• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/29

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

29 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Welke 3 trends signaleren Van Riet en Wouters, in hun boek Casemanagement, in de hulpverlening? Leg uit wat deze trends inhouden.


 


E


A


F


 


Maximaal aantal te behalen punten
6 punten
Per correcte trend plus uitleg 2 pt, max 6 pt.



 

Empowerment:


hulpverlening moet mensen dusdanig toerusten dat ze een volwaardige plek in de maatschappij  kunnen innemen.



accountability:


hulpverlening moet inzichtelijk maken op welke manier, met welke middelen men werkt aan zijn doel.



Feedback:


men verzamelt gegevens en rapporteert waar men tegenaan loopt bij de uitvoering van de hulpverlening, tbv politiek.
Per correcte trend plus uitleg 2 pt, max 6 pt.

Wat is het belangrijkste verschil tussen zorgcoördinatie en casemanagement?




Maximaal aantal te behalen punten
6 punten


 

Bij zorgcoördinatie staat de cliënt centraal als object van zorg. Zorg wordt geregeld. In feite staat de instelling of de discipline centraal:


In hoeverre heeft de instelling er baat bij om tot een bepaalde samenwerking te komen? (3 pt)



Bij casemanagement staat de cliënt centraal als uitgangspunt. De cliënt betrekt samen met een casemanager instellingen bij zijn zorg volgens een plan dat door hemzelf is opgesteld cliënt is handelend persoon, regelt zelf.  (3 pt)

Hieronder staan twee stellingen.


Geef aan of ze juist of onjuist zijn en motiveer uw antwoord.


 


Stelling 1:


Casemanagement is altijd te prefereren boven zorgcoördinatie.



Stelling 2.


Om de hulpverlening te laten slagen is een goede vertrouwensrelatie tussen casemanager en cliënt het allerbelangrijkste.




Maximaal aantal te behalen punten
10 punten
5 pt per juist beantwoorde stelling met motivatie


 

Stelling 1: niet waar.


Mensen die niet handelingsbekwaam zijn kunnen het beste geholpen worden door zorgcoördinatie. Zij kunnen geen goede beslissingen meer nemen en er moet voor hen ‘gezorgd’ worden. Mensen die wel (nog enigszins) handelingsbekwaam zijn kunnen inderdaad het beste geholpen worden met casemanagement. (5 pt)


 



Stelling 2. Niet waar.


Er moet vooral sprake zijn van een samenwerkingsrelatie, een vertrouwensrelatie is daar een voorwaarde voor maar deze hoeft niet zo diep te gaan. Belangrijkste is dat cliënt en casemanager goed kunnen samenwerken: casemanager en cliënt verhouden zich tot elkaar in een werkverhouding (5 pt)

Uit welke 5 centrale activiteiten bestaat het casemanagement?


Leg kort (in 1 zin) uit wat elke activiteit behelst.


 


A


P


L


M


E



Assessment (1 pt) =


vaststellen wat de behoeften en vragen zijn van de client, wat hij zelf kan bijdragen aan de oplossing ervan, en wat hij nodig heeft van anderen, i.e. het sociale netwerk en de hulpverlening. (2 pt; antwoord blz 71)



Planning (1 pt) =


het opstellen van een hulpverleningsplan waarin staat wie waar verantwoordelijk voor is, wie wat doet, wanneer, hoe en met welk doel. (2 pt; antwoord blz 106).



Linking (1 pt) =


door de casemanager wordt een verbinding gelegd tussen alle leden van het uitvoeringsteam (2 pt, antwoord blz 116).



Monitoring (1 pt) =


het, tijdens de uitvoering, kritisch volgen van de wijze van uitvoering van het hulpverleningsplan en vaststellen of het uitvoeringsplan nog in overeenstemming is met de feitelijke situatie van de client (2 pt, antwoord blz 138 en 131)



Evalueren(1 pt) =


het evalueren van het hulpverleningsplan, de gevolgde werkwijze, het functioneren van het uitvoeringsteam, en de tevredenheid van de client. (2 pt, antwoord blz 138)

Stel een casemanager begeleidt Rob, een 40-jarige man die, sinds de dood van zijn vrouw 6 jaar geleden, last heeft van pathologische rouw.


 


Wanneer tijdens het hulpverleningsproces van Rob dient de casemanager het hulpverleningsplan te evalueren en waarom?



