Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
116 Cards in this Set
- Front
- Back
Hoofdstuk 2 Wat is casemanagement?
2.1 Casemanagement in de literatuur
|
er vanuit verschillende werkvelden waarbinnen casemanagement wordt uitgevoerd allerlei omschrijvingen van het begrip worden gegeven.
Wat wel steeds overeenkomt binnen de definities is dat het gaat om het coördineren van een samenhangend hulppakket rondom een cliënt en zijn hulpvraag. |
|
2.2 Centrale uitgangspunten van casemanagement |
1. De case, degene die om hulp vraagt. Niet het probleem maar de vraag dient als uitgangspunt genomen te worden. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden en krachten van de omgeving van de cliënt. De cliënt dient zich actief te verhouden tot zijn context.
|
|
|
degene die om hulp vraagt. Niet het probleem maar de vraag dient als uitgangspunt genomen te worden. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden en krachten van de omgeving van de cliënt. De cliënt dient zich actief te verhouden tot zijn context. |
|
2 Het management, |
in de zin van organiseren, coördineren en regelen van diensten, zorg en hulp. De casemanager organiseert en begeleidt het hulpverleningsproces op basis van het hulpverleningsplan en de daarin gemaakte afspraken. |
|
3. Het gehele traject van |
vraag naar aanbod, het casemanagement loopt vanaf het begin (de aanmelding) totdat de volledig georganiseerde hulpverlening wordt afgesloten.
|
|
4. Casemanagement beperkt zich tot |
complexe problematiek of continuïteitsproblematiek. Het wordt ingezet wanneer voor de hulpvraag van de cliënt verschillende disciplines of instellingen nodig zijn om een goed en volledig hulpverleningsaanbod te doen. Een ander geval waarin casemanagement kan worden ingezet is wanneer hulpverlening voor langere duur nodig is.
|
|
5. De positie van de casemanager, |
hij of zij dient volledig onafhankelijk te zijn. De casemanager heeft bij geen enkele partij een eigen belang.
|
|
6. Casemanagement is geen |
beroepsgebonden activiteit, het is een functie die door ieder ander op zich genomen kan worden, ook door bijvoorbeeld een familielid van de cliënt. |
|
Casemanagement is meer dan alleen gericht zijn op coördinatie en samenwerking tussen autonome instellingen en disciplines. Er is tevens sprake van een andere, zo men wil nieuwe benadering van de behoeften van de cliënt (Davies and Challis, 1986).
1. B 2. A 3. S 4. I 5. I 6. D 7. E |
1. Er is sprake van een bredere vorm van diagnostiek (assessment) op grond waarvan de gewenste doelen en de benodigde vaardigheden en de mogelijke hulpbronnen uit de omgeving vastgesteld kunnen worden.
2. De cliënt is actief betrokken bij de voorbereiding en de uitvoering van de hulpverlening. Tijdens het gehele proces is het de bedoeling dat de cliënt zijn programma mee bepaalt en ook begrijpt. Daar moeten procedures en technieken voor uitgewerkt worden.
3. Er moet een systematisch individueel begeleidingsplan opgesteld worden, waarin alle stappen beschreven staan die gezet moeten worden om de gewenste doelen te bereiken.
4. Er dient een inschatting van de omgeving (onderdeel van assessment) en een eventuele verandering daarvan plaats te vinden (de omgeving als object van interventie). Om met de aangeleerde vaardigheden succesvol te kunnen functioneren in de eigen omgeving, moet daarvoor voldoende steun voor de cliënt of het cliëntsysteem aanwezig zijn. Die steun kan bestaan uit immateriële voorzieningen (bijvoorbeeld contacten met anderen) en uit materiële voorzieningen (bijvoorbeeld huisvesting, werk, vervoer).
5. Er is sprake van integratie van formele en informele zorg. Het is van groot belang familie, vrienden en kennissen van een cliënt niet te zien als mensen die een deel van de professionele hulp over kunnen nemen, maar als mensen die onderdeel uitmaken van een systeem waartoe ook de cliënt en de professionele hulpverlener behoren. Zij moeten bijvoorbeeld geïnstrueerd worden over wat hun aandeel kan zijn, betrokken worden bij de opstelling van het begeleidingsplan en eens in de zoveel tijd ontlast worden van hun (zware) taak, om uitputting tegen te gaan. Er is dus altijd sprake van een hulpverleningsteam waarvan cliënt, (leden van) diens sociale netwerk en professionals deel uit maken.
6. Verwijzingen dienen doelgericht te zijn. Vaak zijn diensten nodig die verzorgd worden door andere instellingen. De verwijzingen dienen doelgericht in plaats van activiteitgericht te zijn. Dit houdt in dat een verwijzing naar bijvoorbeeld een dagbestedingsproject op zich niet afdoende is, maar dat dit dient te gebeuren in het kader van een duidelijk geformuleerde doelstelling: wat moet met de dagbesteding bereikt worden?
7. Dat houdt een regelmatige evaluatie in die gebruikt wordt om te kijken of het begeleidingsplan moet worden bijgesteld. |
|
Casemanagement richt zich niet alleen op het organiseren en coördineren van hulpverlening, er is een andere methode om de behoeften van de cliënt in kaart te brengen. Er wordt allereerst
|
uitgebreid stilgestaan bij het in kaart brengen van de cliëntsituatie (assessment).
Er wordt van de cliënt een actieve houding gevraagd bij het hulpverleningsproces. De cliënt weet wat het begeleidingsplan inhoudt en heeft zelf invloed bij het opstellen hiervan. Het begeleidingsplan bevat alle stappen die bijdragen aan het realiseren van de gestelde doelen.
Ten slotte houdt de benadering in dat er regelmatig geëvalueerd dient te worden om te kijken of het begeleidingsplan aangepast moet worden. Bij casemanagement zijn er verschillende opeenvolgende taken die een casemanager dient uit te voeren: |
|
Er wordt van de cliënt een |
actieve houding gevraagd bij het hulpverleningsproces.
De cliënt weet wat het begeleidingsplan inhoudt en heeft zelf invloed bij het opstellen hiervan. Het begeleidingsplan bevat alle stappen die bijdragen aan het realiseren van de gestelde doelen.
|
|
De context van de cliënt wordt vervolgens |
in kaart gebracht, dit is tevens een onderdeel van het assessment.
