afhankelijk {lijken te) zijn van hulp- en dienstverlening om de greep op hun leven terug te krijgen.



Het uitgangspunt dat casemanagement een werkwijze is voor mensen die onderworpen zijn aan hulp- en dienstverlening om de greep op hun leven terug kunnen krijgen, zal beoordeeld worden op twee aspecten.


 



De relatie tussen c en c
De relatie tussen c en instelling(en) en o

-De relatie tussen casemanager en cliënt



De relatie tussen de casemanager en de cliënt is geen vertrouwensrelatie maar een samenwerkingsrelatie. Bij een samenwerkingsrelatie is het van belang dat een aantal zaken helder zijn. Allereerst dient er overeenkomst te zijn over de inhoud van de samenwerking, welke hulpverleningsdoelen er zijn en hoe deze worden bewerkstelligd. Ook dienen de posities goed beschreven te zijn waarbij een duidelijke taakverdeling wordt gemaakt. Ten slotte dienen de voorwaarden waarop zij willen samenwerken ook benoemd te worden.


 



-De relatie tussen casemanager en instelling(en) en organisaties



Om te voorkomen dat de casemanager uitvoerder wordt van protocollen en/of programma’s van instellingen, dient hij een onafhankelijke positie van instellingen aan te nemen zolang de cliënt centraal staat. De casemanager moet zicht houden op het effect van het hulpverleningsaanbod om te constateren of dit tegemoetkomt aan de hulpvraag van de cliënt.

De relatie tussen casemanager en cliënt
 


 

De relatie tussen de casemanager en de cliënt is geen vertrouwensrelatie maar een samenwerkingsrelatie. Bij een samenwerkingsrelatie is het van belang dat een aantal zaken helder zijn.


 


Allereerst dient er overeenkomst te zijn over de inhoud van de samenwerking, welke hulpverleningsdoelen er zijn en hoe deze worden bewerkstelligd.


 


Ook dienen de posities goed beschreven te zijn waarbij een duidelijke taakverdeling wordt gemaakt. Ten slotte dienen de voorwaarden waarop zij willen samenwerken ook benoemd te worden.


-De relatie tussen casemanager en instelling(en) en organisaties


 


Om te voorkomen dat de casemanager uitvoerder wordt van protocollen en/of programma’s van instellingen, dient hij een onafhankelijke positie van instellingen aan te nemen zolang de cliënt centraal staat. De casemanager moet zicht houden op het effect van het hulpverleningsaanbod om te constateren of dit tegemoetkomt aan de hulpvraag van de cliënt.

3.6    De casemanager: opnieuw een profiel


 



Op dit uitgangspunt dienen alle activiteiten gebaseerd te worden.


 


Het casemanagement kan dan ook weergegeven worden als 


 

het organiseren van hulp- en dienstverlening bij
complexe en/of langdurige problematiek om cliënten vaardigheden bij te brengen die hen minder behoeftig en afhankelijk maken.