Zowel tijdens als aan het einde van het dienstverleningsplan dient de casemanager de hulpverlening en de uitvoering van het hulpverleningsplan te evalueren.


 


Redenen:
-Tijdens:


Omdat dan de hulpverlening nog kan worden bijgestuurd. 
-Na:


omdat men kan leren van gemaakte fouten, het is een leerervaring.

Stel een casemanager begeleidt Rob, een 40-jarige man die, sinds de dood van zijn vrouw 3 jaar geleden, last heeft van pathologische rouw.


 


Stel een belangrijke behoefte van Rob is om zich weer geliefd te voelen. Wat is het probleem met de behoefte zoals deze nu geformuleerd is?



De behoefte is te groot en te abstract van aard om mee aan het werk te kunnen gaan. De vervulling van de behoefte is daardoor moeilijk te realiseren.

Stel een casemanager begeleidt Rob, een 40-jarige man die, sinds de dood van zijn vrouw 3 jaar geleden, last heeft van pathologische rouw.


 


Stel een belangrijke behoefte van Rob is om zich weer geliefd te voelen. Formuleer 3 mogelijke deelbehoeften.



-bijv. de deel behoefte om meer onder de mensen te komen.


-De deel behoefte aan een seksuele partner


-De deel behoefte aan meer contact met de familie Per correcte deelbehoefte


 



Ook andere behoeften zijn goed. Het gaat erom dat de behoeften ‘kleiner’ en concreter zijn, waardoor deze sneller of beter gerealiseerd kunnen worden.

Stel een casemanager begeleidt Rob, een 40-jarige man die, sinds de dood van zijn vrouw 3 jaar geleden, last heeft van pathologische rouw.


 


Noem 2 mogelijke probleemvelden van Rob en motiveer waarom dit probleemvelden zijn.



Motivatie:


Probleemvelden zijn gebieden waarop de casemanager problemen signaleert die de cliënt zelf niet ziet.


 


Bijv.
Bas verwaarloost het huishouden en leeft in een puinhoop. Zelf heeft hij dat amper door. Bas drinkt teveel en daar knappen vrouwen op af. Zelf ziet hij drank niet als een probleem. 

Stel een casemanager begeleidt Rob, een 40-jarige man die, sinds de dood van zijn vrouw 3 jaar geleden, last heeft van pathologische rouw. Zijn belangrijkste behoefte is om zich meer geliefd te voelen.


 


De casemanager maakt een assessment van de situatie van Rob.


 


F


C


E


G


 


Welke vier gebieden van functioneren dient hij in kaart te brengen? Illustreer uw antwoord aan de hand van het voorbeeld van Rob.



-Fysieke toestand en fysiek functioneren:


is Rob lichamelijk gezond genoeg om zich onder de mensen te begeven?



-cognitief functioneren:


kan Rob verstandelijk een relatie aan? Weet hij wat er van hem gevraagd wordt?



-Emotioneel functioneren:


kan Rob het emotioneel aan om een relatie te beginnen? Of denkt hij steeds nog aan zijn wijlen vrouw?


 


-Gedragsmatig functioneren: bezit Rob de juiste vaardigheden – praten, gevoelens tonen - om weer een relatie aan te gaan?


 



Per correct aspect 2 pt, max 8 pt


 

Stel een casemanager begeleidt Rob, een 40-jarige man die, sinds de dood van zijn vrouw 3 jaar geleden, last heeft van pathologische rouw. Rob heeft een klein netwerk met veel a- symmetrische relaties, dat wil zeggen relaties waarin geven en nemen uit balans zijn.


 


Wat is hier van het gevaar?



Afhankelijk van de soort asymmetrie.



-moeten mensen in het netwerk teveel geven en krijgen ze daar van de cliënt maar weinig voor terug dan bestaat het gevaar dat ze afhaken en het netwerk nog kleiner wordt;


 


-moet de cliënt veel geven en krijgt hij daar van de leden van het netwerk te weinig voor terug dan ervaart jij weinig steun uit het netwerk en kan hij overspannen raken.



Student moet beide mogelijkheden belichten. Per goed aspect 4 pt, max 8 pt

Stel een casemanager begeleidt Rob, een 40-jarige man die, sinds de dood van zijn vrouw 3 jaar geleden, last heeft van pathologische rouw.
De casemanager heeft een assessment gemaakt van de situatie van Rob en heeft veel informatie verzameld.
 ...