Professionele en niet-professionele zorg worden verenigd. Verwijzingen moeten niet activiteitgericht zijn maar doelgericht. Het doel van de dienst of zorg waarnaar verwezen wordt, dient duidelijk te zijn bij de aanbieder. |
|
Ten slotte houdt de benadering in dat |
er regelmatig geëvalueerd dient te worden om te kijken of het begeleidingsplan aangepast moet worden. |
|
Bij casemanagement zijn er verschillende opeenvolgende taken die een casemanager dient uit te voeren: |
• Assessment: een uitgebreide en adequate diagnostiek
|
|
Casemanagement is meer dan alleen gericht zijn op coördinatie en samenwerking tussen autonome instellingen en disciplines. Er is tevens sprake van een andere, zo men wil nieuwe benadering van de behoeften van de cliënt (Davies and Challis, 1986).
|
1. Er is sprake van een bredere vorm van diagnostiek (assessment) op grond waarvan de gewenste doelen en de benodigde vaardigheden en de mogelijke hulpbronnen uit de omgeving vastgesteld kunnen worden.
|
|
Veel hulpverleners zullen, wanneer ze deze punten lezen, stellen dat zij allang op deze manier werken en daarmee het casemanagement tot' de nieuwe kleren van de keizer' uitroepen. Nu zal het zeker zo zijn dat er hulpverleners zijn die casemanagement-achtige taken vervullen.
Willen we werkelijk spreken van casemanagent (Van Lieshout 1991):
|
|
|
Casemanagement, zo stelden we al eerder, is meer dan alleen |
organiseren van de benodigde hulp- en dienstverlening. Het is een raaamwerk waarbinnen vernieuwde hulp- en dienstverlening met en voor mensen met meervoudige problematiek kan worden opgezet, uitgevoerd en getoetst. |
|
Casemanagement richt zich niet alleen op het organiseren en coördineren van hulpverlening, er is een andere methode om de behoeften van de cliënt in kaart te brengen.
Er wordt allereerst uitgebreid stilgestaan bij het in kaart brengen van de cliëntsituatie (assessment).
Er wordt van de cliënt een
|
actieve houding gevraagd bij het hulpverleningsproces. De cliënt weet wat het begeleidingsplan inhoudt en heeft zelf invloed bij het opstellen hiervan. Het begeleidingsplan bevat alle stappen die bijdragen aan het realiseren van de gestelde doelen. |
|
De context van de cliënt wordt vervolgens in kaart gebracht, dit is tevens een onderdeel van het assessment.
Professionele en niet-professionele zorg worden verenigd. Verwijzingen moeten niet activiteitgericht zijn maar doelgericht. H
et doel van de dienst of zorg waarnaar verwezen wordt, dient |
duidelijk te zijn bij de aanbieder. Ten slotte houdt de benadering in dat er regelmatig geëvalueerd dient te worden om te kijken of het begeleidingsplan aangepast moet worden. |
|
Bij casemanagement zijn er verschillende opeenvolgende taken die een casemanager dient uit te voeren:
A P M L |
• Assessment: een uitgebreide en adequate diagnostiek het opstellen van een samenhangend en compleet hulpverleningsplan consequent de hulp- en dienstverlening evalueren het creëren van een uitvoeringsteam dat het geheel van de individuele bijdrage overtreft
|
|
2.3 Niveaus van coördinatie
I T U
|
• Op het niveau van instellingen (coördinatie op managementniveau) |
|
• Op het niveau van instellingen (coördinatie op managementniveau) |
Op dit niveau houden ze zich bezig met de ontwikkeling van het beleid met betrekking |
|
• Op het niveau van het teamoverleg (cliëntteamcoördinatie) |
Op dit niveau houden ze zich bezig met het opzetten en coördineren van hulp- en |
|
• Op het niveau van de uitvoerende hulpverlening (coördinatie op het niveau van de cliënt) |
Coördinatie op cliëntniveau (casemanagement) komt in de praktijk het meeste voor.
|
|
De manier waarop casemanagement wordt gezien, blijkt anders te zijn dan zoals het zou moeten: |
een activiteit die zich met een methodische werkwijze richt op het organiseren van hulpverlening en het emanciperen van de cliënt. |
|
2.3 Niveaus van coördinatie
|
|
|
2.4 Cliëntgericht casemanagement en instellingsgericht casemanagement
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen
|
-cliëntgericht casemanagement en -instellingsgericht casemanagement.
Vormen van casemanagement die als uitgangspunt de zelfbeschikking van de cliënt hebben en aandacht hebben voor het sociale netwerk van de cliënt, behoren tot cliëntgericht casemanagement. De cliënt wordt in deze vorm van casemanagement zo veel mogelijk betrokken bij het opstellen van doelen en een werkplan.
De behoeftes en visie van de cliënt vormen het uitgangspunt en niet het aanbod van instellingen. Dit wordt ook wel vraaggerichte hulpverlening genoemd.
Onder instellingsgericht casemanagement vallen de vormen van casemanagement waarbij instellingen onder elkaar afspraken hebben gemaakt over behandel- en hulpverleningsplannen.
De cliënt kan bij een vorm van instellingsgericht casemanagement kiezen uit bestaande vaste vormen van hulpverlening. Dit wordt ook wel aanbodgerichte hulpverlening genoemd. |
|
Vormen van casemanagement die als uitgangspunt de zelfbeschikking van de cliënt hebben en aandacht hebben voor het sociale netwerk van de cliënt, behoren tot |
cliëntgericht casemanagement. De cliënt wordt in deze vorm van casemanagement zo veel mogelijk betrokken bij het opstellen van doelen en een werkplan.
De behoeftes en visie van de cliënt vormen het uitgangspunt en niet het aanbod van instellingen. Dit wordt ook wel vraaggerichte hulpverlening genoemd.
Onder instellingsgericht casemanagement vallen de vormen van casemanagement waarbij instellingen onder elkaar afspraken hebben gemaakt over behandel- en hulpverleningsplannen.
De cliënt kan bij een vorm van instellingsgericht casemanagement kiezen uit bestaande vaste vormen van hulpverlening. Dit wordt ook wel aanbodgerichte hulpverlening genoemd. |
|
De behoeftes en visie van de cliënt vormen het uitgangspunt en niet het aanbod van instellingen. Dit wordt ook wel |
vraaggerichte hulpverlening genoemd.
Onder instellingsgericht casemanagement vallen de vormen van casemanagement waarbij instellingen onder elkaar afspraken hebben gemaakt over behandel- en hulpverleningsplannen.
