• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/86

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

86 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Zoon van tante/oom
der Cousin (Cousins)
Dochter van tanta/oom
die Cousine (Cousinen)
Kleinkind
der Enkel (Enkel)
Kleindochter
die Enkelin (Enkelinen)
Familifeest
das Familienfest (Familienfeste)
Vakantie
die Ferien (Ferien)
Verjaardaggeschenk
daq Geburtstagsgeschenk (Geburtstagsgeschenke)
Grootouders
die Großeltern ()
huishouden
der Haushalt (Haushalte)
Huwelijk
die Hochzeit (Hochzeiten)
Neef
der Neffe (Neffen)
Nicht
die Nichte (Nichten)
Oma
die Oma (Omas)
Opa
der Opa (Opas)
Pasen
das Ostern ()
Gepensioneerde
der Rentner ()
Gepensioneerde
die Rentnerin (Rentnerinnen)
Schoonbroer
der Schwager (Sxhwager)
Schoonzus
die Schwägerin (Schwägerinnen)
Schoonzoon
der Schwiegersohn (Schwiegersöhne)
Schoondochter
die Schwiegertochter (Schwiegertöchter)
Familielid
der/die Verwandte (Verwandten)
Verwantschap
die Verwandtschaft (Verwandtschaften)
Oom
der Onkel (Onkel)
Boeket
der Blumenstrauß (Blumensträuße)
Datum
das Datum (Daten)
Uitnodiging
die Einladung (Einladungen)
succes
der Erfolg (Erfolge)
Herinnering
die Erinnerung (Erinnerungen)
Karnaval
die FastNacht ()
Feestdag
der Feiertag (Feiertage)
geschenk
das Geschenk (Geschenke)
gelukwensen
der Glückwunsch (Glückwünsche)
Jaar
das Jahr (Jahre)
Kalender
der Kalender (Kalender)
Kaastaart
der Käsekuchen ()
Kaars
die Kerze (Kerzen)
Kookpot
der Kochtopf (Kochtöpfe)
Licht
das Licht (Lichter)
Lied
das Lied (Lieder)
Konfituur
die Marmelade (Marmeladen)
Muziek
die Musik (Musiken)
Nieuwjaar
das Neujahr ()
Party
die Party (Partys)
Pinksteren
das Pfingstern ()
Onderzoek
die Prüfung (Prüfungen)
Chocolade
die Schokolade ()
Taxi
das Taxi (Taxis)
Ongeval
der Unfall (Unfälle)
Oudejaarsavond
das Weihnachten ()
Kerstboom
der Weihnachtsbaum (Weihnachtsbäume)
Kursus
der Kurs (Kurse)
vloer
der Boden (Bödn)
bank, divan
die Couch (Couchen)
salontafel
der Couchtisch (Couchtische)
eettafel
der Esstisch (Esstische)
kleur
die Farbe (Farben)
venster
das Fenster (Fenster)
vorm
die Form (Formen)
apparaat
das Gerät (Geräte)
Keukenrek
das Küchenregal (Küchenregale)
Microgolfoven
die Mikrowelle (Mikrowellen)
Pan
die Pfanne (Pfannen)
affiche
das Poster (Poster)
ruimte
der Raum (Räume)
rek
das Regal (Regale)
overschot
der Rest (Reste)
slaapkamer
das Schlafzimmer (Schlafzimmer)
schrijftafel
der Schreibtisch (Schreibtische)
Sofa
das Sofa (Sofas)
staande lamp
die Stehlampe (Stehlampen)
tapijt
der Teppich (Teppiche)
gordijn
der Vorhang (Vorhänge)
Muur
die Wand (Wände)
Zetel
der Sessel (Sessel)
Kookfornuis
der Herd (Herde)
Vaat
das Geschirr (Geschirre)
bord
der Teller (Teller)
vork
die Gabel (Gabeln)
mes
das Messer (Messer)
lepel
der Löffel (Löffel)
tas
die Tasse (Tassen)
stap
der Schritt (Schritte)
advertentie
die Anzeige (Anziegen)
Badwand
die Badenwanne (Badenwannen)
Wasbekken
das Waschbecken ()