Stel een casemanager begeleidt Rob, een 40-jarige man die, sinds de dood van zijn vrouw 3 jaar geleden, last heeft van pathologische rouw.


De casemanager heeft een assessment gemaakt van de situatie van Rob en heeft veel informatie verzameld.


 


Hieronder vindt u een deel van het schema dat is ontworpen door Moxley (1989) waarin de casemanager de informatie die hij heeft verzameld overzichtelijk kan samenvatten. In het schema zijn de voor Rob relevante behoeftegebieden alvast benoemd.


 


Wat moet er, in het schema, komen te staan in de cellen A, A1, A2, B, B1, B2, C, C1 en C2?


 

A = eigen mogelijkheden (1 pt) A1 = krachten(1 pt)
A2 =beperkingen (1 pt)
B = netwerk mogelijkheden(1 pt) B1 = krachten(1 pt)
B2 =beperkingen (1 pt)
C = professionele mogelijkheden(1 pt) C1 = krachten(1 pt)
C2 =beperkingen (1 pt)
 
 
 
 

A = eigen mogelijkheden (1 pt)


A1 = krachten(1 pt)


A2 =beperkingen (1 pt)


 


B = netwerk mogelijkheden(1 pt)


B1 = krachten(1 pt)


B2 =beperkingen (1 pt)



C = professionele mogelijkheden(1 pt)


C1 = krachten(1 pt)


C2 =beperkingen (1 pt)



Wat is de rol van protocollen in het casemanagement?  Motiveer uw antwoord.



Zeer beperkt.


Een protocol is nl. een gestandaardiseerd traject, een vaste hulpverleningsroute, bedoeld voor een bepaald groep patiënten.


 


In het casemanagement werkt men daarentegen met een hulpverleningsplan, i.e. een stukje maatwerk: welk traject past bij deze specifieke cliënt? (5 pt)

Wat is een BOZO en waarom is het belangrijk om er een te hebben?

BOZO =


-beste optie zonder overeenstemming. (2 pt)


-Het is de norm waaraan je elk voorstel van de andere partij moet toetsen. (2 pt)


-Belangrijk om te hebben omdat het je, tijdens het onderhandelen, beschermt tegen het accepteren van voorstellen die te ongunstig zijn (2 pt) en


-tegen het verwerpen van voorstellen waarvan het in je belang zou zijn om deze te accepteren. (2 pt)


 

Zoek, bijvoorbeeld op internet, tenminste drie instellingen in de gemeente of regio waar jij woont, waarbinnen gebruik wordt gemaakt van casemanagement. Geef erbij aan om welk type casema- nagement het gaat, in termen van cliëntgericht vs cliëntgestuurd en zorgcoördinatie vs casema- nagement. Motiveer uw antwoorden.





 

Bv: Bureau Jeugdzorg Utrecht:
•    Cliëntgericht casemanagement: er is een maximale betrokkenheid en deelname van de cliënt
•    Vraaggestuurd: de vraag van de cliënt krijgt veel aandacht van de casemanager, het is het start- punt van het casemanagement. Het aanbod bepaald uiteindelijk mede of de cliënt krijgt wat hij vraagt
•    Onafhankelijke indicatiestelling: aparte, externe variant en
•    zowel uitgebreide als beperkte variant.


 


Verder valt te denken aan:
•    MEE
•    UWV (Werkbedrijf, wat voorheen CWI of het arbeidsbureau heette)
•    Casemanagement binnen een GGz-instelling
•    Gewdongen casemanagement (bijvoorbeeld in verslavingszorg / psychiatrie)
•    Casemanagement bij de gemeente

In het boek ‘Casemanagment’ staat op pagina 17: “Het voorkomen van aansluitingsproblemen op de (…) drie niveaus zal ongetwijfeld de doelmatigheid van de hulp- en dienstverlening vergroten. De overheid verwacht echter niet alleen een grotere doelmatigheid, maar ook een accentverlegging van ‘compenseren naar activeren’.”



Wat wordt er hier bedoeld met de begrippen ‘compenseren’ en ‘activeren’?



 

Compenseren:


daar waar de cliënt tekort komt, neemt de casemanager of de door de casemanager ingezette hulpverlening het over.