De cliënt kan bij een vorm van instellingsgericht casemanagement kiezen uit bestaande vaste vormen van hulpverlening. Dit wordt ook wel aanbodgerichte hulpverlening genoemd. |
|
Onder instellingsgericht casemanagement vallen de vormen van |
casemanagement waarbij instellingen onder elkaar afspraken hebben gemaakt over behandel- en hulpverleningsplannen.
De cliënt kan bij een vorm van instellingsgericht casemanagement kiezen uit bestaande vaste vormen van hulpverlening. Dit wordt ook wel aanbodgerichte hulpverlening genoemd. |
|
De cliënt kan bij een vorm van instellingsgericht casemanagement kiezen uit bestaande vaste vormen van hulpverlening.
Dit wordt ook wel |
aanbodgerichte hulpverlening genoemd. |
|
2.5 Aanbodgerichte hulpverlening: de functionele benadering en de programmatische hulpverlening
|
functies die je kunt zien als clusters van inhoudelijk samenhangende werkzaamheden die typerend zijn voor een bepaalde vorm van hulp- of dienstverlening.
Bij deze benadering wordt iedere functie financieel omgezet in vaste budgetten. Deze term is in de praktijk vervangen door programmatische hulpverlening, het denken in programma’s.
Binnen onder andere de jeugdhulpverlening en de GGZ is het denken in programma’s ingevoerd in de praktijk.
Programmatische hulpverlening in de jeugdhulpverlening
Volgens de rijksoverheid dient er gestreefd te worden naar hulp op maat, maar de praktijk wijst uit dat er niet vanuit dit uitgangspunt hulp wordt geboden. Er wordt beschikbare zorg aangeboden en geen hulp op maat. |
|
Bij deze benadering wordt iedere functie financieel omgezet in vaste budgetten. Deze term is in de praktijk vervangen door |
programmatische hulpverlening, het denken in programma’s.
Binnen onder andere de jeugdhulpverlening en de GGZ is het denken in programma’s ingevoerd in de praktijk.
Programmatische hulpverlening in de jeugdhulpverlening
Volgens de rijksoverheid dient er gestreefd te worden naar hulp op maat, maar de praktijk wijst uit dat er niet vanuit dit uitgangspunt hulp wordt geboden. Er wordt beschikbare zorg aangeboden en geen hulp op maat. |
|
Binnen onder andere de jeugdhulpverlening en de GGZ is het denken in programma’s ingevoerd in de praktijk.
Programmatische hulpverlening in de jeugdhulpverlening. |
een aantal functies en varianten met ieder een vast budget.
Volgens de rijksoverheid dient er gestreefd te worden naar hulp op maat, maar de praktijk wijst uit dat er niet vanuit dit uitgangspunt hulp wordt geboden. Er wordt beschikbare zorg aangeboden en geen hulp op maat. |
|
Volgens de rijksoverheid dient er gestreefd te worden naar |
hulp op maat, maar de praktijk wijst uit dat er niet vanuit dit uitgangspunt hulp wordt geboden.
Er wordt beschikbare zorg aangeboden en geen hulp op maat. |
|
Programmatische hulpverlening in de GGZ
Maar ondanks dit
|
hebben ze toch nog steeds maken met het risico om meer aanbodgericht te werk te gaan dan dat ze vraaggericht hulp aanbieden. |
|
2.6 Modellen van casemanagement
T I M |
• Therapeutisch of ‘clinical’ casemanagement
|
|
• Therapeutisch of ‘clinical’ casemanagement
|
De persoon die het casemanagement op zich neemt is tevens therapeut. Behandeling |
|
• Individuele begeleider |
De casemanager is binnen dit model degene die tussen de cliënt en de instellingen in staat. De casemanager heeft dagelijks contact met de cliënt en richt zich dan voornamelijk op het zorg dragen voor het behoud en de ontwikkeling van het sociale netwerk van de cliënt en op het trainen van vaardigheden. Deze vorm van casemanagement is uitermate geschikt wanneer men opname wil voorkomen of wanneer de cliënt dient te revalideren. |
|
• Makelaarsmodel |
De casemanager heeft binnen dit model een bemiddelende functie waarbij hij tussen |
|
2.7 Verschillende varianten
|
|
|
|
de casemanager maakt deel uit van de georganiseerde hulpverlening (intern) of hij is |
|
|
de casemanager neemt het gehele traject op zich (uitgebreid) of hij beperkt zich tot
|
|
• Bijkomende versus aparte variant |
een casemanager kan volledig los staan van de hulpverlening en maakt hier zelf geen deel van uit (apart).
De rol van casemanager kan echter ook opgepakt worden door een hulpverlener die betrokken is bij de cliënt vanuit de georganiseerde hulpverlening (bijkomend). |
|
2.8 Vraaggerichte of vraaggestuurde hulpverlening
|
samen de regie.
Samen kijken ze zoveel mogelijk naar de hulpvraag van de cliënt. Dit betekent niet dat de cliënt dan ook alles krijgt waar hij om vraagt.
Bij vraaggestuurde hulpverlening heeft de cliënt de regie in handen. Hij is degene die met behulp van zijn hulpvraag de hulpverlening stuurt. De hulpvraag staat hierdoor wat centraler dan bij vraaggerichte hulpverlening. Hoewel de kans dat de cliënt krijgt waar hij om vraagt wel hoger is dan bij vraaggerichte hulpverlening, heeft hij nog steeds geen garantie dat hij ook daadwerkelijk krijgt waar hij om vraagt. |
|
Bij vraaggestuurde hulpverlening heeft de cliënt |
de regie in handen. Hij is degene die met behulp van zijn hulpvraag de hulpverlening stuurt.
De hulpvraag staat hierdoor wat centraler dan bij vraaggerichte hulpverlening. Hoewel de kans dat de cliënt krijgt waar hij om vraagt wel hoger is dan bij vraaggerichte hulpverlening, heeft hij nog steeds geen garantie dat hij ook daadwerkelijk krijgt waar hij om vraagt. |
|
2.9Functies van de casemanager
|
• uitvoeren van taken in opdracht van de cliënt en het |
|
Moxley maakt een onderverdeling in indirecte en directe functies. |
• Directe functies zijn de taken die de casemanager op zich neemt tijdens het cliëntencontact. Denk hierbij aan het aanleren van vaardigheden aan de cliënt of het geven van informatie aan de cliënt.
Om dit te verwezenlijken zijn er zes strategieën: |
|
Om dit te verwezenlijken zijn er zes strategieën: |
• Belangen behartigen voor cliënten. |
|
2.10 Wie is de casemanager?
|
diverse beroepsgroepen worden uitgevoerd.