Activeren:


ondersteuning zonder onnodig verantwoordelijkheden over te nemen, gericht op het active- ren van mogelijkheden van de cliënt.

Probeer in je eigen woorden uit te leggen wat aanbodgerichte, vraaggerichte en vraaggestuurde hulpverlening inhouden.

Aanbodgerichte hulpverlening:


Er is een vast aanbod vanuit de hulpverleningsinstelling. De cliënt kan kiezen uit bestaande voorgeprogrammeerde vormen van hulpverlening.



Vraaggerichte hulpverlening:


Een maximale betrokkenheid en deelname van de cliënt bij het casemanagementproces, waarbij zijn eigen behoeften en eigen visie uitgangspunt zijn en niet datgene wat instellingen aan hulp aanbieden. De cliënt en de casemanager voeren samen de regie.


 


Vraaggestuurde hulpverlening:


De cliënt stuurt de hulpverlening met zijn vraag (de cliënt heeft de regie), zodat de vraag van de cliënt grotendeels de hulpverlening beïnvloedt.


 

Welke invloed heeft het gebruik van het model ‘cliënt centraal I’ op de assessment?


 


In het model ‘cliënt centraal I’ staat niet de cliënt centraal, maar de instelling of discipline.


 


In dit model verzamelt de casemanager informatie die hij/zij belangrijk vindt, om te bepalen wat hij/ zij als beste hulpverlening ziet. De cliënt wordt object van de hulpverlening en is  geen  gelijk- waardige partner in het proces.  


 


Dit  kan  moeilijkheden  geven  in  de  samenwerkingsrelatie  tussen de casemanager en cliënt.


 


Dit kun je bijvoorbeeld zien in filmfragment 1 en 3 op de cd-rom.


Ook heeft dit invloed op de motivatie van de cliënt: iemand is tenslotte minder gemotiveerd om iets te doen dat anderen hebben bedacht en willen, dan iets te doen wat hij/zij zelf heeft bedacht en wil.


 


De hele assessment zal er bovendien anders uitzien: in ‘model client centraal I’ is het bijvoorbeeld niet interessant om te achterhalen hoe het sociale netwerk van de client eruit ziet. Daar kan de hulpverlener weinig mee.


 


Bij model II is dat wel belangrijk. Het sociale netwerk helpt namelijk de benodigde hulp mobiliseren.

Wat is een hulpwens?


Geef ook 2 voorbeelden.


 



 

Een hulpwens is een tot probleem geworden oplossing die de cliënt niet zelf kan realiseren.


 


-Bijvoorbeeld wanneer een cliënt met een verstandelijke beperking in een specifiek tehuis wil gaan wonen, waar hij niet voor in aanmerking kan komen.


 


Er kunnen aspecten zijn aan dit specifieke tehuis, waar de cliënt behoefte aan heeft. Hij heeft deze behoefte vervolgens vertaald in bestaand aanbod.


 


-Een ander voorbeeld is een cliënt met een psychiatrische stoornis die zelfstandig wil wonen terwijl hij niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. Mogelijk is de behoefte van deze persoon om meer eigen ruimte te krijgen of om niet gezamenlijk te hoeven eten ’s avonds.


Dit heeft de cliënt vervolgens vertaald in een oplossing die niet mogelijk is.

Welke stappen moet de casemanager tijdens de assessment doorlopen?


 


I


V


D


O


G





 

•    Inventariseren van de behoeften van de cliënt
•    Vaststellen op welke gebieden deze behoeften liggen
•    Per gesignaleerd behoeftegebied de behoefte nuanceren in deelbehoeften
•    Omzetting van een genuanceerde behoefte in een hulpvraag met daaraan gekoppeld een doelstel- ling: wat moet er ten aanzien van die hulpvraag bereikt worden?
•    Per genuanceerde hulpvraag onderzoeken:
–    Welk aandeel kan de cliënt op zich nemen?
–    Welk aandeel kan de omgeving (het sociale netwerk) op zich nemen?
–    Welk aandeel moet de professionele hulp- en dienstverlening op zich nemen?

Nuanceren is een manier om te problematiseren.


Op welk moment in het proces van assessment gebruik je als casemanager ‘nuanceren met woord-betekenissen’?


Leg daarbij ook uit hoe deze methode werkt.