Van een casemanager wordt een andere benadering van de cliënt gevraagd dan binnen de reguliere hulpverlening (bijvoorbeeld maatschappelijk werk). De benadering dient opener, breder, creatiever en integraler te zijn. |
|
Van een casemanager wordt een andere benadering van de cliënt gevraagd dan binnen |
de reguliere hulpverlening (bijvoorbeeld maatschappelijk werk). De benadering dient opener, breder, creatiever en integraler te zijn. |
|
Zowel Willems als Le Grand schetsen een profiel van een casemanager.
|
1. De casemanager moet handelend kunnen optreden in crisissituaties of bij conflicten. |
|
Willems (1991:11) benoemt een aantal vaardigheden van de casemanager : 'De casemanager kan:
|
a. methodisch, planmatig werken zoals mensen in verpleegkundige beroepen dat kunnen; |
|
We moeten ons ervan bewust zijn dat we daarmee een duizendpoot aan het creëren zijn: iemand die heel veel moet weten en kunnen.
Daarom is het ook goed te benoemen wat een casemanager niet hoeft te weten of te kunnen: |
• hij hoeft geen jurist, arbeidsdeskundige, arts, maatschappelijk werker of (bij)scholingsdeskundige te zijn.
|
|
hij moet er wel voor zorgen dat de betrokkenen
|
hun werk aan elkaar toetsen.'
'Casemanagement is niemands voorrecht, voor ieder een plicht en voor sommigen een taak.' |
|
zorgverlening is iets anders is als hulp- en dienstverlening.
Door de term 'zorg' te gebruiken wordt al snel de verbinding gelegd met de cliënt als object van zorg.
Dat dit meer is dan een woordenspel wordt duidelijk in de beschreven experimenten op het gebied van zorgvernieuwing .
We constateren hier twee bepalende factoren:
|
a. het gaat bij de beschreven doelgroepen meestal om drie specifieke groepen, namelijk om:
-1 mensen met (ernstige) psychiatrische problematiek, al dan niet in combinatie met ver slavingsproblematiek,wat zich vertaalt in verwaarlozing, conflicten, zwerven, vereenza ming.
-2. In de tweede plaats gaat het om mensen met een verstandelijke handicap die vaak aangewezen zijn op verzorging of op langdurige hulpverlening .
-3. In de derde plaats gaat het om ouderen die zonder hulp van derden niet zelfstandig kunnen wonen of zichzelf verzorgen. Het betreft dus mensen die om een of andere reden niet in staat zijn hetzij voor zichzelf op te komen, hetzij voor zichzelf te zorgen of beide. Invele gevallen bestaat ook niet de verwachting dat betrokkenen beter voor zichzelf zullen leren zorgen, maar wordt er aangestuurd op het opbouwen en/of uitbreiden van hun netwerken, al dan niet institutioneel, opdat zij zo lang mogelijk buiten instituties als psychiatrische inrichtin gen, tehuizen voor verstandelijk gehandicapten of verzorgingstehuizen voor bejaarden kunnen blijven.
Een hoofdstuk apart vormt de zorg voor kinderen van drugverslaafde ouders.Hier gaat het vooral om het organiseren van zorg gecombineerd met controle ten behoeve van de (zeer jonge) kinderen die vaak zelf als gevolg van de verslaving van de moeder tijdens de zwangerschap, verslaafd geboren zijn.
Dit adagium wat in alle verslagen en beleidsstukken terugkeert refereert aan de 'overkill' aan zorg zoals die jarenlang gegeven werd en wordt in de vorm van langdurige opnamen in psychiatrische ziekenhuizen en tehuizen. |
|
We zullen in alle vernieuwingen zorgvuldig moeten zoeken naar het 'lerend' aspect in die vernieuwingen en moeten dan vaak constateren dat vernieuwing in de zorg in vele gevallen betekent 'vernieuwing in de wijze waarop zorg wordt aangeboden' en niet betekent dat |
er ook echt op basis van de vraag van de cliënt nieuwe vormen van zorg worden ontwikkeld. |
|
1. Op het niveau van instellingen;
Coördinatie op het niveau van instellingen houdt zich bezig met: |
Coördinatie op het niveau van instellingen is dus coördinatie op managementniveau. Dit wordt soms ten onrechte casemanagement op managementniveau genoemd. Er is echter geen sprake van een case {Kees) en dus niet van casemanagement . |
|
1.
Coördinatie op het niveau van het uitvoeringsteam betekent : |
Het hulpverleningsteam bestaat uit professionals van verschillende instellingen en disciplines, zo mogelijk de cliënt zelf, personen die deel uitmaken van het netwerk van de cliënt en eventuele vrijwilligers.
De inbreng van elk van de deelnemers van het team (inclusief de cliënt) zal op elkaar afgestemd en gecoördineerd (samenvoeging van taken tot één geheel) moeten worden tot een kwalitatief en houtsnijdend integraal hulpaanbod.
Men kan hier spreken van 'cliëntteam-coördinatie'. |
|
1.
Coördinatie op het niveau van de cliënt: casemanagement |
Ook familieleden en vrienden van chronisch psychiatri sche patiënten verrichten casemanagementfuncties . Casemanagement is echter meer dan het uitvoeren van (enkele) casemanagementtaken .
De manier waarop casemanagement wordt gezien, blijkt anders te zijn dan zoals het zou moeten: een activiteit die zich met een methodische werkwijze richt op het organiseren van hulpverlening en het emanciperen van de cliënt. |
|
De manier waarop casemanagement wordt gezien, blijkt anders te zijn dan zoals het zou moeten: |
een activiteit die zich met een methodische werkwijze richt op het organiseren van hulpverlening en het emanciperen van de cliënt. |
|
'Working Apart Together'
De taak van deze laatste is vooral het vertrouwen van de cliënt te winnen en vervolgens te werken aan het vergroten van de handelingsbekwaamheid van de cliënt. Hoewel er vraagtekens te zetten zijn bij het splitsen van deze functies is het samenwerkingsmodel 'Working Apart Together' om een aantal redenen opgezet als samenwerkingsmodel.
|
1. continuïteit van zorg: er is zowel voor de cliënt als voor andere instellingen tenminste altijd iemand van het hulpverleningskoppel bereikbaar; |
|
Wolf trok uit haar onderzoek nog enkele andere, interessante conclusies:
|
Terecht merkt Wolf op dat niet de casemanagers maar de top-managers uiteindelijk ver antwoordelijk zijn voor het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden die het werken als casemanager mogelijk maken. |
|
2.4 Cliëntgericht casemanagement en instellingsgericht casemanagement
|
Cliëntgericht casemanagement en instellingsgericht casemanagement
Rose (1992 p.VIII) maakt een onderscheid tussen cliëntgericht casemanagement en instellingsgericht casemanagement. |
|
Cliëntgericht casemanagement en vraaggerichte hulpverlening
|
uit gaan van de zelfbeschikking van de cliënt en de aandacht voor het sociale netwerk van de cliënt. Leidende gedachte hierbij is dat de casemanager ervan overtuigd is dat ieder mens in staat is om te leren, te groeien en zich te ontwikkelen.
In het casemanagement dient dit vertaald te worden in een maximale betrokkenheid en deelname van de cliënt bij het vaststellen van zijn doelen, bij het in kaart brengen van zijn behoeften en het opstellen van een werkplan waarbij zijn eigen behoeften en eigen visie uitgangspunt zijn en niet datgene wat instellingen aan hulp aanbieden. In Nederland noemen we dit vraaggerichte hulpverlening. |
|
Instellingsgericht casemanagement en aanbodgerichte hulpverlening
|
instellingen onderling afspraken gemaakt hebben over hulpverlenings- en behandelplannen.
Instellingen hebben onderling het terrein (soms ook letterlijk) verdeeld, heb ben vaststaande hulpverleningspakketten opgesteld en de cliënt dient zich daaraan aan te passen . In dergelijke vormen van casemanagement bestaat weinig tot geen aandacht voor concrete materiële behoeften van de cliënt, maar wordt zijn problematiek vertaald in een soort defect-modeldenken , waarbij factoren in de sociale context van de cliënt die hem beïnvloeden en mede aanleiding zijn tot zijn problemen, verwaarloosd worden .
Het is een soort 'consensus casemanagement' gericht op therapeutische behandeling, waardoor elementen als pleitbezorging en interventies in sociale systemen gedevalueerd worden. De empowerment van de cliënt bestaat dan alleen hieruit dat hij kan kiezen uit bestaande voorgeprogrammeerde vormen van hulpverlening .
In Nederland noemen we dit aanbodgerichte hulpverlening |
|
2.5 Aanbodgerichte hulpverlening: de functionele benadering en de programmatische hulpverlening Op diverse terreinen van de hulpverlening worden we geconfronteerd met een zogenaamde Functionele benadering. Een functionele benadering berust op |
te onderscheiden functies. Functies zijn te beschou wen als clusters van inhoudelijk samenhangende activiteiten die kenmerkend zijn voor een bepaalde vorm van hulp- of dienstverlening (bijvoorbeeld voor de jeugdhulpverlening, voor de zorg voor verstandelijk gehandicapte personen of voor de dienstverlening aan
De functionele benadering wordt financieel vertaald in vooraf vast te stellen budgetten per functie en per hulpvariant (een hulpvariant is een combinatie van functies). Overigens: de term 'functiegericht' is in de praktijk vervangen door termen die meer te maken hebben met '(zorg)programrna's'. We zullen daarom in het vervolg van de tekst spreken van 'programmatische hulpverlening'. De overstap van functiegericht denken naar het denken m programmas op terrein van de GGZ kreeg in de tweede helft van de jaren negentig definitief vorm en leidde tot het besluit de zorgprogrammering in de GGZ landelijk te sturen (GGZ Nederland 1998). Daartoe is een meerjarig landelijk ondersteuningsprogramma in
Op het terrein van de hulpverlening zijn er verschillende werksoorten aan te wijzen waarop het denken in programma 's ook in de praktijk is ingevoerd. Dit betreft de jeugdhulpverlening, de GGZ" de reclassering en op sommige plekken ook in de revalidatie . |
|
De functionele benadering wordt financieel vertaald in |
vooraf vast te stellen budgetten per functie en per hulpvariant (een hulpvariant is een combinatie van functies).
Overigens: de term 'functiegericht' is in de praktijk vervangen door termen die meer te maken hebben met '(zorg)programrna's'. We zullen daarom in het vervolg van de tekst spreken van 'programmatische hulpverlening'. De overstap van functiegericht denken naar het denken m programmas op terrein van de GGZ kreeg in de tweede helft van de jaren negentig definitief vorm en leidde tot het besluit de zorgprogrammering in de GGZ landelijk te sturen (GGZ Nederland 1998). Daartoe is een meerjarig landelijk ondersteuningsprogramma in werking gezet.
Op het terrein van de hulpverlening zijn er verschillende werksoorten aan te wijzen waarop het denken in programma 's ook in de praktijk is ingevoerd. Dit betreft de jeugdhulpverlening, de GGZ" de reclassering en op sommige plekken ook in de revalidatie . |
|
2.5.1 Programmatische hulpverlening in de jeugdhulpverlening
Van Houten en Prins (1995) vragen zich af of het zelfs wel mogelijk is om de kwaliteitseis van cliëntgericht werken vol te houden.
Zijn zorg- en hulpverleningsinstellingen wel in staat om aan te sluiten bij de werkelijke vraag ran de cliënt of worden deze vragen verstaan vanuit de eigen opvattingen over wat verantwoorde zorg is?
Zij constateren dat |
het in de praktijk er vaak op neer komt dat van de cliënt dan toch verwacht wordt dat deze bij het formuleren van de vraag rekening houdt met het nu eenmaal ter beschikking staande aanbod:
er wordt niet echt vertrokken vanuit de subject ieve ervaringswereld van degene die op zorg is aangewezen.
En dat ZlJ helaas gelijk hebben blijkt in 2009 bij de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg waarin een belangrijk uitgangspunt was dat ieder kind recht heeft op zorg:
ieder kind blijkt recht te hebben op beschikbare zorg, waarmee het uitgangspunt van zorg op maat onderuit gehaald is. |
|
2.5.2 Programmatische hulpverlening in de GGZ
|
Een ander instrument om de samenhang in de zorg te verhogen, zijn de zogenoemde zorgprogramma's.
Een zorgprogramma is 'een geheel van gespecificeerde en op elkaar afgestemde activiteiten en maatregelen (hulpaanbod), dat erop gericht is om bepaalde d iensten te verlenen of bepaalde effecten te bewerkstelligen (doel).