 


Tijdens het omzetten van behoeften in deelbehoeften wordt gebruik gemaakt van nuanceringstechnieken, zoals ‘nuanceren met woord-betekenissen’.


 


Het gaat er vooral om dat mensen hun situatie in een bredere context gaan zien (ruimere betekenis, of meer dan het ‘etiket’) en daarbij ook meer zicht krijgen op de mogelijkheden.

Gebruik de volgende casus bij het beantwoorden van vraag 8 t/m 10:



Moeder (42 jaar) is getrouwd met de vader van hun vier kinderen. Vader (46) is afkomstig uit Tunesië, moeder is Nederlandse. Ze zijn in Tunesië volgens de Islamitische wet getrouwd en wonen nu alweer vier jaar in Nederland. Hun jongste zoon is in Nederland geboren. De ouders van moeder wonen in dezelfde stad, maar daar hebben ze weinig contact mee. Met de familie van vader in Tunesië hebben ze regelmatig telefonisch contact. Ouders hebben een goed contact met een ander echtpaar in dezelfde wijk. Voor de buurvrouw doen ze regelmatig boodschappen. Daarnaast bezoeken ze regelmatig de Moskee.
Vader heeft een auto-ongeluk gehad. Hij krijgt op dit moment een WGA-uitkering en werkt 2 uur per dag. Met hulp van zijn reïntegratiecoach heeft hij kortgeleden een baan gevonden. Moeder werkt niet, zij heeft haar handen vol aan de kinderen en het huishouden.



De jongste zoon is geboren met een hartafwijking. Hij is nu 1 jaar oud en al drie keer geopereerd. De extra kosten die dit geeft, heeft ouders in financiële problemen gebracht. Voor hun zoon zelf worden ze heel goed geholpen door een MEE-consulent1.



 


 

Ouders hebben de laatste twee maanden hun rekeningen voor huur en energie niet kunnen betalen. Moeder maakt zich ernstige zorgen over de komende periode, ze slaapt erg slecht en ze heeft ook meer ruzie met haar man. Ze zou graag willen dat de geldproblemen verminderen en dat er weer rust is thuis. Ze voelt zich niet zo’n goede moeder nu ze ook slecht slaapt en snel geïrriteerd is. Ze wil er graag emotioneel weer voor haar kinderen kunnen zijn.

Vraag 8



Op welke behoeftegebieden liggen de vragen van de cliënt?




•    Inkomen
•    Relaties: het gezin
•    Geestelijke gezondheid

Vraag 9
Maak een ecogram van de bovenstaande casus.


 

Vraag 10



Wat is de meerwaarde om het ecogram samen met de cliënt te maken?



In deze casus kunnen bijvoorbeeld de afzonderlijke cliënten uit het cliëntsysteem hun eigen netwerk beschrijven. Je krijgt dan een beter zicht op bijvoorbeeld vriendjes en vriendinnetjes, scholen en clubs en verenigingen.


 


Alleen als een ecogram samen gemaakt wordt, wordt zowel de cliënt als de werker zich bewust van het netwerk (en de mogelijke steunbronnen) rondom de cliënt.


 


Daarnaast levert het gezamenlijk maken vaak ook meer informatie op over het gehele netwerk, maar ook over de ervaring en beleving van de cliënt zelf.

Vraag 11



Wat zijn probleemvelden?


 


Geef een voorbeeld.


 


Waarom is het van belang om deze te onderscheiden tijdens de assessment?



Probleemvelden zijn problemen die wel door de casemanager, maar niet door de cliënt worden gesignaleerd.


 


Probleemvelden beïnvloeden de aansluiting tussen de cliënt en omgeving. Het is belangrijk omdezeaansluitingsproblemen meetenemen inhethulpverleningsplan zodatdeze zich niet opstapelen.


 


Een probleemveld kan bijvoorbeeld zijn:


-slechte woonomgeving,


-geen goed Nederlands kunnen spreken,


-slechte persoonlijke verzorging, enzovoorts.


 


Voor meer voorbeelden: zie pagina 97-98 van het boek ‘Casemanagement’.

Vraag 12



Welke zes onderdelen moet een hulpverleningsplan bevatten? 