Het zorgprogramma is bestemd voor een gespecificeerde groep mensen loelgroep) met een overeen komstige problematiek of zorgbehoefte. |
|
Het zorgprogramma is bestemd voor |
een gespecificeerde groep mensen loelgroep) met een overeen komstige problematiek of zorgbehoefte. |
|
Zorgprogramma's zijn bedoeld om |
Veel instellingen beschikken over zorgprogra mma's, veelal ingedeeld naar diagnosegroepen . |
|
Ondanks de overtuiging van de positieve effecten va n de programma's, laat de implementatie, net als bij de richtlijnen, |
te wensen over. Ook blijkt dat de invloed van cliënten bij het maken va n de programma's nog minimaal is en dat er geen onderdelen van buiten de GGZ zijn opgenomen. |
|
belangen om de ontwikkeling van zorgprogramma's verder te stimuleren .
De belangrijkste argumenten hiervoor zijn: |
• Door de verdere doorontwikkeling en implementatie van zorgprogramma's zal de kwaliteit en samenhang in de zorg verbeteren . Hierbij is nadrukkelijk de inbreng van cliëntenorganisaties gewenst.
|
|
Overige veranderingen in de AWBZ
|
de zorg wordt teruggegeven aan de mensen; aan degene die zorg krijgt en degene die de zorg geeft. Daarom wordt er bijvoorbeeld meer geïnvesteerd in de wijkverpleegkundige . Daarnaast zal de overheid goed luisteren naar de praktijkerva ringen van professionals in de zorg; de mensen die langdurige zorg en ondersteuning krijgen moeten daarbij ook centraal staan.
Het zorgaanbod moet afgestemd zijn op de zorgvraag van de cliënt zelf. De bekostiging van de zorg is daar een belangrijk middel bij. Daarom wordt stap voor stap een 'cliëntvolgende bekostiging' ingevoerd. Hoe dat werkt, is te zien aan de invoering (per 1-1-2009) van 'zorgzwaartepakketten' (ZZP's) voor verblijf in een instelling. Met ZZP's krijgt de instelling niet meer betaald naar het aantal plekken dat zij heeft voor cliënten, maar naar het 'pakket zorg' dat de individuele cliënt nodig heeft.
Zorgaanbod volgt zodoende de zorgvraag, en niet andersom; de cliënt centraal stellen kan ook op andere manieren. Een goed voorbeeld daarvan is dat er in 2009 een regeling komt die kleinschalig wonen voor mensen met zwaardere vormen van dementie stimuleert. |
|
Henselmans (1990) maakt net als Reinke en Greenley (1986) onderscheid tussen
|
1. het caseworker model,
2. Het paraprofessionele model
3. Het team model, |
|
1. het caseworker model,
|
heeft iedere werker een eigen patiëntengroep met eigen kenmerken: jongeren, ouderen, verslaafden, et cetera. Een nadeel van dit model is dat de casewor- ker solistisch werkt, waardoor hij gemakkelijk overbelast kan raken. Afstand nemen van cliënten is moeilijk omdat de werker vrijwel de enige is die het intensieve contact met zijn cliënten onderhoudt. |
|
2. Het paraprofessionele model |
|
|
3. Het team model, |
In dit model wordt geprobeerd een relatie tot stand te brengen tussen team en cliënt. Het voordeel voor de hulpverleners is dat zij beschermd worden tegen overbelasting en dat vrij gemakkelijk gebruik gemaakt kan worden van allerlei specialisaties zoals die in het team aanwezig zijn. |
|
Ross beschrijft drie modellen voor casemanagement programma's: |
-Minimaal model -Coördinatie model -Uitgebreid model |
|
-Minimaal model
|
1. Outreach 5. hulp- en dienstverleners |
|
-Coördinatie model
|
1. Outreach 5. Belangenbehartiging |
|
-Uitgebreid model |
1. Outreach 5. Belangenbehartiging 6. Direct werken met de cliënt 9. Belangenbehartiging om tot de ontwikke ling van hulpbronnen te komen 10. Monitoring 12. Crisisinterventie |
|
2.7 Verschillende varianten
1. De b
|
1. De bijkomende versus de aparte variant;
1. De bijkomende versus de aparte variant; met de bijkomende wordt bedoeld dat één van de betrokken hulpverleners het casemanagement op zich neemt. In de aparte variant wordt iemand geheel vrijgemaakt voor deze functie.
|
|
1. De bijkomende versus de aparte variant; |
met de bijkomende wordt bedoeld dat één van de betrokken hulpverleners het casemanagement op zich neemt. In de aparte variant wordt iemand geheel vrijgemaakt voor deze functie.
|
|
2. De interne versus de externe variant; |
de casemanager is onderdeel van het hulpverle ningssysteem of staat daar geheel onafhankelijk van.
|
|
3. De beperkte of uitgebreide variant; |
de casemanager beperkt zich tot een gedeelte van het 'continuüm' (bijvoorbeeld alleen coördinatie van de uitvoering) of neemt het hele traject voor zijn rekening. |
|
2.8 Vraaggerichte of vraaggestuurde hulpverlening
In het voorgaande is al enkele malen gerept van vraaggestuurde en vraagerichte hulpver lening.
Er valt een onderscheid te maken tussen vraaggerichte en vraaggestuurde hulpverlening hoewel de termen soms gebruikt worden alsof er hetzelfde mee wordt bedoeld .
Vraaggericht wil zeggen dat |
aan de vraag van de cliënt zoveel mogelijk aandacht wordt besteed door zowel de cliënt als de professional . Zij voeren samen de regie. Maar vraaggericht werken wil niet zeggen dat de cliënt ook werkelijk krijgt wat hij vraagt. Het aanbod van de hulpverlening kan naar verhouding nog tamelijk dominant zijn.
Vraaggestuurd wil zeggen dat cliënt de hulpverlening stuurt met zijn vraag (de cliënt heeft de regie), zodat de vraag van de cliënt grotendeels de hulpverlening beïnvloedt. De kans voor de cliënt dat deze werkelijk krijgt wat hij vraagt is groter, maar vanzelfsprekend niet gegarandeerd .
Vraag gestuurd werken kan alleen wanneer de cliënt daartoe in staat is en over voldoende tfilädelën beschikt (bijvoorbeeld een persoonsgebonden budget) waarmee hij kán sturen. Werkelijk vraaggestuurd werken is ingrijpend en vergt een andere organisatie van de hulpverlening. |
|
Vraaggestuurd wil zeggen dat de cliënt |
de hulpverlening stuurt met zijn vraag (de cliënt heeft de regie), zodat de vraag van de cliënt grotendeels de hulpverlening beïnvloedt.
De kans voor de cliënt dat deze werkelijk krijgt wat hij vraagt is groter, maar vanzelfsprekend niet gegarandeerd . |
|
1. Vraag gestuurd werken kan alleen |
wanneer de cliënt daartoe in staat is en over voldoende tfilädelën beschikt (bijvoorbeeld een persoonsgebonden budget) waarmee hij kán sturen. Werkelijk vraaggestuurd werken is ingrijpend en vergt een andere organisatie van de hulpverlening. |
|
2. Er is een andere rem op het vraaggestuurd werken en dat is |
het feit dat maatwerk extra geld kost.
De meeste vrijheid heeft de hulpvrager nog wanneer deze besluit zelfstandig hulp in te kopen met behulp van zijn persoonsgebonden budget. |
|
3. In de derde plaats heeft vraagsturing gevolgen voor de wijze waarop door professionals hulp wordt verleend . Immers, |
wanneer de vraag van de cliënt bij wijze van spreken klakkeloos wordt gevolgd, rijzen er vragen met betrekking tot de professionele autonomie van de hulpverlener. |
|
Haken en ogen aan vraaggestuurd werken: |
1. Vraag gestuurd werken kan alleen wanneer de cliënt daartoe in staat is en over voldoende middelen beschikt (bijvoorbeeld een persoonsgebonden budget) waarmee hij kán sturen. Werkelijk vraaggestuurd werken is ingrijpend en vergt een andere organisatie van de hulpverlening.
2. Er is een andere rem op het vraaggestuurd werken en wel het feit dat maatwerk extra geld kost. De meeste vrijheid heeft de hulpvrager nog wanneer deze besluit zelfstandig hulp in te kopen met behulp van zijn persoonsgebonden budget.
3. In de derde plaats heeft vraagsturing gevolgen voor de wijze waarop door professionals hulp wordt verleend . Immers, wanneer de vraag van de cliënt bij wijze van spreken klakkeloos wordt gevolgd, rijzen er vragen met betrekking tot de professionele autonomie van de hulpverlener. |
|
|
in de gaten blijft houden dat hij, juist op basis van zijn professionaliteit, verantwoording moet kunnen afleg gen over de kwaliteit van zijn hulpverlening op basis van zijn professionele standaarden. |
|
ethische dilemma's
Wat te doen wanneer |
de cliënt vragen heeft die maatschappelijk om streden zijn? We denken hierbij met name bijvoorbeeld aan de discussie die speelt rond de kinderwens van mensen met een verstandelijke handicap. Met welke argumenten wordt de hulpverlener geconfronteerd en op basis waarvan neemt hij beslissingen?
Het zal duidelijk zijn dat intervisie of supervisie in dit soort situaties van groot belang zijn. |
|
2.9 Functies van de casemanager
|
• case manager,
• En we kunnen daar nog aan toevoegen: zorgconsulent, trajectbegeleider en gezinscoach . |
|
Wwe kunnen stellen dat de werkzaamheden, ongeacht de naam in twee hoofdclusters zijn samen te vatten, namelijk |
• het verrichten van werkzaamheden in opdracht van de cliënt en
Afhankelijk van wie de casemanager inschakelt, de cliënt of de zorgaanbieder, worden verschillende functies verricht. Wanneer de cliënt de casemanager inschakelt zal de nadruk liggen op ondersteunen van de cliënt op het terrein van wonen, werken, arbeid, onderwijs, vervoer, et cetera. De casemanager is ten opzichte van de hulp- en dienstverlenende instelling belanenbehartier en/of pleitbezorger van de client.
Wordt de casemanager ingeschakeld door de hulp- en dienstverlenende instelling dan ligt de nadruk op coördinatie en afstemming, hetgeen vooral aan de orde zal zijn in die situaties waarin sprake is van discontinuïteit in de hulpverlening door aansluitingsproblemen, hetzij van de kant van de cliënt hetzij van de kant van de hulpverlenende instanties. |
|
Afhankelijk van wie de casemanager inschakelt, de cliënt of de zorgaanbieder, worden verschillende functies verricht. Wanneer de cliënt de casemanager inschakelt zal de nadruk liggen op |
ondersteunen van de cliënt op het terrein van wonen, werken, arbeid, onderwijs, vervoer, et cetera. De casemanager is ten opzichte van de hulp- en dienstverlenende instelling belanenbehartier en/of pleitbezorger van de client.
Wordt de casemanager ingeschakeld door de hulp- en dienstverlenende instelling dan ligt de nadruk op coördinatie en afstemming, hetgeen vooral aan de orde zal zijn in die situaties waarin sprake is van discontinuïteit in de hulpverlening door aansluitingsproblemen, hetzij van de kant van de cliënt hetzij van de kant van de hulpverlenende instanties. |
|
Wordt de casemanager ingeschakeld door de hulp- en dienstverlenende instelling dan ligt de nadruk op |
coördinatie en afstemming, hetgeen vooral aan de orde zal zijn in die situaties waarin sprake is van discontinuïteit in de hulpverlening door aansluitingsproblemen, hetzij van de kant van de cliënt hetzij van de kant van de hulpverlenende instanties. |
|
Moxley maakt een onderverdeling in
|
indirecte en directe functies.
|
|
• Directe functies zijn de taken die |
de casemanager op zich neemt tijdens het cliëntencontact.
Denk hierbij aan het aanleren van vaardigheden aan de cliënt of het geven van informatie aan de cliënt.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan het veranderen van aspecten binnen de context/het sociale netwerk van de cliënt of het participeren in het uitbreiden van voorzieningen. |
|
• Indirecte functies zijn de taken die de casemanager op zich neemt met betrekking tot |
de manier waarop instellingen functioneren in relatie tot de cliënt.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan het veranderen van aspecten binnen de context/het sociale netwerk van de cliënt of het participeren in het uitbreiden van voorzieningen. |
|
Moxley (1989) maakt een onderscheid in directe en indirecte functies van de casemanager . De directe functies vervult de casemanager in het contact met de cliënt.