 


R


R


S


B


T


B



1.    De relavante behoeften waarop het plan is gebaseerd, worden gespecificeerd.
2.    De resultaatgerichte doelen worden benoemd.
3.    De subdoelen of stappen worden benoemd.
4.    Er wordt aangegeven wie met betrekking tot welk subdoel wat zal doen.
5.    Hoeveel tijd zal besteed worden aan welke activiteit, wordt gespecificeerd.
6.    Er wordt benoemd welke veranderingen verwacht worden bij het bereiken van ieder subdoel. (verwachtingen)

Vraag 13



Wat is het verschil tussen formele en informele monitoring? Wanneer zou je voor het eerste kiezen en wanneer voor het tweede?



-Formele monitoring:


is vooraf gestructureerd en vastgelegd in procedures. De casemanager gaat niet af op zijn eigen oordeel of impressies maar neemt als middelen gestandaardiseerde procedures.
Hiervoor wordt gekozen als je ‘harde gegevens’ wil verzamelen om te bezien of er voortgang is in het proces. Denk bijvoorbeeld aan een officiële evaluatie van het hulpverleningsplan.



-Informele monitoring:


De casemanager gebruikt zichzelf als monitoring instrument en gaat wel af op de eigen indrukken of het eigen oordeel.



Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden bij een crisis.

Vraag 14



Een probleem kan een sociaal probleem blijken, of een structureel probleem. Geef bij beiden aan om wat voor soort probleem het gaat en op welk gebied de oplossing gezocht moet worden.


 


Geef een voorbeeld van een sociaal en een structureel probleem.


 

-Een sociaal probleem


is een probleem veroorzaakt door gedrag van mensen, waarvan de gevolgen merkbaar zijn voor mensen buiten de directe levenssfeer van de betrokkene(n).



Dit is veranderbaar door beïnvloeding van betrokken personen en/of betrokken beleidsorganen en/of bedrijven.



Voorbeeld:


door overlast van jongeren in de speeltuin, is deze voor de kinderen onveilig. Ze kunnen hierdoor niet goed buiten spelen.


 



-Een structureel probleem


is een niet-persoonsgebonden probleem, waarvan de effecten in het persoonlijke en sociale leven problemen veroorzaken.



Een structureel probleem is veranderbaar door beïnvloeding van vertegenwoordigers van publieke instanties en van (semi)overheden.



Voorbeeld:


geen speeltuin of andere activiteiten in de wijk, waardoor er problemen in de invulling van vrije tijd ontstaat bij de kinderen.

Vraag 15



“De wijze waarop het hulpverleningsproces tot een einde is gebracht, beïnvloedt zowel het succes ervan alsook de relaties in de toekomst tussen hen die erbij betrokken waren.” (Uit het artikel ‘Het beëindigen van een hulpverleningsproces’, op de cd-rom)



Waarop let je als hulpverlener op voor een goede afsluiting?



•    Het vooruitzicht dat de hulpverlening beëindigd zal worden kan verschillende reacties bij de cli- ent of het cliëntsysteem oproepen. Afsluiten roept ook gevoelens op bij de casemanager. Om de psychologische context van afsluiten te begrijpen moeten zowel de reacties van de cliënt en cli- enstsysteem, als van de casemanager bezien worden. Als de werker geen goed zicht heeft op zijn eigen gevoelens m.b.t. afsluiten, dan kan hij gemakkelijk meegezogen worden in de reacties van het cliëntsysteem, in het bijzonder als dat systeem verwacht dat de hulpverlening verlengd zal kunnen worden.



•    Om cliënten voor te bereiden op afsluiten is het nuttig dat de werker vanaf het begin duidelijk is over het geplande tijdstip van afsluiting en dat hij het cliëntsysteem periodiek laat kijken naar voortgang en evaluatie.



•    Het kan nuttig zijn de frequentie of de duur van de contacten met de cliënt te verminderen tegen het eind van de geplande hulpverlening. Dit geleidelijk verminderen geeft de cliënt of het cliëntsys- teem de gelegenheid zich geleidelijk terug te trekken uit de relatie en meer verantwoordelijkheid te nemen voor taken die eerst door de werker werden verricht. (Maar dit is niet altijd mogelijk.)



•    Als er de mogelijkheid is dat het contact in de toekomst indien nodig weer opgestart kan worden (bijvoorbeeld voor noodgevallen), moet de casemanager duidelijk zijn naar de cliënt toe over de aard en omvang van zijn relatie met hen nadat het contact is afgesloten. In zekere zin moet er weer een nieuw contract gesloten worden.