Dit betreft:
1. c 2. l 3. g 4. i 5. v 6. o |
1. crisisinterventie. De casemanager moet duect optreden wanneer blijkt dat de cliënt door een plotselinge gebeurtenis de situatie niet aankan;
|
|
De indirecte functies vervult de casemanager ten opzichte van de wijze waarop instellingen en instanties functioneren in relatie met zijn cliënt. Het kan hierbij gaan om:
1. werken aan v |
1. werken aan veranderingen in de wijze waarop instellingen hun hulp- en dienstverle ning in praktijk brengen, zodat nieuwe, meer geëigende vormen van hulp ontwikkeld worden, of waardoor cliënten die voorheen niet door die instellingen geholpen werden, in de toekomst wel hulp kunnen krijgen;
|
|
Hiertoe staan de casemanager 6 strategieën ten dienste:
1. Vervullen van de m 2. K 3. C 4. B 5. O 6. Het geven van t |
1. Vervullen van de makelaarsfunctie: 2. Koppelen van cliënten aan andere instellingen voor hulp- en dienstverlening 3. Coördineren van de hulp- en dienstverlening aan een cliënt 4. Belangen behartigen voor cliënten 5. Opbouwen van goede sociale netwerken 6. Het geven van technische steun en advies |
|
1. Vervullen van de makelaarsfunctie: 2. Koppelen van cliënten aan andere instellingen voor hulp- en dienstverlening 3. Coördineren van de hulp- en dienstverlening aan een cliënt 4. Belangen behartigen voor cliënten 5. Opbouwen van goede sociale netwerken 6. Het geven van technische steun en advies |
1. Vervullen van de makelaarsfunctie:
2. Koppelen van cliënten aan andere instellingen voor hulp- en dienstverlening
3. Coördineren van de hulp- en dienstverlening aan een cliënt
4. Belangen behartigen voor cliënten
5. Opbouwen van goede sociale netwerken
6. Het geven van technische steun en advies |
|
2.10 Wie is de casemanager?
|
het maatschappelijk werk.
Er is voorzichtigheid geboden met het direct claimen.
|
|
Er is voorzichtigheid geboden met het direct claimen.
Het gevaar is niet denkbeeldig dat meer tijd en energie gaat zitten in |
het betwisten van elkaars competentie om het casemanagement te mogen uitvoeren dan in het gezamenlijk als instellingen problematiseren van de situaties waarin casemanagement nodig is en het gezamenlijk zoeken naar oplossingen.
|
|
Het gaat bij het casemanagement dus om een samenstel van diverse kwaliteiten en vaardigheden die bij verschillende beroepsgroepen verspreid kunnen liggen.
Kandidaten voor casemanagement zijn onder te verdelen in drie groepen: |
Het moge duidelijk zijn dat met deze laatste groep zaken te doen zijn . Casemanagement vraagt immers om een andere benadering van de klant (breder, integraler, opener, creatie ver) dan veel hulpverleners in hun opleiding of hulpverleningspraktijk geleerd hebben. |
|
De derde groep staat hier ongetwijfeld het meest voor open. Casemanagement is niet zozeer een hulpverleningsmethode als wel een bepaalde functie, met het accent op organisatie en coördinatie van de hulp- en dienstverlening, belangenbehartiging en advisering.
Om de rol van casemanager op te kunnen nemen zijn een aantal vaardigheden en kwaliteiten vereist. De rol van casemanager kan door diverse beroepsgroepen worden uitgevoerd.
Van een casemanager wordt een andere benadering van |
de cliënt gevraagd dan binnen de reguliere hulpverlening (bijvoorbeeld maatschappelijk werk).
De benadering dient opener, breder, creatiever en integraler te zijn. |
|
2.11 Profiel van de casemanager
Zowel Willems als Le Grand schetsen een profiel van een casemanager.
|
• De casemanager moet handelend kunnen optreden in crisissituaties of bij conflicten. |
|
Willems benoemt een aantal vaardigheden van de casemanager : 'De casemanager kan:
|
|
|
We moeten ons ervan bewust zijn dat we daarmee een duizendpoot aan het creëren zijn: iemand die heel veel moet weten en kunnen.
Daarom is het ook goed te benoemen wat een casemanager niet hoeft te weten of te kunnen:
|
• hij hoeft geen jurist, arbeidsdeskundige, arts, maatschappelijk werker of (bij)scholingsdeskundige te zijn. |
|
2.12 Zorgvernieuwing, zorgcoördinatie, casemanagement We hebben in dit hoofdstuk aangegeven hoe in de literatuur en in de - tot nu toe nog vrij beperkte -uitvoeringspraktijk met casemanagement wordt omgegaan.
|
1. De terminologie 2. Zorgcoördinatie en casemanagement |
|
1. De terminologie
Door de term 'zorg' te gebruiken wordt al snel de verbinding gelegd met de cliënt als object van zorg. Dat dit meer is dan een woordenspel wordt duidelijk in de beschreven experimenten op het gebied van zorgvernieuwing .We constateren hier twee bepalende factoren: |
A. Het gaat bij de beschreven doelgroepen meestal om drie specifieke groepen, namelijk
Een hoofdstuk apart vormt de zorg voor kinderen van drugverslaafde ouders. Hier gaat het vooral om het organiseren van zorg gecombineerd met controle ten behoeve van de (zeer jonge) kinderen die vaak zelf als gevolg van de verslaving van de moeder tijdens de zwangerschap, verslaafd geboren zijn.
B. het gaat bij het aanbod vanuit instellingen vooral om 'zorg op maat'. Dit adagium wat in alle verslagen en beleidsstukken terugkeert refereert aan de 'overkill' aan zorg zoals die jarenlang gegeven werd en wordt in de vorm van langdurige opnamen in psychiatrische ziekenhuizen en tehuizen. |
|
2. Zorgcoördinatie en casemanagement
Echter: |
bij zorgcoördinatie bestaat niet de garantie dat de cliënt exact die zorg/hulp krijgt als waar hij om vraagt, maar bestaat de kans dat zijn 'zelfbepaling' ligt in het kunnen kiezen uit voorgeprogrammeerde vormen van hulp.
Er ligt bij zorgcoördinatie toch een sterke nadruk op verzorgen en zorgen voor. Wolf (1995) signaleert dit ook met haar vaststelling dat er naar verhouding weinig ontwikkelingsgerichte benaderingen in de door haar onderzochte zorgvernieuwingsprojecten aangetroffen werden.
Casemanagement functioneert ons inziens als een mogelijkheid voor mensen die sterk af hankelijk (lijken te) zijn van hulp- en dienstverlening , om de greep op hun leven (terug) te krijgen door de vervulling van hun - door hen zelf als zodanig benoemde - behoeften op door hen zelf gekozen wijzen en met door hen zelf (mede) gebruikte middelen. De casema nager zal de cliënt hierbij assisteren en doet dit door middel van coördineren en organise ren.
Deze visie toont ons inziens veel overeenkomst met de opvattingen van Droës en Van Weeghel (1994) met betrekking tot wat zij rehabilitatie noemen. |